Op dat moment hoorde ze opgewonden gejoel, en kinderen schreeuwen, maar boven alles uit hoorde ze een schrille kreet om hulp.
Zich omdraaiend zag ze een groepje kinderen samendrommen rond een gestalte op de grond. Ze zag vuistslagen en schoppende bewegingen en een stok die met een misselijkmakend geweld op de figuur neerkwam. Weer die schrille angstkreet. Crysania keek de mensen om zich heen geschokt aan, maar niemand scheen iets ongewoons op te merken.
Ze nam haar witte mantels in de hand en rende naar de kinderen toe. Naderbij komend zag ze onmiddellijk dat het lijdend voorwerp niets meer dan een kind was! Een jongen nog! En overduidelijk was ook dat ze hem aan het vermoorden waren. Ze haalde uit naar een van de kinderen om hem naar achteren te trekken, maar toen het kind haar aanraking bemerkte, draaide het zich om en keek haar intens aan. Crysania week geschrokken achteruit.
Het gezicht van het kind was lijkbleek, als van een dode. De bleke huid stond strakgespannen over de botten en de lippen waren lichtviolet. Het kind toonde haar woedend zijn tanden, zwart en rottend, en haalde venijnig klauwend uit. Lange nagels drongen haar huid binnen en ze ervoer een stekende, verlammende pijn. Hijgend liet ze het kind los en het ging, met een afschuwelijke en triomfantelijke grijns, onmiddellijk verder om het op de grond liggende kind verder te kwellen.
Ongelovig staarde ze naar de bloedende striemen op haar arm en hoewel ze zelf duizelig werd, hoorde ze de arme jongen weer in doodsangst gillen.
‘Paladijn, help me,’ bad ze, ‘geef me de kracht.’
Vastberaden greep ze een van de duivelse kinderen en smeet hem opzij, en toen een ander. Toen ze het voor elkaar kreeg om het bloedende en bewusteloze slachtoffertje te bereiken, beschermde ze het met haar eigen lichaam, ondertussen proberend om de woedende meute af te weren.
Keer op keer voelde ze scherpe nagels in haar huid klauwen, en het gif door haar aderen stromen. Maar plots merkte ze dat de kinderen zelf van pijn terugdeinsden als ze haar aanraakten. Uiteindelijk trokken ze zich, met een doodse en berustende uitdrukking op hun geestachtige gezichten, terug en lieten haar alleen met hun slachtoffer.
Voorzichtig draaide ze het gehavende lichaam van de jongen om. Ze bekeek zijn gezicht, streek zijn haren liefdevol weg. Haar handen begonnen te beven... Dat gezicht kende ze uit duizenden: de verfijnde structuur, de fragiele botten, de licht uitstekende kin.
‘Raistlin...’ fluisterde ze, zijn kleine hand vasthoudend.
De jongen opende zijn ogen...
... en de man, in zijn zwarte mantels, stond op.
Crysania kon niets anders doen dan hem aanstaren, terwijl hij grimmig om zich heen keek.
‘Wat gebeurt er allemaal?’ vroeg ze huiverend. Ze voelde ineens de hevige pijn van het gif in haar lichaam.
Raistlin knikte. ‘Dit is dus hoe ze me wil kwellen,’ sprak hij zachtjes. ‘Hoe ze me wil bevechten; ze wil me raken op mijn allerzwakste plekken.’ De goudkleurige ogen wendden zich tot Crysania en zijn dunne lippen lachten. ‘Je hebt het voor me opgenomen en je hebt haar verslagen.’ Hij trok haar naar zich toe en sloot zijn mantels om haar heen. ‘Rust nu maar even uit. De pijn zal overgaan en dan trekken we verder.’
Nog steeds huiverend, legde Crysania haar hoofd tegen zijn borst en hoorde zijn adem piepen in zijn longen. En ze rook die zoete, zwakke geur van rozenblaadjes en de dood...
Hoofdstuk 5
‘En dit komt er nou van? Van zijn moedige woorden en beloften?’ zei Kitiara met gedempte stem.
‘Had je iets anders verwacht dan?’ vroeg Heer Soth. Zijn woorden, die vergezeld gingen van een rammelend geluid van zijn wapenrusting, klonken nonchalant, retorisch bijna. Maar de scherpte die erin doorklonk, was onmiskenbaar en Kitiara keek de Ridder des Doods indringend aan.
Toen ze zag hoe intens hij haar aankeek met zijn wonderlijke ogen, moest ze bijna blozen. Zich realiserend dat ze daarmee meer emoties toonde dan ze hem toestond, werd ze boos op zichzelf, en daardoor bloosde ze juist nog meer. Abrupt draaide ze zich om.
In het vertrek met de vreemde mix van wapentuig, heerlijk ruikende zijden lakens en dikke bonttapijten, trok Kitiara met bevende handen haar dunne nachtkleding iets strakker om zich heen; een gebaar dat weinig resultaat had en ze vroeg zich af waarom ze eigenlijk de moeite deed. Een begrip als kuisheid deed haar bitter weinig, en vooral niet bij een wezen dat al driehonderd jaar geleden tot as was vergaan. Maar ze voelde zich plots ongemakkelijk onder die starende blik, onder die vlammende ogen in dat doodse gezicht. Ze voelde zich naakt en kwetsbaar.
‘Nee, natuurlijk niet,’ antwoordde ze kil.
‘Hij is per slot van rekening een duistere elf.’ Soth praatte verder op dezelfde vlakke, bijna verveelde toon. ‘En hij maakt er geen geheim van dat hij je broer meer vreest dan de dood zelf. Dus het wekt toch geen verwondering dat hij aan Raistlins zijde wenst te vechten in plaats van met een stel zwakke, oude tovenaars die van angst staan te trillen in hun schoenen?’
‘Maar hij had er zoveel mee kunnen winnen!’ wierp Kitiara tegen, op bijna dezelfde toon als Soth. Huiverend sloeg ze een dik nachtgewaad van bont om zich heen. ‘Ze hadden hem zelfs de leiding over de Zwarte Mantels aangeboden. Hij had Par-Salians plaats in kunnen nemen als Hoofd van het Conclaaf – daarmee zou hij de onbetwiste leider van alle magiërs op Krynn zijn.’
En je had ook nog wel andere beloningen tegemoet kunnen zien, Duistere Elf, voegde Kitiara daar in stilte aan toe, terwijl ze zichzelf een glas rode wijn inschonk. Als die krankzinnige broer van me eenmaal verslagen is, zal niemand jou meer tegen kunnen houden. En hoe zit het dan met onze plannen? Jij heerst met de Staf, ik met het Zwaard. We hadden de Ridders op de knieën kunnen krijgen. De Elfen uit hun thuisland kunnen verdrijven – jouw thuisland! Je had in triomf terug kunnen keren, mijn liefste, en ik had aan je zijde gestaan!
Het wijnglas glipte plots uit haar hand en ze probeerde het op te vangen – maar haar handeling was te haastig en haar greep te sterk. Het breekbare glas versplinterde in haar hand, en de scherven sneden diep in haar vlees. Het bloed mengde zich met de wijn, die op het tapijt druppelde.
Kitiara droeg de littekens van het strijdperk over haar hele lichaam als waren het de handen van haar minnaars. Ze had haar verwondingen gedragen en doorstaan zonder met haar ogen te knipperen; geen kik had ze ooit geslaakt bij de soms hevige pijnen. Maar nu stonden haar ogen vol tranen en leek de pijn juist ondraaglijk.
Vlak naast haar stond een waskom en ze dompelde haar hand in het koude water, en ze beet op haar lip om het niet uit te schreeuwen. Het water werd dieprood.
‘Haal een van de geestelijken!’ snauwde ze Heer Soth toe, die daar maar stond, starend met zijn flikkerende ogen. De Ridder des Doods riep een bediende, die haastig de gang oprende. Vloekend en haar tranen nog steeds onderdrukkend, greep Kitiara een handdoek en wikkelde hem om haar hand. Tegen de tijd dat er een geestelijke arriveerde, half struikelend over zijn mantels in alle haast, was de doek al doorweekt met bloed, en begon Kitiara asgrauw te worden in haar normaal zo gezond gebruinde gezicht.
Het medaillon van de Vijfkoppige Draak streek langs Kitiara’s hand toen de geestelijke zich vooroverboog, terwijl hij genezende gebeden prevelde. Al snel sloot de gapende vleeswond zich en stopte het bloeden.
‘De snee was niet zo diep. U zult er geen blijvende schade van ondervinden,’ sprak de geestelijke sussend.
‘Dat is maar goed ook!’ riep Kitiara geïrriteerd uit, terwijl ze nog steeds een zekere slapheid die haar overviel, probeerde te negeren. ‘Dat is per slot van rekening mijn zwaardhand!’
‘U zult uw zwaard ongetwijfeld met uw karakteristieke snelheid en souplesse blijven hanteren, dat verzeker ik u,’ antwoordde de geestelijke. ‘Is er verder nog iets...’
‘Nee! Wegwezen!’
‘Zoals u wenst.’ De geestelijke boog en verliet het vertrek.
Omdat ze geen behoefte had aan Soths starende blik, hield ze zich afgewend en vloekte en tierde nog wat na, terwijl de geestelijke zich met ruisende mantels uit de voeten maakte.