‘Vuurflits,’ zei hij tegen de draak terwijl hij op de brede, geschubde buik van het schepsel klom. ‘Blijf rustig liggen en houd je stil, goed? Ja, ik weet wel dat je eervol wilt sterven en zo, in gevecht met je tegenstander. Ik had een vriend die een Ridder van Solamnië was. Maar daar hebben we nu even geen tijd voor. Ik heb twee andere vrienden die nog in leven zijn. Maar misschien niet lang meer als jij me niet kunt helpen om hen te bereiken. Ik heb trouwens vanmorgen je leven ook al gered, hoewel dat nu misschien niet zo duidelijk is, en dus ben je me dit verschuldigd.’
Of Khirsah hem nu daadwerkelijk begreep en hem gehoorzaamde, of dat de draak simpelweg het bewustzijn verloor, Tas wist het niet zeker. Hij had echter geen tijd om zich daar druk over te maken. Hij stond op de top van de drakenmaag, reikte diep in een van zijn buidels om te kijken of hij iets had wat hen kon helpen en kwam tevoorschijn met Tanis’ zilveren armband.
‘Je zou toch denken dat hij hiermee wat voorzichtiger zou zijn,’ mompelde Tas in zichzelf terwijl hij hem om zijn arm deed. ‘Hij heeft hem vast laten vallen toen hij Caramon tegemoet liep. Gelukkig maar dat ik hem heb opgeraapt. Nu...’ Hij bracht zijn arm omhoog en wees naar de zwarte draak, die met opengesperde kaken boven hen zweefde, klaar om zijn dodelijke speeksel op zijn slachtoffer te spugen.
‘Wacht eens even!’ schreeuwde de kender. ‘Dit drakenlijk is van mij! Ik heb het gevonden. Nou ja... hij vond mij, bij wijze van spreken. Hij verpletterde me zowat. Dus verdwijn nou maar en verpest het niet met die smerige drakenadem van je!’
De zwarte draak bleef even stil hangen en keek verbaasd naar beneden. Ze had vaak genoeg een prooi achtergelaten voor draconen en aardmannen, maar nog nooit – voor zover ze het zich kon herinneren – aan een kender. Zij was ook gewond geraakt in de strijd en voelde zich nogal licht in haar kop door bloedverlies en een klap op de neus, maar iets zei haar dat hier iets niet klopte. Ze moest echter toegeven dat er voor alles een eerste keer was. Deze kender droeg wel een armband die zonder enige twijfel zwarte magie bezat. Ze voelde duidelijk dat diens macht haar toverspreuken blokkeerde.
‘Enig idee wat ik dezer dagen in Sanctie kan krijgen voor een drakentand?’ schreeuwde de kender. ‘Om maar te zwijgen over de klauwen. Ik ken een tovenaar die dertig stalen munten betaalt per klauw!’
De zwarte draak keek hem eens fronsend aan. Dit was een belachelijk gesprek. Ze was gewond en kwaad en ze besloot dat ze die irritante kender simpelweg ook maar zou vernietigen, evenals haar gevallen vijand. Ze sperde haar muil open... toen ze plotseling van achteren werd aangevallen door een andere bronzen draak. Schreeuwend van razernij vergat ze haar prooi terwijl ze voor haar leven vocht. Als een bezetene klauwde ze om zich heen om meer ruimte te krijgen en dook op de bronzen draak af. Met een diepe zucht ging Tas op Khirsahs maag zitten.
‘Even dacht ik zeker te weten dat het afgelopen was,’ zei de kender die ondertussen de zilveren armband afdeed en weer veilig wegstopte in zijn buidel. Hij voelde de draak onder zich diep ademhalen. Tas gleed naar beneden over de geschubde flank en landde op de grond.
‘Vuurflits? Ben – ben je erg gewond?’ Hoe genees je eigenlijk een draak? ‘Ik kan wel een geestelijke gaan zoeken, hoewel ik denk dat die het nu allemaal erg druk hebben, met die oorlog en zo...’
‘Nee, kender,’ zei Khirsah met een diepe stem, ‘dat is niet nodig.’ De draak opende zijn ogen, schudde zijn grote kop en strekte zijn nek om eens goed om zich heen te kijken. ‘Je hebt mijn leven gered,’ zei hij en keek de kender enigszins in verwarring aan.
‘Twee keer,’ benadrukte Tas opgeruimd. ‘Eerst vanochtend met Heer Soth. Mijn vriend, Caramon, – je kent hem niet – heeft dat boek waarin staat wat er in de toekomst gebeurt – of eigenlijk wat er niet zal gebeuren in de toekomst, nu wij die aan het veranderen zijn. Trouwens, jij en Tanis zouden tegen Heer Soth vechten en jullie zouden allebei dood zijn gegaan, maar ik heb die armband gestolen, dus nu gebeurt dat niet. Doodgaan, bedoel ik.’
‘Inderdaad.’ Zich op een zij rollend, stak Khirsah een enorme, leerachtige vleugel uit en onderzocht die minutieus. Er zat een diepe snee en hij bloedde, maar hij was niet gescheurd. Hij doorliep dezelfde procedure met de andere vleugel terwijl Tas als betoverd toekeek.
‘Ik denk dat ik ook een draak zou willen zijn,’ zei hij zuchtend.
‘Natuurlijk.’ Langzaam draaide Khirsah zijn bronskleurige lichaam naar de andere kant om weer op zijn geklauwde poten te gaan staan, maar eerst moest hij zijn lange staart omzichtig uit het puin van een ingestort gebouw halen. ‘Wij zijn de uitverkorenen van de goden. Onze leeftijdsspanne is zo lang dat zelfs de levens van de elfen op een snel brandende kaars lijken, terwijl de levens van mensen en jullie kender niet meer dan vallende sterren zijn. Onze adem is dodelijk, onze magie zo krachtig dat alleen de grootste tovenaars ons overtreffen.’
‘Dat weet ik,’ zei Tasselhof die zijn ongeduld probeerde te verbergen. ‘Nou, weet je zeker dat alles werkt?’
Khirsah verborg een glimlach. ‘Ja, Tasselhof Klisvoet,’ zei de draak ernstig, zijn vleugels buigend en strekkend, ‘alles... werkt nog, zoals jij het zegt.’ Hij schudde zijn kop. ‘Ik voel me alleen nog een beetje duizelig. En dus, omdat je mijn leven hebt gered, zal ik...’
‘Twee keer al.’
‘Twee keer,’ zei de draak. ‘Ik ben nu verplicht je een dienst te verlenen. Wat vraag je me?’
‘Breng me onmiddellijk naar boven toe, naar de vliegende citadel!’ zei Tas die er al helemaal klaar voor was om op de rug van de draak te klimmen. Maar hij werd in de lucht gehesen aan de kraag van zijn hemd door een van Khirsahs enorme klauwen. ‘Bedankt voor de lift. Maar ik had het zelf ook wel gered....’
Maar hij werd niet op de rug van de draak gezet. Nee, hij bungelde in de lucht, op ooghoogte met de machtige Khirsah.
‘Dat zou extreem gevaarlijk – zo niet fataal – voor je zijn, kender,’ zei Khirsah streng. ‘Dat kan ik niet toestaan. Laat me je naar de Ridders van Solamnië brengen, die in de Toren van de Hoge Geestelijkheid zitten...’
‘Daar ben ik al geweest!’ jammerde Tas. ‘Ik moet echt naar de vliegende citadel toe! Weet je... Tanis Halfelf! Je kent hem toch? Hij is momenteel daarboven, op dit moment en eh... Hij liet me hier achter om belangrijke informatie voor hem te achterhalen en die moet ik hem nu onmiddellijk brengen!’
‘Geef mij die informatie maar,’ zei Khirsah. ‘Ik zal die hem doorgeven.’
‘Nee, dat zal... eh... niet gaan,’ stamelde Tas die als een razende nadacht. ‘Het – is – eh – in kendertaal! En dat kan niet worden vertaald in – eh – Gemeentaal. Je spreekt toch geen kendertaal, Vuurflits?’
‘Uiteraard wel,’ wilde de draak net zeggen. Maar, kijkend in Tasselhofs hoopvolle ogen, snoof Khirsah luid. ‘Natuurlijk niet!’ zei hij minachtend. Langzaam en heel voorzichtig zette hij de kender op zijn rug, tussen zijn vleugels. ‘Ik zal je naar Tanis Halfelf brengen, als dat je wens is. Er is geen drakenzadel, sinds we niet meer vechten met ridders op onze rug, dus houd je stevig vast aan mijn manen.’
‘Ja, Vuurflits,’ zei Tas triomfantelijk en hij zette zijn buideltassen naast zich neer en greep de manen van de bronzen draak met zijn beide kleine handen stevig vast. Plotseling bekroop hem een gedachte. ‘Zeg, Vuurflits,’ riep hij, ‘je gaat daar boven toch geen avontuurlijke capriolen uithalen, hè? Ondersteboven hangen of duikvluchten maken? Toch? Hoewel dat zeker heel amusant zal zijn, zou dat wel eens heel oncomfortabel voor mij kunnen zijn omdat ik niet vastgesnoerd zit...’
‘Nee,’ antwoordde Khirsah glimlachend. ‘Ik zal je er zo snel mogelijk heen brengen zodat ik de strijd weer kan oppakken.’
‘Ik ben er klaar voor als jij er ook klaar voor bent!’ schreeuwde Tas en hij trapte met zijn hielen in Khirsahs flanken toen de draak de lucht in sprong.
Gebruikmakend van de luchtstromen steeg hij snel op en scheerde bliksemsnel over Palanthas heen.