Выбрать главу

Geloof me, in de vier maanden die je je niet kunt herinneren, heb je niets misdadigs gedaan. Je hebt dingen gedaan die je wel interessant zou vinden, maar daar is het geld voor. Het zou je hoe dan ook moeilijk vallen om achter mijn identiteit te komen. Vit een stemanalyse zou je niets kunnen afleiden. Barrett, Hubbard en Wu weten niets van me af. Je inspanningen zouden een kostbare en vruchteloze affaire worden, en ik hoop dat je er vanaf zult zien.

Elroy schrok niet toen bijtende rook uit de spoel kwam. Dat had hij half verwacht. En verder had hij de stem toch al herkend. Zijn eigen. Hij moest de band voor… Van der Vecken… hebben gemaakt in de periode waarvan hij zich niets meer kon herinneren. ‘Je zou toch niet jezelf voorliegen, hè, Roy?’ zei hij tegen de verkoolde spoel.

Onder welke omstandigheden?

Hij stapte de auto uit, liep naar het Toeristenbureau en kocht daar een ochtendnieuwsband. Zijn recorder werkte nog, al was de spoel een half gesmolten zwarte massa. Hij draaide de band af om te weten te komen wat voor dag het was. Negen januari, 2341. Het was acht september 2340 geweest. Hij had Kerstmis en Nieuwjaar gemist, en vier maanden van… wat? Woede laaide in hem op en hij pakte de foon van de wagen. Wie ging er over kidnappen? De politie hier, of de lui van de ARM? Een ogenblik bleef hij zo met de foon in zijn hand zitten. Toen legde hij hem weer neer.

Hij besefte dat hij de politie niet zou bellen.

Terwijl zijn wagen hem terugvloog naar San Diego dacht Elroy Truesdale koortsachtig na. Schoof heen en weer in zijn stoel omdat hij voelde dat hij in een soort val zat.

Hij was zijn eerste, en tot op heden enige, vrouw kwijtgeraakt omdat hij alleen met tegenzin geld uitgaf. Ze had hem vaak genoeg verteld dat het een karakterfout was. Eentje die alleen hij had. In een wereld waar niemand van honger stierf, was een persoonlijke levensstijl belangrijker dan hoeveel geld je achter de hand had. Hij was niet altijd zo geweest.

Bij zijn geboorte was Truesdale de bezitter geweest van een bedrag, waarvan de rente hem niet rijk zou maken, maar wel in staat zou stellen een alleszins redelijk verzorgd leven te leiden. Dat laatste zou ook zijn gebeurd als Truesdale niet méér gewild had. Op zijn vijfentwintigste had hij zijn vader zover gekregen dat hij het geld aan hem ter hand stelde. Hij wilde het investeren.

Hij zou écht rijk zijn geworden, zo klonk het tenminste. Maar het was een ingewikkeld geval van oplichting geweest. Ergens op Aarde, of in de Gordel, leefde een man die misschien Lawrence St. John McGee heette, en misschien ook niet, in luxe. Hij kon het onmogelijk allemaal al hebben uitgegeven, zelfs met de stijl van leven die hij er op nahield niet.

Misschien had Truesdale wel al te fel gereageerd. Maar hij had geen werkelijke talenten; hij kon geen wissel trekken op zichzelf. Dat wist hij nu. Op het ogenblik was hij verkoper in een schoenenzaak. Daarvoor had hij gewerkt bij een service-station; daar had hij energiecellen van wagens vervangen en de motoren en rotors nagekeken. Hij was een heel gewone man. Hij hield zich in goede fysieke conditie omdat iedereen dat deed; vet en slappe spieren werden beschouwd als een teken van persoonlijke zorgeloosheid. Hij had zijn baard, en een behoorlijk mooie baard ook, afgeschoren nadat Lawrence St. John McGee er met zijn fortuin vandoor was gegaan. Als je werkte had je geen tijd om een goede baard te onderhouden. Tweeduizend per jaar, zijn leven lang. Hij kon het geld niet afslaan.

Nu zat hij in de val, vastgepend door zijn eigen karakterfouten. Die vervloekte Van der Vecken! En hij moest met hem hebben samengewerkt, moest zich hebben verkocht aan hem. De stem op de band was zijn eigen stem geweest.

Wacht eens. Misschien was er wel geen geld… misschien was het alleen een waardeloze belofte om ‘Van der Vecken’ een paar uur extra te geven en Truesdale een paar honderd kilometer naar het noorden te laten vliegen.

Truesdale belde zijn huis. In het geheugen van zijn foon zaten vier maanden aan oproepen en berichten opgeslagen. Hij tikte Barrett, Hubbard en Wu uit en wachtte tot de foon het in zijn geheugen had opgezocht.

Er was een bericht. Hij hoorde het van begin tot eind aan. Hij werd er evenveel wijzer van als hij had verwacht. Hij belde de Kamer van Koophandel.

Ja, ze beschikten over gegevens over Barrett, Hubbard en Wu. Wat de Kamer van Koophandel betrof, was het een eerzame firma, die zich specialiseerde in handelsrecht. Hij kreeg het nummer van Inlichtingen.

Barrett was een met veel gevoel voor smaak geklede dame van middelbare leeftijd, die competent en kortaf optrad. Ze was heel terughoudend, ook nadat hij zich bekend had gemaakt.

‘Het enige wat ik weten wil,’ zei hij, ‘is of uw firma er wel zeker van is dat het geld ook daadwerkelijk blijft binnenkomen. Deze Van der Vecken heeft me vijfhonderd mark per kwartaal beloofd. Als hij ophoudt u geld te sturen, dan zou ik meteen ook dat geld kunnen vergeten, nietwaar? Ongeacht of ik me aan de bepalingen van de overeenkomst heb gehouden.’

‘Dat is niet juist, mijnheer Truesdale,’ zei ze streng. ‘De heer Van der Vecken heeft een toelage op u vastgezet, een annuïteit, en vooruit betaald. Als u zich niet houdt aan de bepalingen van uw overeenkomst met hem, dan valt het geld toe aan, even zien, aan het Studiecentrum voor de Rehabilitatie van Misdadigers, tot aan uw dood.’

‘O. En de bepalingen komen erop neer dat ik niet mag proberen er achter te komen wie Van der Vecken is.’

‘Dat is ongeveer juist, ja. Het is allemaal heel uitgebreid vastgelegd in een bericht dat —’

‘Al gehoord.’

Hij hing op. En dacht na. Tweeduizend per jaar. Zijn hele leven lang. Zo zeker als een huis. Het was nauwelijks een bedrag waar je van kon leven, maar het zou een aardig extraatje zijn bovenop zijn salaris. Hij had al een stuk of zes manieren bedacht om zijn eerste cheques te besteden. Misschien kon hij wel een andere baan proberen te krijgen…

Tweeduizend per jaar. Het was een exorbitante beloning voor vier maanden werk. Voor de meeste soorten werk. Wat had hij gedaan met die vier maanden?

En hoe had Van der Vecken geweten dat het genoeg zou zijn? Heb ik hem waarschijnlijk zelf gezegd, dacht Truesdale bitter. Mezelf verraden. In ieder geval had hij niet gelogen. Vijfhonderd mark per drie maanden, een tikje luxe in zijn leven… en hij zou zich de rest van zijn leven afvragen waarom en hoe hij het verdiend had. Maar naar de politie zou hij niet gaan.

Hij kon zich niet herinneren dat hij ooit zo’n last had gehad van tegenstrijdige gevoelens.

Wat later begon hij naar de andere berichten uit het geheugen van zijn foon te luisteren.

‘Maar u hebt het toch gedaan,’ zei de inspecteur van de ARM. ‘U bent naar ons toe gekomen.’ Het was een zwaargebouwde man, met een vierkante kaak en ogen waarin een ongelovige blik lag. Kijk eens goed in die ogen, dan twijfel jij ook aan het verhaal dat je hem misschien net hebt verteld. Hoe het ook luidt.

Truesdale haalde zijn schouders op.

‘Wat heeft u van gedachten doen veranderen?’

‘Weer geld. Ik begon naar de berichten van de foon te luisteren. Een andere advocatenfirma had me ook gebeld. Zegt de naam Mevrouw Randall u iets?’

‘Nee. Wacht eens even. Weduwe van Jacob Randall? Estelle. Voorzitter van de Struldbrugs Club tot — eh…’

‘Dat was mijn over-over-over-overgrootmoeder.’

‘En ze is afgelopen maand overleden. Gecondoleerd.’

‘Dank u. Ik — ik, kijk, zo vaak zag ik Grote ‘Stelle niet. Twee keer per jaar of zo, een keer op haar verjaarsfeest, en nog een keer als er weer een familielid bij was of zo iets. Ik weet nog dat we een paar keer samen hebben geluncht, nadat ze erachter was gekomen dat ik al mijn geld was kwijtgeraakt. Ze was gek. Nou en of. Ze bood me een nieuw kapitaal aan om overnieuw te beginnen, maar dat weigerde ik.’