Выбрать главу

De ogen van Pierre Brassel begonnen vervaarlijk te flikkeren. Hij spreidde zijn armen in een theatraal gebaar uit. 'Maar mijne heren,' riep hij geërgerd en met een ondertoon van pure verbazing, 'u hebt mijn briefje toch hopelijk niet als een eenvoudige grap beschouwd? Nee toch? Het idee zou voor mij ondraaglijk zijn. Het zou voor mij als het ware een belediging inhouden, een pure belediging. Ik ben geen charlatan.' Vledder grijnsde breed.

'Nee,' vroeg hij halfspottend, half uitdagend, 'geen charlatan?' De heer Brassel stond geagiteerd op. De vraag van Vledder had hem zichtbaar gekwetst. De verontwaardiging leek niet gespeeld, ze was echt. Op de wangen van Brassel lagen hoogrode blosjes. 'Dit is gewoon het toppunt,' riep hij kwaad. 'Ik ben hier niet gekomen om mij onheus te laten bejegenen. Ik heb u geschreven over een zaak die, zoals ik aanneem, de recherche ter harte gaat. Ik wilde de zaak met u bespreken en u hebt mij een onderhoud toegestaan. Dit alles binnen de vormen van de burgerlijke beleefdheid. Er bestaat voor u geen enkele reden om… ' De Cock stak afwerend zijn hand op.

'Gaat u weer rustig zitten, heer Brassel,' zei hij sussend. 'Ik vraag u verontschuldiging en begrip voor mijn jonge collega. Het lijkt hem nu eenmaal een dwaas idee dat een intelligent man zich tot de recherche wendt met de mededeling dat hij het oprechte voornemen koestert om een moord te plegen.' Pierre Brassel plooide zijn lippen tot een innemende glimlach. 'Uw collega,' zei hij op rustiger toon, 'is niet alleen jong en tactloos, hij heeft bovendien te weinig fantasie.' De Cock keek hem aan, het hoofd een beetje schuin. 'Hoezo?' vroeg hij belangstellend. Brassel slaakte een zucht en ging weer zitten.

'Hoe zal ik u dat uitleggen,' begon hij aarzelend, zoekend naar woorden, 'kijk, als u van plan bent om heesters of bloemen in uw tuin te planten en u weet niet welk jaargetijde daarvoor het best geschikt is, dan vraagt u inlichtingen aan een tuinman of bloemist. Logisch, niet waar? Dat zijn vakmensen.' Hij lachte op een innemende manier en gebaarde met een slanke hand in de richting van De Cock. 'Wel, nu heb ik het plan opgevat om een moord te plegen en aan wie vraag ik dus inlichtingen?' Hij keek glunderend rond, als verwachtte hij uit het aandachtig auditorium een spontaan antwoord. 'Natuurlijk aan de beroemde rechercheur De Cock, expert in moordzaken.' Er viel een stilte.

De Cock staarde onderzoekend naar het glimmende, glunderende gezicht van Pierre Brassel en trachtte daarvan de scherts te lezen. Die was er niet. Hij ontmoette slechts een paar sluwe, waakzame ogen die zorgvuldig de reactie peilden die zijn betoog had teweeggebracht. Die reactie was er. Vledder keek Brassel met grote verbaasde ogen aan en De Cock slikte iets weg. Het duurde geruime tijd voor hij zijn spraak had hervonden. 'Ik geloof,' zei hij fel, 'dat u een ernstige vergissing begaat. Uw benadering is niet juist. U gaat van een verkeerde basis uit. Ik ben namelijk geen expert in het plegen van moorden. Ik tracht ze slechts op te lossen, ik bedoel, de daders te vinden, achteraf, wanneer de moorden eenmaal door anderen zijn gepleegd. Begrijpt u?'

De heer Brassel knikte heftig en toonde hem een rijtje hagelwitte tanden.

'Ja juist,' riep hij enthousiast, 'volkomen juist. Dat is nu precies het waarom van mijn, in uw ogen bespottelijk, briefje, u hebt ervaring met moorden. U kunt achteraf altijd precies zeggen welke fouten de moordenaar heeft gemaakt en waarom zou ik geen gebruik maken van uw kennis om die fouten te vermijden?' Hij verschoof iets op zijn stoel en zuchtte diep. 'Kijk eens rechercheur,' zei hij volkomen ernstig, 'u gaat en kunt ook pas aan het werk gaan, nadat ik mijn daad heb volbracht. Eerder niet. En dat is voor mij in feite te laat. Ik kan dan niets meer aan de situatie veranderen. Vanaf dat moment zijn u en ik vijanden. Een normaal openhartig gesprek is dan niet meer mogelijk omdat dan onze belangen, hoe zal ik dat zeggen, niet meer gelijk gericht zijn. Maar zoals de situatie nu is, ik bedoel in deze voorfase, kunnen we toch… ' Hij maakte zijn zin niet af en scheen zich een tijd lang ergens over te beraden.

'De Cock,' zei hij na een poosje en zijn stem had een vastere klank: 'Ik doe u een oprecht voorstel. U vertelt mij welke fouten ik bij mijn moord per se moet vermijden en ik lever mijzelf aan u als dader uit.'

Hij glimlachte charmant.

'Een soort gentlemen's agreement!

Hij pauzeerde even. Toen De Cock niet reageerde, ging hij verder. 'In feite hebt u mijn deel van de overeenkomst al in handen. Ik heb mijzelf al aan u uitgeleverd. Alleen de moord heb ik nog niet begaan. U begrijpt, daar gaat het mij om, de reden van mijn voorsteclass="underline" ik wil een perfecte moord.'

De Cock wreef met zijn hand over zijn breed gezicht. Tussen zijn vingers keek hij naar Brassel. Hij zat daar als een man die na een spelletje poker zijn kaarten heeft blootgelegd. 'Ik geloof,' zei De Cock wat loom, 'dat ik u wel begrijp. U verwacht van mij als expert een handleiding voor moord, een soort recept.' 'Inderdaad.'

'Een deugdelijk recept met ingrediënten, dat u straffeloosheid garandeert?'

Brassel knikte verheugd.

'Precies.'

De Cock schoof zijn onderlip vooruit.

'En dan mag ik gerust weten dat u het was die de moord pleegde.' Zijn stem droop van zoet sarcasme. 'Zo bedoelt u het toch? Brassel lachte vriendelijk. 'Inderdaad, zo bedoel ik het.'

'Dat lijkt mij,' zei De Cock grijnzend, 'dat lijkt mij een wat eenzijdige overeenkomst. Want wat heb ik eraan als ik, als rechercheur, al weet dat u de moord pleegde, wanneer ik door uw perfecte uitvoering dankzij mijn recept, nooit het bewijs van uw schuld zal kunnen leveren? Niets, totaal niets. Ik heb dan wel een dader, maar ik zal hem nooit aan de justitie kunnen uitleveren.' Pierre Brassel schonk hem zijn innemendste glimlach. 'U bent schrander, rechercheur. U hebt gelijk, ik wil slechts straffeloosheid.' Hij haalde nonchalant zijn schouders op. 'Begrijpelijk, vindt u niet? Ik ben nog betrekkelijk jong, heb een lieve vrouw, schatten van kinderen en een goede positie. Het zou toch te dwaas zijn dat alles te verliezen voor een moord die toch eigenlijk niet meer is dan een wat verlate… ' Hij stokte plotseling en begon wat verlegen te glimlachen. Voor het eerst leek het alsof hij iets van zijn zelfbeheersing had verloren. De Cock keek hem uitdagend aan. 'Een verlate wat?'

Brassel streek met zijn handen langs zijn slapen. 'U zult het zien,' zei hij wat loom. 'Geloof me, u zult het zien. Het heeft geen zin om nu al op de feiten vooruit te lopen.' Er viel opnieuw een stilte.

Vledder die schuin achter Brassel tegen de muur stond geleund, wees betekenisvol naar zijn voorhoofd. Het ontging De Cock niet. Hij zuchtte eens diep en richtte zijn volle aandacht weer op Brassel. 'U bent,' zei hij gelaten, 'dus werkelijk van plan een moord te plegen?'

'Ja, dat ben ik, ook als u mij geen recept geeft. Ik heb het u toch duidelijk geschreven, het tijdstip en de plaats van de moord staan al vast. Daar is niets meer aan te veranderen.' De Cock boog zich iets naar voren en keek Brassel enige tijd onderzoekend aan.

'Nu in ernst,' zei hij na een poosje, 'u hebt toch geen moment geloofd dat ik u werkelijk zou helpen bij het plegen van een moord?' Pierre Brassel keek op en schudde zijn hoofd. Een droeve glimlach gleed over zijn knap gezicht. 'Nee,' zei hij bijna triest, 'dat heb ik ook geen moment geloofd.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Waarom schreef u dan dat briefje?'

Pierre Brassel antwoordde niet. Hij stak zijn linkerarm iets naar voren, schoof de mouw van zijn colbertje terug en keek nadrukkelijk op zijn horloge.

'Waarom,' herhaalde De Cock geprikkeld, 'schreef u mij dan dat briefje?'