Выбрать главу

'Nee, nee rechercheur, ik heb niets aangeraakt. Niets. Nou ja, behalve de deur dan. Maar dat kon ik natuurlijk moeilijk vermijden. Dat moest wel. Verder dan de deur ben ik niet geweest. Ik heb eerst geklopt, een paar maal wel. Pas toen ik geen antwoord kreeg, heb ik de kamerdeur opengemaakt.'

'En?'

'Toen zag ik hem liggen.'

'Dood?'

De portier keek De Cock met grote ogen aan. Hij wees wat aarzelend naar de vloer. 'Zo, zoals hij daar ligt.' Zijn grote adamsappel klokte op en neer en zijn vingers friemelden nerveus aan de koperen knopen van zijn uniform. 'Hij… eh, hij is toch wel echt dood?' De rechercheur tuitte de lippen en knikte. 'Nu wel.' De portier slikte. 'Bedoelt u dat hij toen nog leefde?' 'U hebt niet aan het lijk gevoeld, ik bedoel, u hebt niet gecontroleerd of de man nog leefde? Zijn pols gevoeld, gehoord of hij nog ademde?'

'Nee.'

De Cock glimlachte om het beteuterde gezicht van de portier. Hij legde vertrouwelijk een hand op zijn schouder.

'Er was toch niets meer aan te redden geweest,' zei hij geruststellend, 'maakt u zich daarover maar geen gewetensbezwaren.' Hij schonk hem een bemoedigend lachje. 'Maar nu heel wat anders. Was de kamerdeur bij uw komst op slot?' 'Nee.' De portier dacht even na. 'Nee, de deur was niet op slot. Ik kon haar zo openen.' 'U hebt een passe-partout?'

'Ja.'

'Wie nog meer?'

'Praktisch elk lid van het bedienend personeel heeft een passe-partout. Voor het schoonhouden van de kamers, het verschonen van het beddengoed en dat soort dingen meer. Uiteraard mag het personeel niet zomaar van de sleutel gebruik maken. Er wordt altijd eerst geklopt, tenzij men weet dat de kamer niet is bezet.' De Cock knikte.

'Hoeveel van die sleutels zijn er?'

'Een twintigtal.'

'En is er precies bekend wie er reglementair zo'n sleutel in zijn bezit heeft?'

'Natuurlijk.'

'Mooi, mooi,' mompelde De Cock, 'over ongeveer een halfuurtje zou ik graag met al die passe-partoutbezitters een praatje willen maken. Verzamel ze maar beneden in de leeszaal.' Hij schoof zijn hoedje wat naar achteren. 'Voorlopig kunt u ons wel alleen laten. O ja, ik had ook nog graag een lijst met de namen van de gasten en een volledige opgave van de kamers, liefst met een plattegrond van deze etage.' De portier boog.

'Zeker,' sprak hij onderdanig, 'Zeker, dat zal wel gaan. Het komt allemaal voor elkaar. Ik zal er onmiddellijk voor gaan zorgen.' Hij keek even vragend op. 'En kan ik de heren eventueel nog verder ergens mee van dienst zijn?' De Cock grijnsde om de zorgzame bereidwilligheid. 'Als er straks,' zei hij vriendelijk glimlachend, 'twee stijve heren in donkere jassen met zware leren tassen het hotel binnenstappen… '

'Ja…?'

'Heet ze dan namens mij, rechercheur De Cock, hartelijk welkom en laat ze onmiddellijk naar de kamer van de moord brengen. Die heren zijn namelijk 's werelds grootste experts in het fotograferen van lijken en het nemen van vingerafdrukken.' 'O,' zei de portier.

'Ja,' zei De Cock. 'En mochten er onverhoopt luitjes van de pers komen opdraven, laat ze dan niet verder komen dan de portiersloge. Begrepen?' De portier tikte aan zijn pet.

'Heel mooi,' zei De Cock en deed de deur van kamer 21 achter zich dicht.

Vledder scharrelde al een poosje op de plaats van het misdrijf rond. Hij had de sluitingen van de deuren naar het balkon geïnspecteerd en deed nu opmetingen om de juiste ligging van het lijk later in een situatietekening te kunnen weergeven. Toen De Cock binnenkwam, wees hij hem op een hockeystick die in de hotelkamer achter de deur op de vloer lag. Het was een wat vreemd model hockeystick. Niet alleen het gedeelte dat normaal in de hand wordt gehouden, maar ook de onderkant, de slagkant, was met breed band omwikkeld. Het band aan de slagkant was nieuw, kennelijk later aangebracht. De Cock nam een schone zakdoek uit zijn broekzak en tilde de stick aan het uiteinde, tussen duim en wijsvinger op. Het ding gleed bijna tussen zijn vingers vandaan, zo zwaar was het. De Cock floot tussen zijn tanden.

'Allemensen,' riep hij verbaasd, 'die stick is aan de onderkant verzwaard. Het lijkt waarachtig wel of ze aan de slagkant repen lood hebben bevestigd. Je kan het zo niet zien, maar ik verwed er mijn salaris onder dat het band aan de onderkant alleen maar dient om repen lood of iets dergelijks op hun plaats te houden.'

Hij schudde verbijsterd het hoofd.

'Het is zo een machtig wapen geworden,' grinnikte hij, 'uitstekend geschikt voor het inslaan van schedels en dergelijke.' Hij bekeek het van alle kanten.

'Weet je Vledder,' zei hij na een poosje, 'volgens mij is deze moord al heel lang voorbereid. Het is het product van een weloverwogen, tot in de details uitgewerkt plan. Kijk maar eens naar deze hockeystick. Het nieuwe band is uiterst zorgvuldig aangebracht. Daar zijn, zo te zien, heel wat avondjes huisvlijt aan besteed.' Hij zuchtte bedroefd.

'Als je mij vraagt is er met veel liefde en toewijding aan gewerkt. De moordenaar, wie hij ook mag zijn, schepte kennelijk al behagen in de voorbereiding.'

De jonge Vledder gaf geen commentaar op de overpeinzingen van zijn leermeester. Het scheen hem niet te interesseren. Hij deed wat stug en op zijn gezicht lag een norse, haast onwillige trek. Het ontging De Cock niet. Hij legde de stick terug op de plaats waar hij hem gevonden had en liep op Vledder toe.

'Wat is er Dick?' vroeg hij vriendelijk. 'Ben je niet tevreden met de gang van zaken?'

Met de duimstok in zijn hand stond Vledder op.

'Nee,' zei hij wrevelig, 'ik ben helemaal niet tevreden. Helemaal niet. Ik ben van mening dat je een grote fout hebt gemaakt.'

De Cock maakte een hulpeloos gebaartje.

'Ik ben mij eerlijk gezegd van niets bewust.' Het klonk als een verontschuldiging. 'Zeg me, wat heb ik verkeerd gedaan?'

'Je had die Pierre Brassel nooit zo zonder meer mogen laten vertrekken.'

De oude rechercheur zuchtte diep.

'Zo,' zei hij gelaten, 'zit dat je dwars. Dat dacht ik al. Ik meende daar straks op het bureau al iets van te zien.' Hij streek met zijn hand langs zijn breed gezicht en stak daarna een wijsvinger waarschuwend omhoog. 'Leer één ding van mij, Dick, wees als rechercheur altijd voorzichtig met intelligente mensen. Ze bezorgen je veel meer last dan domme, geloof me. Pierre Brassel is intelligent, veel intelligenter dan jij denkt. Hij weet deksels goed wat hij doet. En als wij zijn bedoelingen of de achtergronden van zijn handelen nog niet snappen is dat onze schuld. Dan is dat een gebrek aan inzicht waarvan wij alleen onszelf maar een verwijt kunnen maken en niet onze vriend Brassel.'

'Daar gaat het niet om,' riep Vledder fel. 'Dat is helemaal geen punt. We hadden hem gewoon vast moeten houden en net zo lang moeten verhoren tot hij ons precies had verteld wat hij wist.' De Cock keek zijn leerling een tijdje peinzend aan, diepe rimpels in zijn voorhoofd.

'Ik geloof niet,' zei hij wat aarzelend, 'dat je iemand mag dwingen iets te zeggen wat hij per se niet zeggen wil. Het is een ethische kwestie met grenzen die door iedere politieman zelf moeten worden bepaald.' Hij zweeg even. 'Maar om tot de kern te komen: noem jij mij eens de wettelijke gronden waarop wij Pierre Brassel tegen zijn wil hadden kunnen vasthouden?' 'Hij wist van deze moord af.' De Cock knikte bedaard. 'Zeker, dat blijkt uit alles. En verder?' Vledder keek hem verbaasd aan.

'En verder? Als we hem al geen medeplichtigheid ten laste hadden kunnen leggen, dan berustte op hem in ieder geval de verplichting de politie te waarschuwen, hoe staat het ook weer in ons wetboek, op een tijdstip dat de daad nog kon worden voorkomen. Dat heeft hij niet gedaan. Terwijl hij bij ons in de recherchekamer smoeltjes trok en allerlei nonsens uitkraamde, liet hij hier in deze hotelkamer het slachtoffer rustig vermoorden.' De jonge Vledder wond zich steeds meer op. Het bloed steeg naar zijn hoofd. Zenuwgolfjes trilden over zijn wangen. 'Verdomme nog an toe!' riep hij uit. 'Hij wist toch dat het zou gebeuren. Kamer eenentwintig hotel Het Wapen van Groenland, Jan Brets met ingeslagen schedel. Hij wist het verdomme zo goed alsof hij het zelf had gedaan.'