Выбрать главу

‘Deed u dat?’

‘Wat?’

‘Haar lastigvallen?’

Cecile Burroughs liet haar hoofd iets zakken.

‘Ik wil dat Grace schuld bekent.’ Ze keek op met een felle blik uit haar helgroene ogen. ‘Men kan toch niet ongestraft een moord plegen?’

Ze reden met hun Golf van de Stadionkade weg. Een striemende regen, gestuwd door een straffe najaarswind, geselde de voorruit. Vledder bromde: ‘Het is hier eeuwig rotweer.’ Hij veegde met zijn mouw de condens weg en zette de ruitenwissers op hoogste frequentie. Daarna blikte de jonge rechercheur opzij.

‘Tevreden?’

‘Nee.’

Vledder trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

‘Alida van Amerongen is van die aanslag behoorlijk geschrokken. Als je mij vraagt is ze rijp voor een psychiater.’

De Cock ontweek zijn uitzicht op de zwiepende ruitenwissers en liet zich onderuitzakken.

‘Slachtoffers van een misdrijf,’ reageerde hij grommend, ‘krijgen vaak ook geestelijk een optater.’

Vledder grijnsde.

‘Leuk voor de toekomst,’ sprak hij met een zweem van sarcasme.

De Cock knikte.

‘Als de criminaliteit in ons lieve landje in hetzelfde tempo blijft stijgen, kan over een paar jaar de helft van de Nederlandse bevolking psychisch beschadigd de WAO in.’

Vledder lachte.

‘Als daar nog geld voor is.’ De jonge rechercheur reed een tijdje zwijgend door. Hij keek weer opzij. ‘Hoe vat je die beschuldigingen op?’

‘Je bedoelt ten aanzien van Grace de Lent?’

‘Cecile Burroughs en Alida van Amerongen lijken van haar schuld overtuigd.’

De Cock drukte zich weer wat omhoog.

‘Cecile Burroughs heeft Grace de Lent al beschuldigd tijdens ons eerste onderhoud met haar. Het feit dat de schatrijke Philip de Lent een paar dagen voor de echtscheiding werd uitgesproken stierf, kan men ten nadele van haar uitleggen.’

‘Een motief?’

De Cock knikte.

‘Ten aanzien van de dood van haar echtgenoot. Maar wat is haar motief ten aanzien van de moord op meester Donker-Korzelius?’

Vledder wuifde voor zich uit.

‘Dat wij dat motief nog niet kennen,’ reageerde hij fel, ‘betekent niet dat er geen motief is. Daarvoor weten we nog te weinig. Ik ben het volkomen met Cecile Burroughs eens. Ook de moordaanslag op Alida van Amerongen kan men ten nadele van Grace de Lent uitleggen.’

‘Hoe?’

‘Ze is het gebabbel van die oude tante beu.’

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

‘Alida van Amerongen kon niet eens zeggen of de revolver, waarmee ze werd beschoten, door een man of een vrouw werd gehanteerd.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Dat zegt niets. Als iemand een revolver op je leegschiet, dan…’

De Cock wuifde het onderwerp weg en reageerde verder niet.

Vledder zweeg.

Hij reed vanaf het Rokin rechts achter het monument om naar de Warmoesstraat en parkeerde de Golf voor de ingang van het politiebureau. Ze stapten uit en sloften naar de hal.

Jan Kusters telefoneerde. De wachtcommandant merkte de binnenkomst van de beide rechercheurs niet op. Bijna sluipend gingen ze aan de balie voorbij en bestegen de trappen naar de tweede etage.

Op de bank voor de ingang van de grote recherchekamer zat een jonge vrouw. Ze was gekleed in een donkergroene wijde regenmantel en een bijpassend hoedje in de vorm van een zuidwester. Haar voeten staken in zwarte glimmende laarsjes. Toen ze De Cock in het oog kreeg, kwam ze van de bank overeind en stapte op de grijze speurder toe.

De Cock keek haar verrast aan.

‘Annette van het Sticht.’ In zijn stem trilde verbazing.

‘Wat komt u doen… een bekentenis afleggen?’

14

Annette van het Sticht keek hem enkele ogenblikken schattend aan. Toen nam ze haar zuidwestertje af en een weelde van kastanjebruin haar golfde over haar schouders. De Cock bezag het met welgevalen.

‘Een bekentenis?’ herhaalde hij.

Annette van het Sticht schudde haar hoofd.

‘Ik heb geen reden,’ sprak ze zacht, ‘om een bekentenis af te leggen. Er valt niets te bekennen. Ik wil met u praten. Iets ophelderen voor er een blaam op mij blijft rusten.’

‘Wat voor een blaam?’

Er gleed een moede glimlach om haar lippen.

‘Ik dacht dat u daarover in de aula duidelijk genoeg was.’

De Cock knikte gelaten. Hij ging haar voor naar de grote recherchekamer, wierp zijn oude hoedje missend naar de kapstok, berustte daarin, en liet haar op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen.

Met zijn regenjas nog aan, ging hij tegenover haar zitten. Zijn scherpe blik gleed over haar gezicht. Ze zag bleek, vond hij, vermoeid, afgemat. De huid onder haar ogen was vaalblauw, ondanks haar make-up.

De oude rechercheur spreidde zijn beide handen.

‘U kunt met uw opheldering van start gaan. Ik ben van nu af één en al oor.’

Het klonk niet vriendelijk.

Annette van het Sticht slikte.

‘De avond waarop u mijn mantel en mijn hoedje in de garderobenis zag hangen, was ik in de villa van Peter Gramsma.’

De Cock veinsde verbazing.

‘U hebt dat steeds ontkend.’

Annette van het Sticht knikte.

‘Dat was verkeerd. Weinig doordacht. Ik had geen dwaze en doorzichtige uitvluchten moeten bedenken. Ik heb daar nu ook spijt van.’

De Cock glimlachte.

‘Berouw komt na de zonde.’

Annette van het Sticht schudde haar hoofd.

‘Er was niets zondigs aan mijn gedrag,’ sprak ze kalm en afwerend. ‘Mijn fout was, dat ik u onmiddellijk had moeten zeggen dat uw waarneming juist was, maar dat u daaraan een verkeerde conclusie verbond.’

De Cock wees in haar richting.

‘U… eh, u bent geen informante voor die… eh, die topcrimineel?’

Annette van het Sticht schudde haar hoofd.

‘Ik heb de kennis die ik als ambtenares had, nooit misbruikt.’

De Cock toonde verbazing.

‘Hoe kwam u dan bij Peter Gramsma in zijn villa in Baarn terecht?’

Annette van het Stichtte zuchtte.

‘Kort na mijn breuk met Karel… eh, meester Donker-Korzelius… heb ik een jonge jurist leren kennen. Een aardige, bescheiden man. Vriendelijk en innemend. Totaal anders dan Karel. Een paar dagen geleden, tijdens een strandwandeling, vertelde hij mij plotseling dat hij was benaderd door ene Peter Gramsma, een gefortuneerd zakenman. Na de tragische dood van zijn vertrouweling Philip de Lent, zocht die Peter Gramsma naar een nieuwe juridische adviseur.’

De Cock keek haar onderzoekend aan.

‘U schrok?’

Annette van het Sticht knikte.

‘Uit… eh, uit de stukken,’ antwoordde ze hakkelend, ‘die ik dagelijks onder ogen kreeg, wist ik wie Peter Gramsma was… kende ik zijn reputatie.’

De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

‘Wat deed u?’

‘Ik heb het Felix afgeraden.’

‘Meer niet?’

‘Hoe bedoelt u.’

De Cock grijnsde.

‘U hebt alleen gezegd: niet doen, Felix… dat is niet goed, Felix?’

Het klonk spottend.

Annette van het Sticht keek hem woedend aan.

‘Ik wilde mijn ambtsgeheim niet verbreken,’ riep ze geëmotioneerd. ‘Ik heb Felix niet verteld wat ik ambtelijk van Peter Gramsma wist. Daarom kon ik mijn afkeuring niet goed onderbouwen. Ik had te weinig steekhoudende argumenten.’

De Cock plooide zijn lippen in een tuitje.

‘U had toch iets kunnen laten doorschemeren… dat die heer Gramsma bij justitie geen onbekende persoonlijkheid was?’

Annette van het Sticht keek naar hem op.

‘Gaat u zo met uw ambtsgeheim om?’ vroeg ze bestraffend.

De Cock wuifde afwerend.

‘U behoefde toch niet exact te zijn?’ betoogde hij. ‘Ik denk dat u uw vriend ook zonder details had weten te overtuigen dat Peter Gramsma geen geschikte werkgever voor hem was.’