Выбрать главу

Annette van het Sticht antwoordde niet. Ze liet haar hoofd iets zakken.

‘Felix,’ ging ze voorzichtig verder, ‘had Peter Gramsma al een keer ontmoet en vond hem een aardige, innemende en betrouwbare man.’

De Cock snoof.

‘Weinig mensenkennis.’

Annette van het Sticht frommelde nerveus aan de zoom van haar wijde mantel.

‘Ik raadde Felix dringend aan om vooral voorzichtig te zijn. Toen Peter Gramsma hem voor een tweede gesprek in Baarn uitnodigde, vroeg Felix of ik met hem mee wilde gaan. Ik kon dan met eigen ogen aanschouwen dat mijn wantrouwen ongegrond was.’

De Cock knikte begrijpend.

‘U bent meegegaan?’

‘Ja.’

‘Dom.’

Annette van het Sticht trok haar schouders op.

‘Ik kon toch niet weten dat u… uitgerekend op die avond… besloot om Peter Gramsma in Baarn te bezoeken? Er ontstond paniek toen u zich met uw collega aan de voordeur meldde. Peter Gramsma en zijn gorilla dreven Felix en mij zijn kamer uit.’

De Cock glimlachte.

‘Ik sta al jaren als onberekenbaar bekend.’ De oude rechercheur zweeg even. Zijn blik vernauwde. ‘Uw nieuwe vriend heet Felix?’

‘Ja.’

‘En verder?’

‘Felix Rietfeld.’

De Cock reageerde geschokt.

‘Felix Rietfeld,’ herhaalde hij opgewonden. ‘Lid van ACC.’

Annette van het Sticht keek hem niet-begrijpend aan.

‘Wat is dat?’

‘Een cricketclub.’

Annette van het Sticht knikte instemmend.

‘Felix speelt cricket,’ sprak ze gelaten. ‘Dat heeft hij mij verteld.’

De Cock boog zich iets naar haar toe.

‘Mag… eh, mag ik u,’ vroeg hij voorzichtig, ‘een onbescheiden vraag stellen?’

Annette van het Sticht keek hem verbaasd aan.

‘Wat… eh, wat voor een onbescheiden vraag?’ vroeg ze onzeker.

Met zijn mond half open plukte De Cock aan zijn onderlip.

‘Hebt u uw vriend Felix Rietfeld wel eens… eh, ongekleed gezien?’

Annette van het Sticht knikte.

‘Een paar maal. Ik ben geen tiener meer.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Heeft hij een tatoeage op zijn rechteronderarm?’

Annette reageerde verrast.

‘Inderdaad… een klavertjevier.’

Er viel een lange stilte. Een defecte tl-balk zoemde boven hun hoofd. De Cock draaide zijn stoel verder naar haar toe.

‘Denk nu eens goed na,’ zei hij geduldig. ‘Bij wie hebt u zo’n klavertjevier meer gezien?’

‘Zo’n tatoeage?’

De Cock knikte.

‘Eenzelfde tatoeage.’

Annette van het Sticht sloeg haar hand voor haar mond.

‘Bij Karel… Karel Donker-Korzelius, die had precies dezelfde tatoeage.’

De Cock grijnsde.

‘Vrijt u alleen,’ vroeg hij licht spottend, ‘met stoere mannen, die een klavertjevier op hun arm hebben laten tatoeëren?’

Annette van het Sticht keek hem vernietigend aan.

‘U maakt mij op die tatoeage attent,’ antwoordde ze ijzig. ‘Het was mij echt nog niet opgevallen, dat Felix Rietfeld eenzelfde klavertjevier op zijn rechterarm had als Karel.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Bent u wel eens met Felix Rietfeld naar het clubhuis van ACC geweest?’

‘Nee.’

‘Waarom niet?’

‘Felix zei dat het beter was dat ik daar niet kwam. Er heerste volgens hem op de club een wat overtrokken… macho-achtige mannensfeer… ongezond voor vrouwen zoals ik.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Is dat zo?’

Annette van het Sticht trok haar schouders op.

‘Felix zegt het.’

De Cock strekte zijn beide handen naar haar uit.

‘Bent u in de periode dat u met Karel Donker-Korzelius omging, nooit naar de club geweest?’

Annette van het Sticht schudde haar hoofd.

‘Nooit.’ Ineens verhelderde haar blik. ‘Vreemd,’ sprak ze peinzend. ‘Dat bedenk ik mij ineens. Karel zei ook altijd hetzelfde… de club is niets voor jou. Daar komen alleen hijgende mannen.’

De Cock lachte.

‘Cricket is blijkbaar een vermoeiende sport.’

De oude rechercheur pauzeerde even, leunde ver in zijn stoel achterover en veranderde van toon.

‘Uit ervaringen in het verleden blijkt,’ ging hij gedragen verder, ‘dat topcrimineel Peter Gramsma steeds goed op de hoogte was van uitvoeringsplannen van justitie en politie. U ontkent gegevens te hebben doorgespeeld, en ik ben geneigd om dat te geloven. Maar wie bij justitie zorgde dan voor de informatie?’

Annette van het Sticht reageerde fel.

‘Waarom,’ vroeg ze bits, ‘zoekt u de lekken niet in uw eigen organisatie?’

De Cock kon een verholen glimlach nauwelijks onderdrukken. De felheid en de verontwaardiging van Annette van het Sticht amuseerden hem. Hij trok zijn gezicht weer in een ernstige plooi.

‘Toen ik u enige dagen geleden vroeg of u gehuwd was… of geweest, antwoordde u mij; zo intens heeft nog nooit een man mij kunnen bekoren.’

Annette van het Sticht knikte.

‘Dat zei ik.’

De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus.

‘Felix?’

Annette van het Sticht antwoordde niet direct. Het was alsof ze tijd nam om haar eigen gevoelens te analyseren.

‘Ik wil hem niet verliezen.’

‘Bent u daar bang voor?’

‘Als hij naar Peter Gramsma gaat, dan acht ik hem voor mij verloren.’

‘En anders?’

‘Hoe bedoelt u?’

De Cock zuchtte.

‘Ik heb al twee dode mannen met een klavertjevier op hun onderarm.’

De Cock blikte omhoog naar de klok boven de toegangsdeur van de grote recherchekamer en geeuwde. Het was bijna middernacht. Vledder kwam binnen, liep naar zijn bureau en liet zich met een zucht in zijn stoel zakken.

De Cock keek naar hem op.

‘Wordt ze thuisgebracht?’

Vledder knikte.

‘Jan Kusters zou ervoor zorgen.’ De jonge rechercheur grijnsde. ‘Als we ’s avonds alle aangevers en getuigen omwille van hun persoonlijke veiligheid naar huis moeten begeleiden, kunnen we van bureau Warmoesstraat wel een taxibedrijf maken.’

‘We hebben haar nodig.’

Vledder trok een pijnlijk gezicht.

‘Denk je echt,’ vroeg hij met hoorbare twijfel, ‘dat Annette van het Sticht in staat is om Felix Rietfeld het geheim van zijn klavertjevier te ontfutselen?’

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘Het is een kans,’ antwoordde hij zorgelijk. ‘Ik hoop dat ik haar voldoende heb kunnen duidelijk maken dat zijn leven in gevaar is.’

Vledder keek hem peinzend aan.

‘Meende je wat je tegen haar zei?’

De Cock keek hem schuins aan.

‘Mijn stelling, dat de tatoeage… het klavertjevier… bij de moord op Philip de Lent en Karel Donker-Korzelius een beslissende rol speelde?’

‘Dat bedoel ik.’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Absoluut. Dat meende ik oprecht. Ik ben ervan overtuigd dat de mannen die het klavertjevier op hun rechteronderarm hebben laten tatoeëren, een redelijke kans lopen om te worden vermoord.’

Vledder grinnikte vreugdeloos.

‘Door wie?’

De Cock antwoordde niet. Hij kwam uit zijn stoel overeind en wandelde naar de kapstok. Moeizaam wurmde hij zich in zijn oude regenjas. Met zijn hoedje schuin op zijn hoofd draaide hij zich om en wees naar de klok.

‘Het is weer mooi geweest voor vandaag,’ sprak hij vermoeid. ‘Het is elke dag even laat.’

Vledder liep op hem toe.

‘Je gaat naar huis?’

De Cock knikte.

‘Thuis, in de magnetron staat een glas chocolademelk voor mij klaar en…’

De grijze speurder stokte. De telefoon op zijn bureau rinkelde. Vledder liep terug en nam de hoorn op.