Выбрать главу

De Cock zuchtte. ‘Dat was het wel. Het verwarrende voor ons politiemensen is, dat wij advocaten, juristen en meesters in de rechten nog altijd zien als een soort verlengstuk van ons werk… als rechthandhavers.’ De oude rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Dat is een misvatting. Maffia-achtige organisaties nemen juristen in dienst om hun criminele praktijken op legale wijze af te schermen. Veel juristen zijn geen handhavers meer van de wet, maar ondergravers… zij hollen de wetgeving uit… ten behoeve van hun opdrachtgevers.’

Mevrouw De Cock keek haar man gespannen aan. ‘Zij passen de wet verkeerd toe?’

De Cock trok zijn schouders op. ‘Men kan de wet op diverse wijzen interpreteren. Daar is niets verkeerds aan. Het is alleen jammer, dat in het huidige tijdperk van de calculerende burger ook de beroepsethiek dreigt te verdwijnen.’

Fred Prins wuifde het onderwerp weg.

‘Jij zocht de moordenaar van Philip de Lent, meester Donker-Korzelius en Ralf van Zutphen in een andere richting dan die van de maffia. Waarom… wat was de reden?’

De Cock zwaaide breed. ‘De werkwijze… de modus operandi. Ik heb het al even aangeduid… huurmoordenaars nemen niet de moeite om hun slachtoffers eerst keurig te ontkleden. Bovendien is een breinaald een vrij ongebruikelijk moordwapen. Ik ben dat nog niet eerder tegengekomen.’

Vledder kwam tussenbeide. ‘En dan was er nog iets… Alle slachtoffers hadden op hun rechteronderarm een tatoeage in de vorm van een klavertjevier.’

Hans Rijpkema knikte begrijpend. ‘Dat betekende… althans zo kan men dat uitleggen… dat ze alle drie iets met elkaar van doen hadden.’

De Cock knikte. ‘Dat geheim van het klavertjevier heeft mij sterk beziggehouden. Het was een teken van verbond tussen de gedode mannen, maar de reden van dat verbond kon ik aanvankelijk niet doorgronden.’

Vledder keek naar hem op. ‘Wanneer begon jij te vermoeden dat mevrouw Van Amerongen bij de moorden was betrokken?’

De Cock glimlachte. ‘Toen er een aanslag op haar werd gepleegd.’

Vleddder schudde verwonderd zijn hoofd. ‘Dat snap ik niet.’

De Cock pakte zijn glas en nam nog een slok van zijn cognac. ‘Waarom die aanslag, vroeg ik mij af. Wat was het motief? Een vriendelijke nette vrouw, wonende in Amstelveen in een keurige laan, op wie men onverhoeds drie kogels vuurt. Het leek onzinnig.’

De oude rechercheur tikte met zijn gestrekte rechterwijsvinger tegen het puntje van zijn neus.

‘Tot het besef in mij ontwaakte, dat degene die een moordaanslag op haar had gepleegd, er vrijwel van overtuigd moet zijn geweest dat mevrouw Van Amerongen bij de moorden op Philip de Lent en meester Donker-Korzelius was betrokken.’

Het gezicht van Vledder verhelderde. ‘En dat betekende tevens, dat degene die de aanslag pleegde, ook haar motief kende… wist waarom zij Philip de Lent en Donker-Korzelius had vermoord.’

De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan. ‘Precies. We kunnen het hem niet meer vragen, maar ik ben er vrijwel van overtuigd dat de stuntelige moordaanslag op mevrouw Van Amerongen het werk was van Ralf van Zutphen.’

Hans Rijpkema boog zich naar voren. ‘Maar als Ralf van Zutphen wist dat mevrouw Van Amerongen al twee moorden op haar geweten had, hoe kon hij dan zelf slachtoffer worden… hij wist toch uit welke hoek het gevaar kwam?’

De Cock grijnsde. ‘Ralf van Zutphen kende haar handlangster niet… althans, hij kende haar wel… heel goed zelfs, maar wist niet dat zij met mevrouw Van Amerongen een sinister complot had gesmeed.’

De mond van Vledder viel half open. ‘Cecile Burroughs.’

De Cock ademde diep. ‘Een jonge, bijzonder knappe vrouw met een uitstraling en een charme, voor wie elke man wel moest bezwijken.’

Fred Prins hield zijn hoofd iets schuin. ‘Hoe gingen zij te werk?’

De Cock glimlachte. ‘De werkwijze was even simpel als doeltreffend. Cecile Burroughs verleidde de mannen om met haar mee te gaan naar haar witte caravan, aan een smalle, stille en doodlopende zijlaan van Langs de Akker in Amstelveen. Ver voordien bracht zij mevrouw Van Amerongen van haar afspraken op de hoogte. Die sloot zich voor hun komst met een breinaald op in de kleine doucheruimte van de caravan. Wanneer de mannen geheel ontkleed hun vurig liefdesspel bedreven, kwam ze uit de doucheruimte tevoorschijn. Cecile Burroughs hield de mannen dan even stevig omklemd, zodat mevrouw Van Amerongen met haar scherpe breinaald trefzeker kon toeslaan.’

Mevrouw De Cock sloeg haar hand voor haar mond.

‘Verschrikkelijk.’

De Cock wreef zich vermoeid achter in zijn nek. ‘We hadden het bewijs van de toedracht vermoedelijk nooit kunnen leveren als Felix Rietfeld niet zijn medewerking had toegezegd.’

Fred Prins fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wie is Felix Rietfeld?’

De Cock lachte. ‘De man, die jullie terzake moord c.q. doodslag hebben gearresteerd.’ De oude rechercheur bracht zijn handen naar voren. ‘Ik zal het proberen uit te leggen. Felix Rietfeld was de vierde man met dezelfde tatoeage: een klavertjevier. Ik was ervan overtuigd dat het duo Cecile Burroughs en Alida van Amerongen het plan had om ook hem te vermoorden… om hetzelfde motief. Hij moest voor mij als lokaas dienen.’

Fred Prins grinnikte. ‘En dat lukte.’

De Cock knikte. ‘Maar dat was niet eenvoudig. Zolang ik het motief van de beide dames niet kende, kon ik Felix Rietfeld niet overreden om mij te helpen. Felix Rietfeld bewaarde, net als de reeds vermoorde mannen, een duister geheim. Het is niet voor niets, dat ik hem voor moord c.q. doodslag heb laten arresteren.’

Vledder slikte. ‘Wat was dat dan voor een moord of doodslag?’

De Cock wees naar de lege glazen. ‘Laat ik eerst nog eens inschenken.’ De grijze speurder pakte opnieuw de fles cognac Napoleon. ‘Dit was een van de ingewikkeldste zaken uit mijn loopbaan,’ vervolgde hij. ‘Wat mij intrigeerde, was het feit dat de drie mannen op exact dezelfde plek werden gevonden… na elders te zijn vermoord. De moordenaar, zo redeneerde ik, moest met die plek een relatie hebben… of het was een aanduiding voor het motief van de dader. Een van beide. Toen ik tot dat inzicht was gekomen, ben ik met Afra Molenkamp in onze administratie gaan spitten en wij vonden een tien jaar oud proces-verbaal over het aantreffen van het lijk van een jongeman in het water van de Brouwersgracht bij de Melkmeisjesbrug.’

De oude rechercheur zweeg even voor het effect. ‘De naam van deze jongeman luidde: Ronald van Amerongen.’

Vledder keek hem met grote ogen aan. ‘Zoon van mevrouw Van Amerongen?’

De Cock knikte. ‘Haar enige zoon,’ antwoordde hij somber. ‘Haar enige kind. Bij een gerechtelijke sectie bleek dat de jongeman was verdronken, maar in zijn bloed zat een alcoholpercentage van 3,2 promille.’

Vledder floot tussen zijn tanden. ‘Dat is nogal wat.’

De Cock pauzeerde even en nam een slok van zijn cognac.

‘Omdat er geen duidelijke aanwijzingen voor misdaad waren,’ ging hij verder, ‘en de gulp van de jongeman openstond toen hij uit het water werd gevist, nam de rechercheur die de zaak destijds behandelde, gemakshalve aan, dat Ronald van Amerongen met een dronken kop aan de wallenkant had staan plassen en in de Brouwersgracht was gevallen en verdronken.’

‘En dat was niet zo?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘De schuldigen waren Karel Marinus Donker-Korzelius, Philip de Lent, Ralf van Zutphen en Felix Rietfeld. Deze vier toekomstige meesters in de rechten waren allen lid van het beruchte studentendispuut Probandum… Latijn voor wat bewezen moet worden. Dat dispuut was destijds ondergebracht in een oud pand aan de Brouwersgracht. Ronald van Amerongen wilde als eerstejaars student in de rechten… als feut… lid worden van dat dispuut. Tijdens de ontgroening dwongen genoemde heren Ronald van Amerongen om alcohol te gebruiken. Toen de jongeman dat principieel weigerde, namen ze een trechter, hielden hem vast en dwongen hem op die manier een gehele fles whisky te drinken. Ze goten de drank als het ware bij die jongen naar binnen.’