Выбрать главу

Mevrouw De Cock brieste. ‘Smeerlappen.’

De grijze speurder kneep zijn lippen opeen. ‘Het werd nog smeriger. Ronald van Amerongen, een jonge sportman die nooit alcohol gebruikte, raakte in coma.

De vier licht aangeschoten studenten wisten met de in coma geraakte Ronald van Amerongen geen raad. Ze waren bang dat de jongeman in hun midden zou sterven. Ze hebben toen ter misleiding van de recherche zijn gulp opengemaakt. Daarna droegen ze hem uit het dispuut en lieten zijn lichaam in het water van de Brouwersgracht zakken, waar de jongeman verdronk.’

Appie Keizer hijgde. ‘Dat is moord.’

De Cock knikte. ‘Toen het edele viertal na de begrafenis van Ronald van Amerongen opgelucht constateerde dat hun wandaad blijkbaar onopgemerkt was gebleven, kwamen ze onderling overeen dat ze er verder voor eeuwig over zouden zwijgen. Als bewijs van dat verbond lieten ze bij Tattoo Peter op hun onderarm een klavertjevier tatoeëren.’

Fred Prins spreidde zijn beide handen. ‘Waarom een klavertjevier?’

De Cock grijnsde. ‘Als symbool,’ sprak hij cynisch, ‘dat ze er zo gelukkig vanaf waren gekomen.’

Vledder boog zich naar hem toe. ‘Hoe kwam het uit? Hoe leerde mevrouw Van Amerongen de ware toedracht kennen?’

De Cock zuchtte. De uiteenzetting vermoeide hem.

‘Een paar weken geleden, op een zondag na een wedstrijd van de zogeheten oude mannen, zat het viertal in het clubhuis van ACC bijeen en dronk stevig. Wie van de vier de dood van Ronald van Amerongen opnieuw in herinnering bracht, is mij nog niet duidelijk geworden. In ieder geval hoorde Cecile Burroughs, die die zondag dienst deed aan de bar, wat er zo’n tien jaar geleden met de jonge Ronald van Amerongen was gebeurd.’

Vledder knikte begrijpend. ‘En Cecile Burroughs vertelde het aan mevrouw Van Amerongen.’

De Cock wuifde voor zich uit. ‘Ik vermoedde al een band tussen Cecile Burroughs en Alida van Amerongen. Toen Alida van Amerongen na die mislukte aanslag op haar niet meer in haar eigen huis durfde, vluchtte ze…’

Vledder onderbrak hem. ‘… als een verschrikt vogeltje naar het huis van Cecile Burroughs.’

De Cock knikte. ‘Cecile Burroughs heeft, zo vertelde ze mij, na de scheiding van haar ouders in Engeland, jarenlang bij de familie Van Amerongen in Amstelveen gewoond. Of er tussen haar en Ronald, zoon van de familie, een liefdesrelatie heeft bestaan, weet ik niet. Toen ik vanmorgen tijdens haar verhoor die mogelijkheid opperde, begon ze te huilen.’

Hans Rijpkema boog zich naar voren. ‘Die beide vrouwen hadden met hun wetenschap toch gewoon naar de politie kunnen stappen?’

De Cock beet op zijn onderlip. ‘Dat heb ik hen gezegd.’

‘En?’

De grijze speurder keek naar hem op.

‘Ken jij het antwoord niet?’ vroeg hij treurig.

Hans Rijpkema liet beschaamd zijn hoofd zakken.

‘Ik begrijp het. Ze hadden geen vertrouwen in onze Nederlandse rechtspleging.’

De Cock zuchtte diep. ‘Ik heb wel even moeite gehad om het te verwerken.’ De stem van de oude rechercheur trilde een beetje. ‘Mijn hele leven lang heb ik het recht gediend… bij nacht en ontij ben ik daarvoor op pad geweest en dan vertellen die twee vrouwen jou doodkalm en in volle overtuiging dat zij het geloof in onze rechtspleging hadden verloren en daarom besloten om het recht in eigen hand te nemen.’

Er viel een korte stilte.

Mevrouw De Cock vroeg de aandacht van haar man. ‘Hoe wordt ze nu gestraft?’

‘Wie?’

‘Cecile Burroughs? Zij heeft de moorden toch niet gepleegd.’

De Cock trok een pijnlijk gezicht. ‘Zonder Cecile Burroughs waren ze niet mogelijk geweest. Zij verleidde de mannen, bracht hen naar haar liefdesnestje, waar mevrouw Van Amerongen geduldig op haar prooi stond te wachten. Ik schat, dat de rechter weinig onderscheid zal maken.’

‘En beiden even zwaar zal straffen?’

‘Dat vermoed ik.’

‘En Felix Rietfeld?’ De grijze speurder maakte een hulpeloos gebaartje.

‘Hoe groot zijn aandeel is geweest in de moord op Ronald van Amerongen, is moeilijk meer vast te stellen. Zijn mededaders van destijds kunnen niets meer vertellen.’

De Cock zweeg. Hij nam omzichtig een slokje van zijn cognac en keek de kring rond.

‘Nog vragen?’

Niemand reageerde.

De oude rechercheur zakte ver terug in zijn fauteuil. Het droevige relaas van de moorden had hem afgemat.

Mevrouw De Cock stond op, liep naar de keuken en kwam terug met een schaal vol lekkernijen.

Het gesprek werd algemener en de zaak van de dode meesters raakte op de achtergrond.

Tegen middernacht namen de jonge collega’s afscheid. Toen ze waren vertrokken, schoof mevrouw De Cock een poef bij en ging tegenover haar man zitten.

‘Ik heb eens in onze medische encyclopedie gekeken. Het is bepaald niet gemakkelijk om met een breinaald in iemands rug te steken en precies het hart te raken.’

De Cock glimlachte. Hoewel hij dat niet aanmoedigde, leefde zijn vrouw altijd intens met zijn onderzoeken mee. Soms toonde ze een verrassend inzicht.

‘Je bedoelt… hoe kon Alida van Amerongen zo snel en trefzeker toeslaan?’

‘Precies.’

‘Alida van Amerongen was tot haar huwelijk jarenlang operatiezuster in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam.’