Выбрать главу

‘Uiteraard is mij dat bekend. Ik behandel vrijwel alle processtukken.’

‘Hoever was dat onderzoek gevorderd?’

‘Het was bijna afgerond.’

‘Waren er arrestaties gepland?’

Annette van het Sticht knikte nadrukkelijk.

‘De actie zou nog deze week van start gaan. Het wachten was op voldoende inzetbaar personeel bij de narcoticabrigade.’

De Cock boog zich iets naar haar toe.

‘Hebben u, of de heer Donker-Korzelius, naar aanleiding van dat onderzoek wel eens berichten bereikt van ernstige bedreigingen?’

Annette van het Sticht trok haar rechterschouder iets op. ‘Wij krijgen wel eens boze brieven. Maar dat gebeurt in vrijwel elke zaak. Die brieven worden gewoon bij de dossiers gevoegd.’

De Cock voelde een lichte wrevel in zich opkomen. Er was iets in het gedrag van de secretaresse dat hem hinderde. De oude rechercheur had de stellige overtuiging dat Annette van het Sticht niet oprecht was… belangrijke informatie achterhield.

Hij keek haar nog eens onderzoekend aan… bezag de lijn van haar mond, haar licht roze aangezette sensuele lippen, de iets te kleine neus, haar donkere amandelvormige ogen, haar prachtig golvend kastanjebruin haar… en concludeerde dat Annette van het Sticht een aantrekkelijke vrouw was… verleidelijk, met een prikkelende weerbaarheid.

‘Bent u gehuwd… geweest?’

Annette van het Sticht schudde haar hoofd.

‘Zo intens,’ antwoordde ze geprikkeld, ‘heeft nog nooit een man mij kunnen bekoren.’

De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus.

‘De heer Donker-Korzelius?’

Annette van het Sticht keek naar hem op. In haar ogen smeulde vuur.

‘Ook de heer Donker-Korzelius niet,’ antwoordde ze strak. ‘Zelfs als hij niet getrouwd zou zijn.’

De Cock plukte aan zijn onderlip.

‘Hoe gedroeg de heer Donker-Korzelius zich… de dagen voor zijn vermissing?’

‘Opgewekt, vrolijk, zoals altijd. Karel is geen tobber, eerder zorgeloos.’

De Cock veinsde onbegrip.

‘Was er dan na die breuk tussen u en de heer Donker-Korzelius niets veranderd in de werksfeer? Geen voelbaar spanningsveld?’

‘Karel voelde niets.’

‘En u?’

Annette van het Sticht sloot even haar ogen.

‘Ik heb u gezegd hoe ik mij voelde.’

De Cock zweeg geruime tijd. Toen boog hij zich ver naar haar toe. ‘Mevrouw Van het Sticht,’ vroeg hij vriendelijk, ‘breit u?’

5

Toen Annette van het Sticht de grote recherchekamer had verlaten, kwam Vledder overeind, pakte de stoel naast het bureau van De Cock en ging daar achterstevoren op zitten. Hij duimde over zijn schouder.

‘Ik ben ervan overtuigd,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘dat een toegewijde secretaresse meer van de gedragingen van haar chef weet, dan deze charmante Annette van het Sticht ons openbaart.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Had jij ook het idee,’ reageerde hij verbaasd, ‘dat onze secretaresse niet geheel openhartig was?’

Vledder knikte. ‘Ze liet beslist niet het achterste van haar tong zien.’ De jonge rechercheur zweeg even. ‘Ik wilde mij niet in jouw verhoor mengen, maar ik had haar graag willen vragen waar zij haar intimiteiten met de officier van justitie bedreef.’

De Cock keek naar hem op.

‘Je bedoelt, in een auto, bij haar thuis of in een of ander motel?’

‘Precies. Misschien heeft Donker-Korzelius een liefde… een voorkeur voor bepaalde plekken en kunnen we daar eens gaan kijken.’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

‘Ik heb daar wel een moment aan gedacht, maar ik vond die vraag, gezien de stand van ons onderzoek, te indiscreet. Het is geen moord. Onze Karel Marinus Donker-Korzelius wordt vermist… meer niet. Dat levert niet eens een strafbaar feit op.’

Vledder gebaarde voor zich uit.

‘Volgens Smalle Lowietje lopen er wel mensen met een moordplan rond.’

De Cock maakte een afwerend gebaar.

‘Annette van het Sticht zegt dat ernstige bedreigingen nooit het parket van de officier van justitie hebben bereikt. Volgens haar leefde de heer Donker-Korzelius er zorgeloos op los.’

Vledder verschoof iets op zijn stoel.

‘Die vrouw bezorgt mij kriebels. Ik vertrouw haar niet… niet helemaal.’

De Cock dacht na.

‘Het verbaast mij ook dat zij vandaag voor het eerst door roddels ervaart dat Karel Marinus Donker-Korzelius een onverbeterlijke rokkenjager is, die al met diverse vrouwelijke leden van het parket een min of meer intieme verhouding had.’

Vledder glimlachte.

‘Je hebt gelijk,’ sprak hij instemmend, ‘dergelijke zaken blijven in een werksfeer niet onopgemerkt. Dat blijkt ook uit het feit, dat men op het parket blijkbaar wel wist dat Annette van het Sticht als secretaresse iets had met haar eigen chef. Als toch iemand moet weten waar hij uithangt dan ben jij het. Dat is, dunkt mij, duidelijk genoeg.’

De Cock strekte zijn handen voor zich uit en drukte zijn vingertoppen tegen elkaar. ‘Bij sommige vrouwen die door hun minnaar zijn verlaten, blijft een sluimerend gevoel van wrok… van verbittering hangen. Die gekwetste vrouwen kunnen uiterst gevaarlijk zijn.’

Vledder keek hem verrast aan

‘Vroeg je daarom of ze breide?’

De Cock tastte met de toppen van zijn vingers naar zijn voorhoofd. ‘Het was een domme, volkomen onzinnige vraag,’ antwoordde hij weifelend. ‘Ik besefte dat op het moment dat ik die vraag stelde. De man in het water van de Brouwersgracht met een breinaald in zijn rug was niet Donker-Korzelius. Maar ik kon er echt niets aan doen. De vraag welde intuïtief bij mij op.’

Vledder keek hem fronsend aan.

‘Ik ben bang voor jouw intuïties.’

De Cock knikte traag.

‘Ik ook,’ sprak hij ernstig. ‘Ik heb vaak gemerkt dat onverklaarbare gevoelens…’ De oude speurder stokte.

Er werd geklopt.

De beide rechercheurs draaiden zich om en keken naar de deur van de recherchekamer. Het licht in de lange gang brandde. Op het geribde glas van de deur bewoog het silhouet van een figuur in een cape met capuchon. Het was een sprookjesachtig beeld.

Vledder stond op van zijn stoel, zette die weer recht naast het bureau van De Cock en riep: ‘Binnen!’

De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen een jong vrouw. Ze schoof haar capuchon naar achteren en schudde haar haren los.

De Cock schatte haar op achter in de twintig. Ze was mooi, stelde hij vast, uitzonderlijk mooi. Het lange blonde haar hing golvend op haar zwarte cape. Ze haakte de cape los en trok hem met een gracieus gebaar van haar ranke schouders. Een regen van fijne druppeltjes viel op de vloer. Vledder schoot haastig toe en nam de cape van haar over. Ze schonk hem een flauwe, wat matte glimlach. Langzaam liep ze de kale recherchekamer binnen.

De Cock boog hoffelijk en gebaarde uitnodigend naar de stoel naast zijn bureau. ‘Gaat u zitten,’ sprak hij vriendelijk.

Ze schonk hem een genadig knikje.

‘Dank u zeer.’ Haar stem klonk hees.

Ze nam voorzichtig plaats, legde een roodlederen buidel op de rand van het bureau en sloeg bevallig haar benen over elkaar. Haar bewegingen en gebaren waren traag en geraffineerd, bedoeld om een overrompelende impressie achter te laten.

De Cock zag het gelaten aan. Haar gedrag toverde een glimlach om de lippen van de oude rechercheur, maar imponeerde hem verder niet. De geur van haar parfum ondervond hij als aangenaam. Hij liet zich in zijn stoel achter zijn bureau zakken.

‘Mijn naam is De Cock,’ opende hij beminnelijk. ‘De Cock met ceeooceekaa.’ Hij wuifde in de richting van zijn jonge collega. ‘En dat is Vledder, mijn onvolprezen hulp.’ De oude rechercheur zweeg even; keek haar schattend aan. ‘Waarmee zouden wij u van dienst kunnen zijn?’

Ze antwoordde niet direct. ‘Mijn naam is Cecile… Cecile Burroughs.’ Ze sprak met een licht Engels accent.