Vledder keek zijn oudere collega schattend aan.
’Zullen we hem arresteren?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Hij is een mogelijke verdachte. Maar voorlopig hebben we te weinig bewijsmateriaal. Met louter suggesties overtuig je geen enkele rechter.’
Hij zweeg even.
’Heb je dokter Rusteloos vanmorgen al aan de lijn gehad?’ Vledder knikte.
’De sectie op het lijk van Antonie de Lavaterne is vanmiddag om twee uur op Westgaarde. Dokter Rusteloos kon niet eerder in Amsterdam zijn. Hij had vanmorgen nog twee secties, een dubbele moord in Utrecht.’
De Cock stak zijn wijsvinger omhoog.
’Vergeet je niet om in zijn fouillering te zoeken naar een mogelijke sleutel van dat pand aan de Herengracht? Als hij geen sleutel had, dan werd hij binnengelaten door iemand die wel over een sleutel kon beschikken. Dat kan een belangrijke aanwijzing worden.’
Vledder knikte begrijpend.
’Ik neem zijn hele fouillering mee. Misschien heeft hij papieren bij zich, een agenda of andere bescheiden die ons verder op weg kunnen helpen.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
’Denk nog eens na,’ sprak hij peinzend, ’zou er een verband bestaan tussen de moord op Antonie de Lavaterne en Henry Cooperbrander?’
Vledder spreidde zijn handen.
’Ze waren beiden tempelier van de Broederschap van het Kruis en werden beiden op exact dezelfde wijze met een ponjaard om het leven gebracht.’
’Maar verder?’
Vledder trok zijn schouders op.
’Verder niets.’ Hij keek de oude rechercheur vragend aan. ’Vind je het niet genoeg?’
De Cock antwoordde niet.
De rechercheurs verzonken in gedachten.
Het rinkelen van de telefoon op het bureau van De Cock verbrak hun overpeinzingen.
Vledder boog zich voorover, greep de hoorn en luisterde. Zonder iets te zeggen legde hij de hoorn op het toestel terug. De Cock keek hem vragend aan.
’Wie was dat?’
De jonge rechercheur grinnikte.
’Buitendam, hij briest nog steeds.’
Commissaris Buitendam, de lange, statige chef van het bekende politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat, wenkte met een slanke hand. Het felle rood van woede was uit zijn gezicht getrokken. Met een vrijwel normale gelaatskleur knikte hij de grijze speurder bemoedigend toe.
’Kom binnen, De Cock,’ sprak hij geaffecteerd, ’en ga zitten.’ Hij kwam achter zijn bureau vandaan en gebaarde uitnodigend naar het zitje van stalen meubelen bij het raam, waar de commissaris slechts zijn prominente gasten ontving.
De grijze speurder trok zijn gezicht in een onwillige plooi. Nors en ontoegankelijk. Toenaderingen van zijn chef wees hij in de meeste gevallen koel en hooghartig van de hand. Hij had geen hekel aan zijn commissaris, maar leefde met hem toch op enigszins gespannen voet. De Cock hield dat graag zo, beducht voor elke inmenging in zijn wijze van onderzoek.
’Als het u hetzelfde is, ik blijf graag staan.’
Op het bleke gezicht van de commissaris kwam weer een lichte blos.
’Zoals je wilt.’ Hij liep terug naar zijn bureau en nam wat stijfjes plaats. Daarna strekte hij zijn rechterhand in de richting van de oude rechercheur.
’Wat is onmiddellijk?’ vroeg hij toornig.
De Cock kon een glimlach niet bedwingen.
’Ogenblikkelijk,’ antwoordde hij vriendelijk, ’onverwijld, direct, stante pede, zonder enig dralen.’
Buitendam knikte heftig.
’Prachtig,’ gromde hij. ’Je kent de synoniemen, maar inhoudelijk heeft het voor jou blijkbaar geen enkele betekenis. Volgens mijn informatie van de wachtcommandant beneden ben je al meer dan een uur geleden aan het bureau gearriveerd. Jouw interpretatie van het begrip ”onmiddellijk” verdient wel enige correctie.’
De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.
’Vledder en ik raakten in een discussie over de moorden waarmee wij gisteren zijn geconfronteerd. Die discussie deed mij het strakke ”onmiddellijk” van u vergeten. Daarvoor mijn excuses.’
Commissaris Buitendam trok zijn kin omhoog.
’Geaccepteerd,’ reageerde hij kort.
De Cock boog zich iets naar hem toe.
’Wat was de feitelijke reden van uw… eh, uw onmiddellijk?’ Buitendam zuchtte.
’Ik ben gisteravond nog heel laat gebeld door vertegenwoordigers van de politie uit de regio Gooi- en Vechtstreek.’ De Cock begreep onmiddellijk waarom de commissaris was benaderd. Hij had in het verleden dikwijls problemen gehad met politie buiten de regio Amsterdam.
’Hebben ze al vorderingen gemaakt met hun onderzoek?’ vroeg hij ontwijkend.
Commissaris Buitendam schudde zijn hoofd.
’Ze hadden klachten.’
’Waarover?’
’Jouw optreden.’
’Wat was daar mis mee?’
Commissaris Buitendam ademde diep in.
’Jouw gedrag bij een moord in een villa in Naarden heeft bij de politie van de regio Gooi- en Vechtstreek nogal irritaties gewekt.’
De Cock keek hem niet-begrijpend aan.
’In welk opzicht?’
’Vledder en jij hadden jullie optreden in hun regio van tevoren moeten melden.’
De Cock spreidde zijn handen.
’Tijdens ons onderzoek naar de moord op ene Antonie de Lavaterne op de Herengracht viel de naam van Henry Cooperbrander, woonachtig in Naarden. Omdat hij ons mogelijk belangrijke inlichtingen kon verschaffen, wilden we eens met die man praten.’
’En vonden zijn lijk.’
’Precies.’
’En daarbij had je het moeten laten.’
De Cock snoof.
’Dat meent u toch niet in ernst? Het lichaam van het slachtoffer voelde nog zo warm aan, dat de mogelijkheid niet was uitgesloten dat de dader van de moord nog in de directe nabijheid was.’
Commissaris Buitendam schudde verwijtend zijn hoofd. ’Je had onmiddellijk de politie van de regio Gooi- en Vechtstreek moeten inschakelen.’
De Cock zuchtte diep.
’Dat hebben we gedaan.’
Buitendam schudde opnieuw zijn hoofd.
’Ik memoreerde het al eerder. Jouw interpretatie van het begrip ”onmiddellijk” verdient wel enige correctie. Vledder heeft zonder enige bevoegdheid de gehele villa doorzocht en jij hebt een uitgebreid verhoor gepleegd.’
De Cock maakte een afwerend gebaar.
’Mevrouw Cooperbrander kwam thuis vrijwel op hetzelfde moment dat wij het lijk van haar man ontdekten.’
’En?’
De Cock snoof.
’Ik… ik,’ stotterde hij, ’moest haar toch de reden van mijn aanwezigheid in haar villa verklaren. Dat is toch betamelijk, een staaltje van fatsoen.’
’Je hebt naar haar alibi gevraagd.’
De Cock voelde de woede in zijn aderen kruipen.
’Zij was op dat moment ook een redelijke verdachte,’ reageerde hij luid. ’In de buurt bij een nog warm lijk.’
De oude rechercheur deed een stap dichter naar het bureau van de commissaris en tikte met zijn gekromde wijsvinger op zijn borst.
’Ik ben een politieman,’ riep hij emotioneel, ’een politieman in hart en nieren. Ik denk als een politieman, ik voel als een politieman. Ik kan die andere ”ik” toch niet uit mijn lijf bannen op het moment dat ik een ernstig misdrijf ontdek.’
Hij ademde diep in.
’En als u als leider van een grote groep dienders en rechercheurs dat niet begrijpt, als u niets voelt van hetgeen er in die mensen omgaat, pak dan uw spulletjes bij elkaar en verdwijn uit dit bureau.’
Commissaris Buitendam kwam met een ruk uit zijn stoel overeind. Hij zag rood tot in zijn nek en zijn neusvleugels trilden. Bevend strekte hij zijn arm naar de deur.
’Eruit.’
De Cock ging.
8
Toen De Cock na het stormachtig onderhoud met commissaris Buitendam in de grote recherchekamer terugkwam, keek Vledder hem schattend aan.
’Was het weer zover?’