Выбрать главу

’Zeker, als iets of iemand hem dwarszit. Robert is een driftkop.’

’Moord op uw vader?’

Albert Cooperbrander liet zijn hoofd zakken.

’Ik… eh, ik ben hier op verzoek van mijn moeder,’ sprak hij ontwijkend.

De Cock strekte zijn wijsvinger naar hem uit.

’Dat zei u: moeder stuurt me. Maar dat is geen antwoord op mijn vraag.’

Albert Cooperbrander bracht zijn hoofd weer omhoog. Secondenlang staarde hij voor zich uit in het niets.

’Ik… eh,’ begon hij aarzelend, ’ik heb er niet met moeder over gesproken, maar gezien in het licht van hetgeen gisteren met vader is gebeurd, vond ik het late telefoontje van Finken uiterst merkwaardig.’

De Cock simuleerde verbazing.

’In welk opzicht?’

Albert Cooperbrander zwaaide geëmotioneerd.

’Het tijdstip,’ reageerde hij plotseling hij luid. ’Vader en moeder gaan gewoonlijk bijtijds naar bed. Vader Finken weet dat. Voor een verontschuldiging maakt men toch niet iemand midden in de nacht wakker? Ik kreeg de indruk dat hij moeder en mij per se duidelijk wilde maken dat Robert die avond niet in Naarden was geweest.’

De Cock hield zijn hoofd iets scheef.

’Alsof hij al wist wat er met uw vader was gebeurd?’ ’Inderdaad, die indruk kreeg ik.’

De Cock keek hem begrijpend aan.

’U wilt zeggen, vader Finken werkte aan een alibi.’ Albert Cooperbrander knikte met een ernstig gezicht. ’Een alibi voor zijn zoon.’

Toen Albert Cooperbrander de grote recherchekamer had verlaten, keek Vledder zijn oudere collega vragend aan. ’Denk je echt dat vader Finken midden in de nacht de vrouw van Henry Cooperbrander belde om zijn zoon Robert een alibi te verschaffen?’

De Cock trok zijn schouders iets op.

’Het is een reële mogelijkheid,’ antwoordde hij voorzichtig. ’Maar niet wijs.’

’Hoe bedoel je?’

’Albert Cooperbrander vond dat late telefoontje naar zijn moeder ronduit verdacht. Het wekte bij hem de nodige argwaan. Een argwaan die ik met hem deel. En dat zal zeker niet de bedoeling van vader Finken zijn geweest.’

’Wat doen we met vader en zoon Finken?’

’Niets.’

Vledder keek hem verrast aan.

’Niets?’

De Cock knikte. Hij wees naar de grote klok boven de toegangsdeur van de grote recherchekamer.

’Als jij straks naar Westgaarde gaat voor de gerechtelijke sectie op het lijk van Antonie de Lavaterne, neem ik contact op met onze collega’s van de regio Gooi- en Vechtstreek. De dood van Henry Cooperbrander is hun zaak.’

Vledder slikte.

’Jij wilt hun vertellen wat wij omtrent vader en zoon Finken te weten zijn gekomen?’

’Ja.’

’Jij wilt hen helpen hun moordzaak op te lossen?’

’Ja.’

’Zij hebben ons gisteravond bij commissaris Buitendam gemeen belasterd.’

De Cock glimlachte.

’Je mag geen kwaad met kwaad vergelden.’

Vledder keek hem peinzend aan.

’Een kreet van je oude moeder?’

De Cock knikte bedaard.

’Je begint haar al aardig te kennen.’

Met een grauw gezicht kwam Vledder sjokkend de grote recherchekamer binnen en liet zich puffend op zijn stoel achter zijn bureau zakken.

’Ik kwam in de spits terecht,’ sprak hij blazend. ’Ik denk dat ik er bijna twee uur over heb gedaan om van Westgaarde naar de Warmoesstraat te komen. Amsterdam is een stad met aderverkalking. Volkomen dichtgeslibd. Als je eenmaal vastzit, kun je geen kant meer uit.’

De Cock knikte begrijpend.

Toen het grauw uit het gezicht van Vledder iets was weggetrokken, zei hij: ’Ik heb onze collega’s van de regio Gooi- en Vechtstreek volledig ingelicht. Ze zullen vader en zoon Finken benaderen en mocht het iets opleveren, dan zullen ze ons daarover informeren.’

Vledder grinnikte.

’Toch vriendelijk van ze,’ sprak hij spottend. ’Heb je nog iets gezegd over hun klacht bij Buitendam?’

De Cock schudde zijn hoofd,

’Het is beter die zaken niet op de spits te drijven. Misschien hebben wij hen in de toekomst weer nodig.’

’Ik vind het toch een rotstreek.’

De Cock reageerde niet.

’Ik heb tijdens jouw verblijf op Westgaarde ook een bezoek gebracht aan Gabriëlle de Lavaterne. Ze bezwoer mij nog eens dat ze geen Frederik Finken kende en dat zij betwijfelde of haar man ooit met hem bevriend was.’

De oude rechercheur zweeg even voor het effect.

’En, op mijn verzoek, toonde ze mij de ponjaard van haar man.’

Vledder snoof.

’Het betekent niet dat ik haar als mogelijke verdachte uitsluit.’ De Cock liet het onderwerp rusten.

’Hoe was de sectie?’ vroeg hij belangstellend.

Vledder maakte een wegwerpgebaar.

’Vervelend,’ gromde hij. ’Dokter Rusteloos had de pest in. Hij kankerde over een te hoge werkdruk, te veel gerechtelijke secties op één dag, wilde een betere salariëring voor het zware werk dat hij deed.’

De jonge rechercheur gromde opnieuw.

’Het enige belangrijke dat hij opmerkte, was dat de steek met de ponjaard professioneel was toegebracht, links van de ruggengraat en tussen de ribben door. Het hart werd vol geraakt.’ ’Heeft Kreuger de ponjaard nog op dactyloscopische sporen onderzocht?’

Vledder knikte.

’Voor Rusteloos aan zijn sectie begon.’

’En?’

’Niets. Schoongeveegd.’

De Cock stak zijn open rechterhand naar Vledder uit. ’Sleutels?’

Vledder grinnikte.

’Ik heb alle sleutels die ik in zijn kleding kon vinden, meegenomen. Zijn fouillering leverde niets op. Hij had geen agenda bij zich, ook geen legitimatiebescheiden, alleen een portefeuille met creditcards en een klein bedrag aan geld.’

Vledder tastte in een zijzak van zijn colbert en schoof De Cock een bos sleutels toe. ’Ik weet niet,’ verzuchtte hij, ’of daar een sleutel bij zit van dat pand aan de Herengracht. Ik heb geen idee hoe die sleutel eruit moet zien.’

De Cock bekeek de sleutels met kennersblik.

’Buiten deze bos had hij geen sleutels bij zich?’

Vledder schudde zijn hoofd.

’Dat was alles.’

De Cock keek hem vragend aan.

’Je zei: ik heb alle sleutels die ik in zijn kleding kon vinden meegenomen, je hebt toch geen sleutels die los van deze bos waren, later daaraan bevestigd?’

’Is dat belangrijk?’

De Cock knikte.

’Een sleutel los van de bos duidt in de regel op een aparte status. Een sleutel aan een bos betekent dat de sloten die de eigenaar daarmee kan openen tot zijn eigen gebruiksterrein behoren.’

Vledder boog beschaamd.

’Er was een losse sleutel,’ sprak hij timide. ’Die zat in de rechter zijzak van zijn colbert. Voor het gemak heb ik die aan die bos geschoven.’

’Weet je nog welke sleutel dat was?’

De jonge rechercheur schudde zijn hoofd.

’Ze lijken allemaal op elkaar.’

De Cock stond van zijn stoel op, pakte de sleutelbos, stak die in zijn broekzak en slofte naar de kapstok.

Vledder kwam hem na.

’Waar ga je heen?’

De Cock draaide zich half om.

’Naar de Herengracht, kijken of een van die sleutels op de deur van het souterrain past.’

Het schemerde toen ze op de houten steiger achter het politiebureau naar hun Golf stapten. Vledder drukte het contactsleuteltje in de hand van De Cock.

’Rij jij maar eens. Ik heb er na die paar uur in de spits geen zin meer in.’

De Cock trok gelaten zijn schouders op. Hij hees zich achter het stuur en reed in een verkeerde versnelling de steiger af naar de Oudebrugsteeg en verder het Damrak op. Na wat horten en stoten en een noodstop voor een zebrapad, bereikte hij de Herengracht en vond daar een parkeerplaatsje aan de walkant tussen de bomen.

De rechercheurs stapten uit en slenterden langs een bruine haag van Amsterdammertjes naar het imposante pand. De Cock nam de sleutelbos uit zijn broekzak en koos een sleutel met een sleutelbaard die hem geschikt leek. Na de derde poging gaf het slot mee en duwde hij de deur van het souterrain open.