Hij draaide zich half om naar Vledder.
’Zullen we nog even binnen kijken?’
Vledder gebaarde voor zich uit.
’Mij best.’
Hij tikte De Cock op zijn schouder. ’Antonie de Lavaterne had dus een sleutel van dit pand. Hij hoefde door niemand te worden binnengelaten.’
De Cock knikte.
’De vraag is: met wie had hij een afspraak? En waarom juist hier?’
Vledder vond geen antwoord.
Vanuit de keuken, waar nog niet zo lang geleden met een ponjaard in de rug het lijk van Antonie de Lavaterne lag, bereikten zij via een houten draaitrap een hoger gelegen verdieping. Boven aan de trap bleef De Cock staan. Zijn scherp gehoor had het geluid van voetstappen waargenomen. Hij hield zijn wijsvinger voor zijn mond.
’Er is iemand,’ fluisterde hij zacht.
Voorzichtig ging hij verder. Vledder volgde in zijn kielzog. De trap leidde naar een brede marmeren gang. Half in die gang bleef De Cock opnieuw staan en luisterde intens. Het geluid van de voetstappen trilde schuin boven hun hoofd. De oude rechercheur pakte zijn zaklantaarn en liet het licht door de brede gang dwalen. Het ovaal rustte even bij wulpse engeltjes aan het plafond. Behoedzaam sloop hij verder en gromde binnensmonds omdat zijn leren schoenen kraakten. Midden in de gang vond hij een trap omhoog. Toen hij even omkeek naar Vledder zag hij dat de jonge rechercheur zijn dienstpistool in zijn rechterhand had.
De Cock kneep zijn lippen samen.
’Doe dat ding weg,’ siste hij tussen zijn tanden. ’Je zou er iemand pijn mee kunnen doen.’
Vledder trok met een scheve mond een grijns, maar gehoorzaamde gedwee. Achter De Cock aan hees hij zich de trap op. Boven aan de trap, in een brede gang met een houten lambrisering, bleef de oude rechercheur opnieuw staan en luisterde. Hij lokaliseerde het geluid van de voetstappen in een vertrek aan de voorzijde van het pand.
Bijna aan het einde van de gang ontdekte hij een smalle lichtstraal onder een gesloten deur. Hij beduidde Vledder aan de andere zijde van de deur te gaan staan. Daarna duwde hij de kruk voorzichtig naar beneden. Met een ferme trap schopte hij deur met een knal open en stormde het vertrek binnen. Vledder volgde.
Bij een halfopen kastdeur stond een man in een lang grijs gewaad. Met verschrikte ogen staarde hij naar de rechercheurs die op hem toestormden. In een reflex bracht hij zijn beide armen omhoog.
De Cock bleef voor de man staan.
’Doe uw armen maar naar beneden,’ sprak hij rustig. De man liet met een zucht zijn armen zakken.
De oude rechercheur keek hem observerend aan. Hij schatte de man op achter in de zestig. Hij had lang golvend zilverkleurig haar en een volle baard. Het grijze gewaad dat hij droeg, had zwartfluwelen randen aan wijde mouwen. Ook de zoom was van zwart fluweel.
De Cock spreidde zijn handen in een hulpeloos gebaar. ’Wie bent u, wat doet u hier?’
De man glimlachte.
’Ik zou die vraag ook aan u kunnen stellen.’
De oude rechercheur knikte.
’U hebt gelijk. Mijn naam is De Cock, met ceeooceekaa.’ Hij duimde over zijn schouder. ’En dat is mijn collega Vledder. Wij zijn als rechercheur verbonden aan het politiebureau in de Warmoesstraat.’
De man glimlachte opnieuw.
’Rechercheurs,’ sprak hij begrijpend ’geïnteresseerd in de moord op mijn tempelier De Lavaterne.’
’Uw tempelier?’
De man strekte zijn rug en knikte.
’Ik ben François Eugène Vidocq, grootmeester van de Broederschap van het Kruis.’
9
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
’Grootmeester?’ vroeg hij verbaasd.
François Eugène Vidocq knikte.
’Hoogste waardigheidsbekleder van onze Broederschap,’ sprak hij met enige pathos. ’Verantwoordelijk voor het leven en welzijn van allen die tot de Broederschap van het Kruis behoren.’
De Cock liet zijn blik langs de kleding van de grootmeester glijden.
’Opereert u altijd in dit gewaad?’
In zijn stem vibreerde verbazing.
François Eugène Vidocq schudde zijn hoofd.
’Dit is mijn ambtsgewaad. Ik draag dit alleen wanneer ik in de hoedanigheid van grootmeester, grootmeester van de Broederschap van het Kruis, optreed.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
’En dat doe u nu?’
’Inderdaad.’
De Cock keek hem schuins aan.
’Hoe bent u hier binnengekomen?’
François Eugène Vidocq tastte in een zijzak van zijn gewaad en hield een sleutel omhoog.
’Geleend van broeder Theodorus Termunten, een van mijn twee nog levende tempeliers. Dit huis aan de Herengracht was tot aan de dood van broeder Gajus de Koning een dependance van onze tempel aan de Vrijheidslaan. Al mijn tempeliers hadden een sleutel van dit pand.’
Grootmeester Vidocq zweeg even. Hij strekte zijn wijsvinger naar De Cock uit.
’Hoe komt u hier binnen?’
De oude rechercheur trok zijn gezicht strak.
’Een sleutel,’ antwoordde hij kalm, ’geleend van de hier in dit pand zo gewelddadig om het leven gebrachte tempelier Antonie de Lavaterne.’
Grootmeester Vidocq glimlachte.
’Geleend,’ sprak hij smalend, ’lijkt mij niet het juiste woord. Ik neem aan dat u de sleutel in de kleding van Antonie de Lavaterne hebt aangetroffen en dat u daarvan nu onbevoegd gebruikmaakt.’
De Cock negeerde het woord ’onbevoegd’. Hij wees voor zich uit. ’Als ik het goed begrijp, gelet op het fraaie gewaad dat u draagt, bent u hier nu in de hoedanigheid van grootmeester van de broederschap.’
’Dat zei ik.’
’Met welk doel?’
François Eugène Vidocq gebaarde naar de halfopen kastdeur achter zich.
’De plotselinge gewelddadige dood van twee van mijn voornaamste tempeliers heeft mij uiteraard geschokt, diep geschokt. En dat niet alleen. Mijn gedachten verdiepen zich in de oorzaken en gevolgen. Wat was het motief? Om welke reden werden zij om het leven gebracht?’
’Hebt u het antwoord?’
Grootmeester Vidocq negeerde de vraag.
’De eerste moord,’ ging hij kalm verder, ’de moord op mijn tempelier Antonie de Lavaterne, vond in dit pand plaats. Voor dat u beiden mij met uw komst, ik mag wel zeggen, ergerlijk stoorden, was ik bezig te controleren of er mogelijk uit de annalen van onze broederschap belangrijke stukken waren verdwenen.’ ’Waardevol?’
Grootmeester Vidocq knikte nadrukkelijk.
’Voor ons, absoluut. De Broederschap van het Kruis kent een rijke geschiedenis. Al eeuwen beijveren wij ons om de grote betekenis van het kruis van Christus uit te dragen. Wij menen dat de kerken te weinig nadruk leggen op het kruis als symbool van de verlossing, het kruis als symbool van een leven na de dood. Als Onze-Lieve-Heer een andere dood dan de kruisdood was gestorven, had het christendom nooit zo’n grote vlucht genomen. Het was juist het kruis dat de mensen imponeerde.’ De Cock liet de lofzang op het kruis gelaten over zich heen gaan. ’Kan men delen van die annalen te gelde maken,’ vroeg hij voorzichtig. ’Zijn ze verhandelbaar?’
Grootmeester Vidocq tuitte zijn lippen.
’Niet openlijk. Men kan er niet mee naar een bank stappen of ze in een veiling aanbieden. Maar ze bevatten geheimen, vertrouwelijkheden die, wanneer ze openbaar worden gemaakt, voor bepaalde nog levende leden van onze samenleving uiterst pijnlijk zouden zijn.’
’Een middel tot chantage?’
Grootmeester Vidocq knikte.
’In verkeerde handen, zeker.’
’Wie kent de inhoud van de annalen?’
’Ik.’
’Niemand anders?’
’Officieel niet.’