’Hoe moet ik dat opvatten?’
Grootmeester Vidocq antwoordde niet direct.
’De Orde van de Tempelieren beschikte in het verleden over een uitgebreid spionagenet. Toen de Broederschap van het Kruis werd gesticht, is besloten om die traditie voort te zetten. Elke tempelier heeft zijn eigen informanten en kent dat deel van de geheimen die hij aan mij heeft geopenbaard en die ik in de annalen heb verwerkt.’
’Waarom spionage?’
’Het is altijd goed wanneer men de gedachtewereld van zijn vijanden kent.’
’Heeft de Broederschap van het Kruis vijanden?’
Grootmeester Vidocq knikte.
’Absoluut. Elke gemeenschap kent groeperingen die elkaar vijandig zijn gezind. Vooral wanneer ze hetzelfde doel nastreven. Denkt u maar eens aan de vele godsdienstige richtingen in ons land.’
De Cock liet het onderwerp rusten. Hij wees langs de grootmeester heen naar de kast.
’Daarin worden de annalen bewaard?’
François Eugène Vidocq knikte.
’Ik ben de enige die een sleutel heeft. De kast heeft een geheim sluitingsmechanisme. Ik ben ook de enige die de werking van dat mechanisme kent. Alleen aan mijn toekomstige opvolger zal ik dat geheim prijsgeven.’
De Cock knikte begrijpend.
’Hoe was de verstandhouding tussen de tempeliers onderling?’ ’Broederlijk.’
De Cock glimlachte.
’Dat mag men in een broederschap verwachten. Ik bedoeclass="underline" wisselden zij ook onderling geheimen uit?’
Grootmeester Vidocq schudde zijn hoofd.
’Dat is streng verboden.’
’Ik heb begrepen dat de verhouding tussen Antonie de Lavaterne en Henry Cooperbrander nogal gespannen was. Volgens de vrouw van Antonie de Lavaterne werd haar man door Henry Cooperbrander gehaat. Als oorzaak van de tweedracht gold een oude geldaffaire.’
Grootmeester Vidocq maakte een afwerend gebaar. ’Mij niets van bekend.’
De Cock veranderde van onderwerp.
’Wanneer u nu of later ontdekt dat er na de moord op uw beide tempeliers bescheiden of annalen zijn verdwenen die mogelijk voor sommige lieden een belastende inhoud hebben, bent u bereid dat aan mij te melden?’
Grootmeester Vidocq keek hem strak aan.
’Wanneer ik van u de toezegging krijg dat u die stukken vertrouwelijk zult behandelen.’
De Cock knikte.
’Binnen mijn ambtelijk vermogen.’
Grootmeester Vidocq boog in zijn richting.
’Ik laat het u weten.’
De Cock knikte dankbaar.
’Waarom,’ vroeg hij, ’hadden juist de tempeliers een sleutel van dit pand?’
Grootmeester Vidocq zwaaide met zijn wijde mouwen. ’De tempeliers,’ sprak hij gedragen, ’zijn de schatbewaarders van onze broederschap. Zij zorgen voor de aanwas en het beheer van ons vermogen. Wij hebben hen de titel van tempelier gegeven als een hommage aan de oude Orde der Tempeliers, die tijdens de vele kruistochten naar het Heilige Land zulk een zegenrijk werk hebben verricht.’
’Daar wordt door geschiedkundigen wel anders over gedacht.’ Op het gezicht van grootmeester Vidocq kwam een verbeten trek. Hij sloeg met zijn vuist op zijn borst.
’Laster,’ riep hij luid, ’achterklap, geschiedvervalsing. Belust op de bezittingen die zij in de loop van eeuwen hadden vergaard, is op een laaghartige en bloedige wijze een einde aan de Orde gemaakt. Vele tempeliers hebben, valselijk van ontucht en ketterij beticht, na jaren van helse folteringen op de brandstapel het leven gelaten. Hen is groot onrecht aangedaan.’ Het gezwollen taalgebruik van grootmeester Vidocq amuseerde De Cock.
’Hebt u persoonlijk een verklaring voor die gewelddadige dood van twee van uw tempeliers?’
Grootmeester Vidocq vouwde zijn handen.
’Onze nog levende tempeliers Theodorus Termunten en Andreas van Aerdenburg zullen een zware taak krijgen om voor de eminente De Lavaterne en Cooperbrander waardige vervangers te vinden.’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Ik vroeg of u een verklaring hebt voor hun gewelddadige dood zo kort na elkaar.’
Grootmeester Vidocq liet zijn hoofd iets zakken.
’Ik ben bang dat de geschiedenis zich herhaalt: dat net als bij de oude Orde der Tempeliers in het verleden iemand belust is op hun bezittingen.’
’Kan dat?’
’Hoe bedoelt u?
’De bezittingen die de tempeliers vergaren, zijn toch het eigendom van de broederschap?’
Grootmeester Vidocq zuchtte diep.
’Er deden zich de laatste tijd geruchten voor, dat De Lavaterne en Cooperbrander zich ten koste van de broederschap hadden verrijkt.’
’Van wie kwamen die geruchten?’
’Een paar broeders die mij zeer na staan, zijn bezig dat te onderzoeken.’
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
’Is er dan geen toezicht op het gedrag van de tempeliers, op de bezittingen die zij verwierven en beheerden?’
Grootmeester Vidocq knikte.
’Dat toezicht ligt bij de bloedraad. Onze interne justitie. Zij kunnen van de tempeliers eisen dat zij opening van zaken geven.’
’Is dat gebeurd?’
Grootmeester Vidocq schudde zijn hoofd.
’Ik heb daar geen melding van gekregen. Ik weet ook niet of de geruchten van fraude en malversaties tot de leden van de bloedraad zijn doorgedrongen.’
De Cock keek hem verward aan.
’Is het dan niet uw taak als grootmeester van de broederschap om de bloedraad over mogelijk afwijkend gedrag van de tempeliers in te lichten?’
Grootmeester Vidocq maakte een hulpeloos gebaar. ’Ik beschik nog niet over voldoende aanwijzingen,’ sprak hij zorgelijk. ’Daar wacht ik op. Het ligt niet in mijn aard om loze kreten te slaken. Dat brengt alleen maar onrust. Maar ik vind het wel opmerkelijk dat een van de leden van de bloedraad zich al bij mij voor een opengevallen plek als tempelier heeft gemeld.’ ’Welk lid was dat?’
’Frederik Finken.’
Toen de rechercheurs laat in de avond afscheid van grootmeester Vidocq hadden genomen en van de Herengracht wegreden, regende het stormachtig. Gepaard met felle windstoten kletterden vette regendruppels tegen de voorruit en op het dak van de Golf. Om het zicht op de zwiepende ruitenwissers te ontwijken schoof De Cock de klep van zijn oude hoedje tot op de rug van zijn neus en liet zich onderuitzakken.
Vledder, weer aan het stuur van de Golf, gebaarde heftig. Zijn gezicht zag rood.
’Weer die Frederik Finken,’ riep hij verbolgen. ’Die vent zit achter die moorden op de tempeliers. Geloof me, als hij die moorden niet zelf heeft gepleegd, dan heeft hij het zijn zoon laten doen.’
De Cock schoof zijn hoedje iets terug en keek hem van terzijde aan.
’Motief?’
Vledder brieste.
’Een post als tempelier.’
De Cock reageerde verrast.
’Is dat een motief?’
Vledder knikte nadrukkelijk.
’Het is duidelijk,’ sprak hij met stemverheffing, ’dat zo’n vrije post van tempelier van de Broederschap van het Kruis tal van mogelijkheden biedt.’
’Tot?’
Vledder snoof.
’Het begaan van fraude, tot het verduisteren van aan hen toevertrouwde gelden. Bovendien ligt voor zo’n man tevens de weg wijd open voor het plegen van chantage.’
De jonge rechercheur nam een kleine adempauze.
’Wie controleert zo’n tempelier?’ ging hij geëmotioneerd verder. ’Wie houdt de bedragen bij van gedane giften en de opbrengsten via sponsors?’
De Cock glimlachte.
’Je hebt gehoord wat grootmeester Vidocq zei: de controle ligt bij de bloedraad.’
Vledder grinnikte vreugdeloos.
’Frederik Finken is lid van die bloedraad. Hij zal uit eigen ervaring weten hoe gebrekkig die controle is. Het zou mij niets verbazen als hij al geruime tijd op de hoogte is van malversaties door tempeliers gepleegd.’
De Cock trok zijn schouders op.
’Waarom heeft hij hen dan niet aangeklaagd? Dat is toch zijn taak als lid van de bloedraad?’