De Cock glimlachte.
’Laat in de komende dagen niemand uw woning binnen. Maak geen afspraken, met wie ook. Ik neem spoedig contact met u op. Uw leven is mij veel waard. Als ik ook u met een ponjaard in uw rug zou vinden, dan heb ik geen enkele mogelijkheid meer om achter de waarheid te komen.’
Theodorus Termunten schudde zijn hoofd.
’Ik laat mij niet verrassen.’
De Cock zuchtte omstandig.
’Ik vermoed dat ook Andreas van Aerdenburg zich volkomen veilig heeft gevoeld. Toch werd hij verrast. En ik had hem nog zo gewaarschuwd.’
Hij zweeg even. Nadenkend.
’Ik vraag mij af,’ ging hij verder, ’hoe Andreas van Aerdenburg aan zijn wetenschap is gekomen. Hoe kon hij achter de identiteit van de moordenaar komen? Hebt u hem dat gevraagd?’ Theodorus Termunten schudde zijn hoofd.
’Daar heb ik geen kans toe gekregen. Ik zei u aclass="underline" hij brak abrupt af.’
’Heeft dat u niet verontrust?’
Theodorus Termunten grijnsde.
’Andreas was wel eens meer kortaf.’
De Cock glimlachte opnieuw. Beminnelijk.
’Ik ben met u klaar. Maar blijf zolang hier zitten. Mijn collega en ik brengen u straks thuis.’
De oude rechercheur liep bij hem weg. Bij de deur van het kamertje draaide hij zich plotseling om.
’Was Van Aerdenburg uw vriend?’
Theodorus Termunten schudde zijn hoofd.
’Geen vriend, slechts mijn broeder.’
’Pleegde uw broeder als tempelier wel eens fraude?’ Theodorus Termunten keek naar hem op. Zijn brede mond stond strak en zijn neusvleugels trilden.
’Ik weet niet,’ reageerde hij scherp, ’wat u onder het begrip fraude verstaat.’
De Cock vroeg niet verder.
In de meditatiekamer liep De Cock op Vledder toe en gebaarde om zich heen.
’Is de meute weg?’ vroeg hij overbodig.
De jonge rechercheur knikte.
’Bram van Wielingen heeft foto’s gemaakt en Ben Kreuger heeft het heft van de ponjaard ingekwast.’
’En?’
Vledder schudde zijn hoofd.
’Geen vingerafdrukken. Volgens Ben Kreuger droeg de dader vermoedelijk handschoenen. Daar heeft hij spoortjes van gevonden.’
’Kon hij daar wat mee?’
Vledder trok een bedenkelijk gezicht.
’Leren handschoenen laten ook wel eens spoortjes na. Vooral als ze veel zijn gedragen. Maar als bewijsmateriaal doe je er, volgens Kreuger, niet veel mee.’
’Wat zei dokter Den Koninghe?’
Vledder glimlachte.
’Je hebt goed geschat. Ook de lijkschouwer zei dat er nog geen lijkstijfheid was. Volgens hem trad de dood ongeveer een uur geleden in. Wellicht iets langer, maar niet veel meer dan anderhalf uur.’
’Het lijk is al afgevoerd, zie ik.’
Vledder knikte.
’De broeders van de geneeskundige dienst brengen hem naar Westgaarde.’
De Cock dacht even na.
’Je moet onze collega’s van de regio Gooi- en Vechtstreek zo spoedig mogelijk over deze moord informeren. Dat lijkt mij belangrijk. Uiteraard moeten zij daaruit hun eigen conclusies trekken.’ ’Welke?’
De Cock lachte.
’Daar ga ik niet op in. Maar volgens mij moeten ze Robert Finken zijn vrijheid teruggeven.’
De oude rechercheur keek om zich heen.
’Heb je hier al rondgeneusd?’
Vledder schudde zijn hoofd.
’Er valt hier in de meditatiekamer niet veel te neuzen. Misschien verder in de tempel? Ik heb begrepen dat er meerdere vertrekken zijn.’
De Cock ademde diep.
’We moeten toch maar eens even goed kijken. Misschien heeft Andreas van Aerdenburg kort voor zijn dood nog aantekeningen gemaakt.’
’Waarover, over wie?’
’Zijn moordenaar.’
Vledder grinnikte ongelovig.
’Zijn moordenaar?’
’Ja.’
’Hoe… eh, hoe kom je daarbij?’
De Cock duimde over zijn schouder.
’Theodorus Termunten vertelde mij dat Andreas van Aerdenburg hem had gebeld met de mededeling dat hij wist wie voor de moorden op de tempeliers verantwoordelijk was. Hij kende de dader.’ De mond van Vledder viel half open.
’Wat?’
De Cock knikte.
’Dat moet hij hebben gezegd.’
’En wie is die moordenaar?’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
’Stom. Hij heeft geen naam genoemd. Hij vroeg Termunten om naar de tempel te komen om te overleggen welke stappen zij zouden ondernemen.’
Vledder keek hem verbijsterd aan.
’Inmiddels sloeg de moordenaar toe.’
De Cock knikte.
’Ik krijg langzamerhand schoon genoeg van die kruisridders,’ sprak hij bitter. ’Ieder lid handelt op zijn eigen houtje. Andreas van Aerdenburg kende ons telefoonnummer. Grootmeester Vidocq had hem dat gegeven om ons in te lichten wanneer hij iets te weten kwam wat ons dichter bij de dader kon brengen. Als hij ons onmiddellijk had gebeld en had verteld wat hij wist, dan had hij vermoedelijk zelf nog geleefd en hadden wij de dader kunnen arresteren.’
De grijze speurder schudde zijn hoofd.
’Van Aerdenburg moest eerst zo nodig met broeder Termunten overleggen.’
’Waarover?’
De Cock maakte een schouderbeweging.
’Ik schat dat Andreas van Aerdenburg met hem wilde overleggen of hij ons wel zou inlichten.’
Vledder keek hem verward aan.
’Dat is toch te dwaas,’ riep hij kwaad. ’Iemand die een reeks moorden heeft gepleegd, laat je toch niet vrijuit gaan?’ De Cock grijnsde.
’Tenzij,’ antwoordde hij voorzichtig, ’tenzij eigen belangen een grote rol spelen. Bedenk dat volgens de regels van de broederschap de bloedraad de bloedwraak over haar leden kan uitspreken.’
’Eigenrichting.’
De Cock knikte.
’Inderdaad, eigenrichting. Volgens mij zijn die eigenzinnige lieden van de broederschap daartoe in staat.’
De oude rechercheur zweeg, blikte in de meditatiekamer somber om zich heen.
’We hebben hier niets meer te zoeken,’ sprak hij gelaten. ’De andere vertrekken van de tempel onderzoeken we morgen wel. Ga mee, dan brengen we de laatste tempelier naar huis.’ Hij schoof de mouw van zijn colbert en regenjas terug en keek op zijn horloge. Met een droeve grijns op zijn gezicht schudde hij zijn hoofd.
’Het is alsof de duivel ermee speelt, we zijn alweer te laat.’ ’Waarvoor?’
’De secretaresse van Antonie de Lavaterne. De IJsselsteinse Bank is inmiddels gesloten.’
’Mañana.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen op.
’Mañana, wat betekent mañana?’
Vledder glimlachte.
’Zoiets,’sprak hij gelaten, ’als… eh, als morgen is er weer een dag.’
De Cock had moeie voeten.
Met zijn broekspijpen tot aan zijn knieën opgerold stak hij zijn behaarde, witbleke benen in een teil dampend water. Parelend bruiszout kriebelde tussen zijn tenen.
Voorovergebogen en met een van pijn vertrokken gezicht streek hij met zijn handen langs zijn enkels. Het leek hem toe dat een legioen venijnige duiveltjes met lange scherpe naalden in de bollen van zijn kuiten prikten. De pijn gaf hem een onbehaaglijk gevoel van verslagenheid. Hij wist wat die pijn betekende. Wanneer een onderzoek slecht verliep, wanneer hij het idee had steeds verder van de oplossing weg te drijven, togen venijnige duiveltjes ten aanval en voelde hij zijn voeten. Hij blikte schuins omhoog naar zijn vrouw.
’Moet er nog warm water bij?’ vroeg ze bezorgd met een zware ketel in haar hand.
De Cock knikte.
’Voorzichtig.’
In zijn stem klonk angst.
Ze schonk vanuit de ketel water in de teil.
’Nog meer?’
De oude rechercheur maakte een afwerend gebaar. ’Ik hoef niet levend gekookt te worden,’ riep hij knorrig. ’Ik ben geen kreeft.’