Выбрать главу

Mevrouw De Cock lachte. Ze kende de stemmingen van haar man en wist dat zijn slechte humeur meer met zijn werk dan met zijn voeten te maken had.

’Ben je er nog niet uit?’ vroeg ze liefjes.

De Cock schoof zijn benen heen en weer.

’Waaruit?’ vroeg hij overbodig.

’Die moorden op de tempeliers.’

De Cock schudde zijn hoofd.

’Vroeger leek het oplossen van een moordzaak op een kruiswoordpuzzel,’ sprak hij mopperend, ’nu zijn het cryptogrammen.’

Hij trok zijn rechterbeen iets omhoog en liet het water van zijn voet druipen.

’Zegt een van die tempeliers,’sprak hij sneerend, ’dat hij weet wie de moordenaar is en laat zich voordat hij dat wereldkundig maakt, door diezelfde moordenaar om zeep helpen. Onbegrijpelijk.’ Grommend trok hij zijn andere been uit het water en pakte een handdoek.

Mevrouw De Cock hoorde hem hoofdschuddend aan. ’Maak wat voort, Jurrian,’ spoedde ze hem aan. ’Je moet naar de Warmoesstraat.’

De Cock snoof.

’Ik ben avond aan avond op pad. Ze kunnen ’s morgens wel een uurtje op me wachten.’

Mevrouw De Cock zuchtte omstandig.

’Vledder heeft al een paar maal gebeld en gevraagd waar je bleef.’

De oude rechercheur keek op.

’Wat wil dat joch?’

Mevrouw De Cock bukte zich en nam de teil onder zijn voeten weg.

’Het is geen ”joch”,’ verbeterde ze bestraffend. ’Hij is je collega. Een hardwerkende jongeman, aan wie jij veel plezier beleeft.’

De telefoon in de huiskamer rinkelde.

Mevrouw De Cock zette de teil op de vloer en nam de hoorn op.

Ze keek naar haar man, die zijn voeten droogde.

’Het is Vledder. Hij komt je zo met de Golf halen.’ De Cock keek geërgerd op.

’Waarom?’

’Vledder zegt dat het anders te laat is. De secretaresse van wijlen Antonie de Lavaterne gaat een paar dagen met vakantie naar Parijs.’

De Cock keek haar onderzoekend aan. Hij schatte haar voor in de dertig. Ze had een wat tanige huid, donkerbruine ogen en zwart haar in een ponykapsel. Ze was onberispelijk gekleed in een roodfluwelen mantelpakje met een rok tot een handbreedte onder de knie.

’U bent de secretaresse van wijlen de heer Antonie de Lavaterne?’

De jonge vrouw knikte.

’Mijn naam is Anita Wilkens,’ sprak ze monter. ’Ik ben al meer dan tien jaar bij de IJsselsteinse Bank in dienst en was ongeveer vier en een half jaar de secretaresse van de heer De Lavaterne.’

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.

’Ik had u al op de morgen van zijn overlijden willen benaderen. Maar er kwam steeds iets tussen. De zaak heeft na de dood van de heer De Lavaterne een dramatisch vervolg gekregen.’ Anita Wilkens gebaarde naar de telefoon op haar bureau. ’Ik begreep eerlijk gezegd niet dat u wat betreft de gewelddadige dood van de heer De Lavaterne geen belangstelling voor mij had. Daarom heb ik vanmorgen maar even gewaarschuwd dat ik een paar dagen naar Parijs ga.’

De Cock schudde zijn gevouwen handen.

’Daarvoor ben ik u dankbaar.’

De oude rechercheur boog zich iets naar haar toe.

’Vormde u samen met de heer De Lavaterne een vruchtbare combinatie?’

Anita Wilkens trok haar wenkbrauwen iets op.

’Wat bedoelt u met vruchtbaar?’

De Cock lachte.

’Laat ik het, om misstanden te voorkomen, anders formuleren: kon u goed met hem overweg?’

Het gezicht van Anita Wilkens betrok.

’Hij was een wat duistere man, die vrijwel al zijn verplichtingen ten opzichte van de IJsselsteinse Bank aan mij overliet. Sinds zijn dood is hier niets veranderd. Ik mis hem geen moment.’

De Cock glimlachte.

’Wat bedoelt u met duister?’

’Hij had naast zijn werkzaamheden voor de IJsselsteinse Bank veel activiteiten waarvan hij mij als zijn secretaresse geen deelgenoot maakte, en waarover ik u dus ook niet kan inlichten.’ ’Dat bedoelt u met duister.’

’Precies.’

’Kent u de Broederschap van het Kruis?’

Anita Wilkens knikte.

’De heer De Lavaterne was daar lid van. Volgens mij had hij in die broederschap een belangrijke functie.’

’Hij was tempelier.’

Anita Wilkens trok haar schouders op.

’Zegt mij niets.’

De Cock liet het onderwerp rusten.

’Volgens zijn vrouw was de heer De Lavaterne zeer punctueel, bijna manisch.’

Er gleed een glimlach langs haar mond.

’Voor haar,’ sprak ze minachtend. ’Zo deed hij zich aan haar voor. Het was camouflage, een act.’

’Waarvoor? Met welk doel?’

Anita Wilkens gebaarde heftig.

’Om haar te misleiden,’ sprak ze geëmotioneerd. ’Zij probeerde zijn gangen zoveel mogelijk na te gaan. Ze belde mij vaak op en vroeg mij naar gedragingen van haar man. Ze had duidelijk weinig vertrouwen in haar echtgenoot. Ik had echter van de heer De Lavaterne de strikte order op dergelijke vragen van haar niet in te gaan.’

De Cock knikte begrijpend.

’Hebt u enig idee waarmee de moord op de heer De Lavaterne verband zou kunnen houden?’

Anita Wilkens gebaarde voor zich uit.

’Ik denk dat u zult moeten graven in de duistere zijde van zijn activiteiten.’

’De zijde waarvan u niets weet.’

’Precies.’

’U hebt tegen de vrouw van de heer De Lavaterne gezegd dat hij op de dag van zijn vermissing op normale tijd de bank had verlaten.’

’Inderdaad.’

’Klopt dat?’

’Half zes. Dat is onze tijd.’

’Hebt u die dag nog iets bijzonders aan hem bemerkt?’ Anita Wilkens knikte.

’Een bloemetje.’

De Cock keek haar verrast aan.

’Een bloemetje?’

Anita Wilkens knikte opnieuw.

’Hij stuurde mij die middag naar de bloemenzaak om bloemen te kopen, rode rozen, achtentwintig stuks.’

’En met die rozen heeft hij de bank verlaten?’

Anita Wilkens schonk hem een wrange glimlach.

’Fluitend.’

15

De Cock blikte om zich heen. Het kleine vertrek was hem vertrouwd. Aan het tafeltje had hij met Theodorus Termunten gesproken. De laatste tempelier van de Broederschap van het Kruis vormde nu het lokaas. Hij had de oude man bereid gevonden om volledig zijn medewerking te verlenen. Gewillig had hij zich op zijn sandalen en in zijn lang gewaad van alle zijden laten fotograferen. Ook later had hij geduldig model gestaan. Tevens bleek hij bereid om in zijn beverig handschrift de moordenaar uit te nodigen voor een gesprek in de meditatiekamer van de tempel.

De Cock hoopte vurig dat degene die hij voor de moorden op de tempeliers verantwoordelijk achtte, op de uitnodiging van Theodorus Termunten in zou gaan. Als de dader niet kwam opdagen, mislukte zijn ingenieus uitgedacht plan. Vreemd genoeg voelde hij niet die intense spanning die hem kort voor de ontknoping van de vele andere moorden in zijn loopbaan had beheerst. Integendeel, hij voelde zich koel, kalm, volledig ontspannen.

Wanneer de dader, zo overdacht hij, zijn valstrik zou doorzien, diende hij via een lange en moeizame weg tot een bewijsvoering te komen. En voor die lange moeizame weg voelde hij niets. Dit moest lukken.

Hij keek naar de rug van Vledder tegen de wand. Met toestemming van grootmeester Vidocq had hij door de technische dienst van het hoofdbureau in de houten scheidingswand tussen het kleine vertrek en de meditatiekamer een paar kijkgaatjes laten boren. Hoewel op zijn verzoek het licht in de meditatiekamer sterk was gedimd, kon door die gaatjes de gehele meditatiekamer duidelijk worden overzien.

De Cock stond op en tuurde naast Vledder door een van de kijkgaatjes. Ongeveer aan het einde van de meditatiekamer zat Theodorus Termunten in een van de leren fauteuils. De grijze speurder glimlachte. De laatste tempelier van de broederschap leek volkomen op zijn gemak.