Выбрать главу

De Cock had zich opnieuw verzekerd van de hulp van zijn trouwe collega’s Fred Prins en Appie Keizer. Door de jaren heen waren zij bereid om hem in moeilijke momenten bij te staan. Hij had Appie Keizer ditmaal verboden om zich in zijn outfit van een in lompen gehulde oude zwerver te vertonen. De statige Vrijheidslaan leek hem als decor voor die uitmonstering niet zo geschikt.

De Cock keek op zijn horloge. Nog vijf minuten scheidde hem van het tijdstip waarop de dader de tempel zou moeten betreden om Theodorus Termunten te ontmoeten. Via zijn mobilofoon riep hij Appie Keizer op.

’Zie je al iets? Over.’

De mobilofoon kraakte.

’Nee. Tenminste niets verdachts. Over.’

’Het moet nu wel gauw gebeuren. Over.’

’Ik weet niet van welke kant hij of zij komt. Kun je daarover geen aanwijzing geven? Over.’

’Nee. Hou de tempeldeur maar in de gaten. Waarschuw als iemand naar binnen gaat. Over.’

’Doe ik. Over.’

Vledder keek hem van opzij aan.

’Waarom heb je Fred Prins hier ergens in de tempel geposteerd?’ De Cock spreidde zijn handen.

’De tempel heeft nog een tweede in- en uitgang aan de achterzijde. Ik weet niet of dat bij de dader bekend is. Ik wil niet het risico lopen dat zij ons op het laatste nippertje nog ontglipt.’ Vledder staarde hem aan.

Zij?

De Cock knikte traag.

’Zij.’

’Jij weet wie de moorden pleegde?’

De Cock knikte opnieuw.

’Sinds het bloemetje.’

Vledder reageerde verward.

’Wat is er met het bloemetje?’

De Cock zuchtte. Het leek hem geen goed moment voor een uitleg.

’Wacht maar af,’ reageerde hij simpel.

De mobilofoon kraakte opnieuw en Appie Keizer meldde zich. ’Er gaat een vrouw de tempel binnen. Over.’

In zijn stem trilde ongeloof.

’Het is goed. Zorg er in ieder geval voor dat ze er niet meer uitkomt. Over.’

De Cock tuurde opnieuw door zijn kijkgaatje. Ineens voelde hij de spanning in zich opkomen. Het trilde in de toppen van zijn vingers. Zijn hartslag versnelde. In zijn hals klopte een ader onstuimig.

Ineens liep een vrouw hun gezichtsveld in.

Vledder wilde onmiddellijk naar de deur van het kleine vertrek. De Cock hield hem tegen.

’Blijf kijken,’ siste hij in zijn oor.

De oude speurder voelde hoe het lichaam van zijn jonge collega trilde.

’Blijf kijken,’ siste hij nogmaals.

De Cock was bang dat hij de scène zou verstoren.

Vledder snikte.

’Ze vermoordt hem. Ze…’

Hij stokte.

Uit de rechtermouw van de mantel van de vrouw gleed een ponjaard. Ze hief haar gehandschoende rechterhand op en stak in een wild gebaar het wapen in de rug van de laatste tempelier. Vledder gilde. De jonge rechercheur was zijn emoties niet meer de baas. Hij rukte zich van De Cock los en rende het kleine vertrek uit.

Door het kijkgaatje zag de oude rechercheur hoe Vledder de vrouw overmeesterde. Pas daarna liep hij kalm naar de meditatiekamer.

Vledder staarde hem verbijsterd aan.

’Het is… eh, het is Vera de Koning,’ stamelde hij.

De Cock knikte gelaten. Hij wierp een schuinse blik op de jonge vrouw.

’Vera de Koning,’ herhaalde hij mat.

Appie Keizer en Fred Prins stormden bijna gelijktijdig de meditatiekamer binnen.

Vledder gaf zijn arrestant aan Fred Prins over. Dreigend liep hij op De Cock af.

’Je liet het toe,’ gilde hij. ’Jij liet het toe.’ Hij wees naar het lichaam van Theodorus Termunten met de Ponjaard van het Kruis in zijn rug. ’Jij… jij… jij liet die oude man sterven.’ De Cock glimlachte. De woede van de jonge rechercheur amuseerde hem. Hij keek omhoog naar het plafond.

’Alfredo,’ riep hij luid, ’laat hem opstaan.’

Tot verbijstering van Vera de Koning en de rechercheurs kwam de laatste tempelier omhoog, rustte even op zijn knieën en stond daarna rechtop.

De Cock liep op hem toe en trok de ponjaard uit zijn rug. Daarna tilde hij een grijze, bijna zilverwitte pruik van zijn hoofd. Vledder keek met grote ogen toe. Zijn mond zakte open. ’Het is een pop.’

16

De ding-dong in de gang dreunde nog een beetje na. De Cock deed de deur van zijn woning open. Voor hem op de stoep stond Vledder.

De jonge rechercheur glimlachte wat verlegen. In zijn linkerhand bungelde een fraai boeket herfstbloemen in een overdaad aan melancholieke kleuren.

’Voor je vrouw,’ legde hij uit. ’Schenk bloemen van het jaargetijde. Dat heb ik nog van Edmay geleerd.’

De Cock deed een stap opzij.

’Kom binnen.’

Vledder liep de gang in.

’Zijn de anderen er al?’

De Cock knikte.

’Appie Keizer en Fred Prins zitten bij mijn vrouw en voeren het hoogste woord.’

Ze stapten de woonkamer in. Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Vledder ter begroeting de hand. Met een gebaar van verrukking nam ze het fraaie boeket bloemen in ontvangst.

’Wat mooi. Prachtige herfsttinten.’

Ze wuifde uitnodigend naar een diepe fauteuil.

’Ga zitten,’ riep ze vrolijk. ’Mijn man was benieuwd of je wel zou komen.’

Vledder grinnikte.

’Is hij schuldbewust?’

’Hoezo?’

’Hij heeft mij de schrik van mijn leven bezorgd.’

Ze keek hem verbaasd aan.

’Schrik?’

Vledder knikte.

’Hij liet onder mijn ogen een man vermoorden.’

De Cock maakte een afwerend gebaar.

’Ik dacht,’ sprak hij verontschuldigend, ’dat je mij na al die jaren beter kende. Ik zou nooit vrijwillig toestaan dat iemand in mijn aanwezigheid werd omgebracht.’

Vledder zuchtte diep.

’Het leek beslist of het gebeurde,’ sprak hij hoofdknikkend. ’Als je mij vooraf had verteld dat de tempelier in de meditatiekamer niet echt was maar een pop, dan had je mij een doodschrik bespaard.’

De Cock gniffelde.

’Ik wilde je verrassen. Het was, vond ik, een heerlijk gezicht om Theodorus Termunten uit de dood te zien opstaan. Ik heb van dat moment oprecht genoten.’

Fred Prins boog zich naar voren.

’Hoe kwam je op het idee. En waarom dat alles? Je hebt Appie Keizer en mij ook niets van die pop verteld.’

Appie Keizer knikte.

’En we wisten niet dat de dader een vrouw was.’

De Cock lachte. De verwarring onder zijn collega’s maakte hem vrolijk. Hij pakte de fles cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield, en vulde ruim de bodem van diepbolle, voorverwarmde glazen. Hij reikte die zijn vrienden aan. Daarna hield hij zijn glas omhoog. ’Een toost, een toost op de ongewisheid van dit aardse leven, en van dat van één rechercheur in het bijzonder.’

Fred Prins schonk hem een blik vol onbegrip.

’Wat was er zo ongewis aan deze zaak?’

De Cock nam een slok van zijn cognac.

’Onmiddellijk na de moord op Antonie de Lavaterne kwam het verlangen in mij op om zijn secretaresse te verhoren. Maar of de duivel ermee speelde, er kwam steeds iets tussen. Als ik ondanks alles gehoor had gegeven aan mijn impuls, dan had ik wellicht mensenlevens kunnen sparen.’

’Was haar verklaring zo belangrijk?’

De Cock knikte.

’Ze vertelde ons dat Antonie de Lavaterne op de avond van zijn dood met achtentwintig rode rozen de IJsselsteinse Bank had verlaten.’

Appie Keizer gebaarde.

’Een bloemetje voor zijn vrouw.’

De Cock schudde zijn hoofd.

’Het huwelijk van Antonie de Lavaterne was ronduit slecht. Ze vertrouwden elkaar niet. Hij nam nooit bloemen voor haar mee.’

De grijze speurder glimlachte fijntjes.