Выбрать главу

Vledder reageerde gespannen.

’Zou het zo zijn gegaan?’

’Wat bedoel je?’

’Dat de bloedraad een lid van hun eigen broederschap heeft opgedragen om de moord op Antonie de Lavaterne te plegen?’ De Cock grijnsde.

’Met andere woorden, het door hen gewezen vonnis binnen de eigen kring uit te voeren?’

’Precies.’

De Cock knikte bedaard.

’Men houdt dergelijke zaken graag in de eigen gelederen. Dat is vertrouwd. Daar komen in de regel geen buitenstaanders aan te pas.’

Vledder spreidde zijn handen.

’We kunnen toch alle leden van die verrekte bloedraad onder verhoor nemen? Als een van hen bekent, dan hebben de anderen weinig keus.’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

’Ze zullen wel een zwijgplicht kennen.’

Vledder grinnikte vreugdeloos.

’Het is toch te gek dat in onze maatschappij een groepering bestaat die er eigen wetten en normen op na houdt en die ook uitvoert, ongestraft.’

De Cock zuchtte.

’We hebben misschien een kleine kans als we erachter kunnen komen tegen welke beginselen van de broederschap Antonie de Lavaterne zo ernstig heeft gezondigd, dat hij volgens de bloedraad moest worden gekruisigd.’

’Acht je dat mogelijk?’

De Cock gebaarde achteloos.

’Ik denk aan fraude of seks met minderjarigen. Zaken die men intern niet tolereert, maar die men voor de buitenwereld graag verborgen wil houden.’

De oude rechercheur keek omhoog naar de grote klok boven de toegangsdeur van de grote recherchekamer. Het was kwart over acht.

’Ik had graag vandaag nog de secretaresse van Antonie de Lavaterne gesproken over de wijze waarop haar chef de laatste uren van zijn leven doorbracht, maar de IJsselsteinse Bank is dicht. Ik stel voor dat we vandaag vroeg naar huis gaan. Morgen brengen we een bezoek aan de tempel van de broederschap aan de Vrijheidslaan. Ik wil een uittreksel van hun bestand aan beginselen. Wellicht dat wij daarin iets vinden dat ons verder helpt om…’

De grijze speurder stokte.

Gabriëlle de Lavaterne kwam de grote recherchekamer binnen en stevende recht op De Cock af. Op haar wasbleek gelaat lag nu een rode gloed.

’Wat is er met Antonie gebeurd?’ riep ze luid.

De oude rechercheur antwoordde niet direct. De tekst van haar vraag verraste hem. Hij gebaarde uitnodigend naar de stoel naast zijn bureau.

’Wat,’ formuleerde hij voorzichtig, ’zou er met uw man zijn gebeurd?’

Gabriëlle nam gehaast plaats.

’Vermoord,’ antwoordde ze schel.

De Cock keek haar schattend aan. Zijn hersenen werkten snel. ’Die suggestie deed u ons vanmorgen al,’ sprak hij ontwijkend. Gabriëlle de Lavaterne wees naar De Cock.

’Het is waar.’ Ze schreeuwde met overslaande stem. ’Hij is vermoord. Een man belde mij op en zei dat Antonie is gevonden met een dolk in zijn rug.’

’Wat voor een man?’

’Dat weet ik niet,’ antwoordde Gabriëlle jammerend. ’Hij zei dat ik nadere bijzonderheden over de moord op mijn man van u kon vernemen.’

’En toen?’

’Voordat ik verder nog iets kon vragen, verbrak hij de verbinding.’

’U herkende zijn stem?’

’Nee.’

De Cock boog zich iets naar haar toe.

’Hebt u in de loop van de dag bezoek gehad?’

Gabriëlle schudde haar hoofd.

’Ik heb geen bezoek gehad. Ik ben de hele dag thuis geweest, wachtte op een telefoontje van u.’

De Cock keek haar schuins aan.

’Kent u Frederik Finken?’

’Nee.’

De Cock toonde verbazing.

’Hij zei dat hij een vriend was van uw man en dat hij ook met u kennis had gemaakt.’

Gabriëlle schudde opnieuw haar hoofd.

’Antonie had geen vrienden,’ sprak ze bitter. ’Daar was hij de man niet naar. Hij was veel te introvert, te eenzelvig om zich aan een vriend te binden. Hij heeft nog nooit een vriend van hem aan mij voorgesteld.’

De Cock liet het onderwerp rusten.

’Was uw man als bankier betrokken bij de verkoop van een pand aan de Herengracht, een pand toebehorende aan ene Vera de Koning?’

Gabriëlle zuchtte.

’Ik heb u al eens gezegd dat mijn man nooit zaken met mij besprak.’

De Cock zocht naar openingen. Hij streek met zijn vlakke hand over zijn brede kin.

’Was uw man lid van een vereniging, een organisatie, een genootschap?’

’Niet dat ik weet.’

De oude rechercheur toonde verbazing.

’Volgens onze informatie was uw man lid van de Broederschap van het Kruis.’

De blik van Gabriëlle verhelderde.

’Dat klopt,’ sprak ze hoofdknikkend. ’Dat was mij even ontschoten. Op verzoek van de directie van de IJsselsteinse Bank werd Antonie lid van de Broederschap van het Kruis. Aan de broederschap waren meerdere bankiers verbonden. De directie van de IJsselsteinse Bank vond dat de positie van mijn man een lidmaatschap rechtvaardigde.’

’Bezocht uw man de bijeenkomsten van de broederschap?’ ’Niet frequent.’

De Cock glimlachte.

’Niet frequent, wat moet ik mij daarbij voorstellen.’ ’Hij sloeg wel eens een bijeenkomst over.’

’Ook als de bijeenkomst niet in de tempel aan de Vrijheidslaan werd gehouden, bijvoorbeeld in een statig pand aan de Herengracht?’

Gabriëlle toonde ongeduld.

’Ik weet niet,’ sprak ze geprikkeld, ’waar de broederschap haar bijeenkomsten houdt. Ik ben één keer met Antonie mee geweest. Daarna nooit meer. Die idioterie interesseerde mij niet.’ ’Idioterie?’

Gabriëlle knikte heftig.

’Huichelachtig gedoe. De leden van de broederschap acteerden of ze innige en hechte familiebanden met elkaar hadden. Dat was schijn. Er bestonden wel degelijk tegenstellingen en er heerste onderling wantrouwen. Dat voelde je als het ware. Antonie beschouwde het bijwonen van die bijeenkomsten als een verplichting voor zijn werk bij de IJsselsteinse Bank. Maar hij kwam altijd met de pest in zijn lijf van die bijeenkomsten terug.’

De Cock keek haar niet-begrijpend aan.

’De pest in zijn lijf?’

’Ja.’

’Waarom?’

Gabriëlle stoof op.

’Vragen, vragen, almaar vragen,’ riep ze geïrriteerd. ’Maar op die ene vraag van mij wat er met Antonie is gebeurd, heb ik van u nog steeds geen antwoord gekregen.’

De Cock liet zijn hoofd zakken.

’Mijn excuses,’ sprak hij somber, ’dat wij u niet eerder over de dood van uw man hebben bericht, het gevolg van een misverstand.’

De oude rechercheur ademde diep.

’Wij hebben uw man,’ ging hij gedragen verder, ’vanmorgen, kort na uw bezoek aan ons, gevonden in het souterrain van een huis aan de Herengracht. Hij was vermoord. In zijn rug stak een ponjaard, waarvan het heft de gedachte opriep aan het kruis van Christus.’

Gabriëlle keek hem geschrokken aan, terwijl zij weer ging zitten.

’De Ponjaard van het Kruis.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

’Kent u het?’

Gabriëlle knikte.

’Antonie had zo’n ponjaard. Alle leden van de broederschap hebben er een.’

Plotseling sloeg ze haar handen voor haar gezicht. Haar lichaam begon te trillen en haar mond viel half open. ’Henry Cooperbrander,’ sprak ze hijgend. ’Het was Henry Cooperbrander. Dat weet ik nu ineens klaar, helder en zeker. Hij heeft mijn man omgebracht.’

De Cock keek verbaasd.

’Wie is Henry Cooperbrander?’

Gabriëlle slikte.

’Een bankier, ook lid van de Broederschap van het Kruis. Er is in het verleden tussen hem en mijn man een onenigheid ontstaan over een bepaalde geldkwestie. Ik ken geen bijzonderheden over die kwestie, maar sindsdien haatte Henry Cooperbrander mijn man.’