Выбрать главу

De Cock pauzeerde even, nam zijn glas op en rook aan zijn cognac. ‘Begin februari van het volgende jaar reisde Tjeerd Talema terug naar zijn geboorteplaats Zoetekamp… om te sterven.’

Vledder zakte terug in zijn fauteuil. ‘Dat was het dus,’ zei hij ontspannen. ‘Alida van Soomeren had een officiële overlijdensverklaring nodig om de verzekeringspenningen te kunnen innen.’

Van Dijk trok zijn voorhoofd in rimpels.

‘Ik heb het onderzoek niet van het begin af aan meegemaakt,’ zei hij verontschuldigend. ‘Mag ik zeggen dat ik er nog weinig van begrijp?’

De Cock grijnsde. ‘Dat mag je zeggen. Zie je, Tjeerd Talema ging naar Zoetekamp om alleen maar officieel te sterven, niet werkelijk. Hij werd daarbij geholpen door zijn vriend en studiegenoot dokter Hoekstra, die een valse overlijdensverklaring afgaf. De dokter deed zelfs nog meer. Hij bezorgde Tjeerd een kist, een graf en een indrukwekkende steen.’

‘Waarom?’

‘Deels uit vriendschap, deels voor een aandeel in de buit.’ ‘En ging het goed?’

De Cock knikte. ‘Bijna mislukte de zaak, toen de oude kistenmaker van het dorp zich liet ontvallen dat de dode Tjeerd nog opmerkelijk warme voeten had. Maar de operatie verliep verder prachtig. De dokter hield een toespraak aan het graf en Tjeerd Talema werd heel officieel in het Zoetekampse overlijdensregister ingeschreven.’

‘Waar ging het dan verkeerd?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Het ging helemaal niet verkeerd. Alida van Soomeren reisde als treurende weduwe van Talema, netjes in het zwart, langs de kantoren van de diverse verzekeringsmaatschappijen en legde een officieel uittreksel uit het overlijdensregister van Zoetekamp over. Met dit deugdelijk bewijs dat haar zorgzame echtgenoot niet meer in leven was, ondervond ze bij het innen van de gelden geen enkele moeilijkheid. Je begrijpt dat Tjeerd Talema zich de eerste maanden nergens kon vertonen. Hij was officieel dood. De afspraak was dat de echtelieden elkaar na een half jaar op het eiland Ibiza zouden ontmoeten. Ze zouden van naam veranderen en een schone toekomst met ruime middelen lag in het verschiet.’

Van Dijk fronste zijn wenkbrauwen. ‘Maar het ging toch mis,’ riep hij verward.

De Cock knikte. ‘Het ging mis, ja! Niet omdat er aan de uitvoering iets schortte, maar omdat Alida van Soomeren zich onaantastbaar voelde. Toen ze de buit binnen had, betekende dat voor haar het einde van de operatie. Ze ging niet naar Ibiza. Zij was dat ook nooit van plan geweest! Tjeerd Talema had zijn plicht gedaan: hij was voor haar gestorven, verder ging haar interesse niet.’

‘Wat een rotwijf,’ riep Vledder hartgrondig. ‘Ze liet die jongen op Ibiza rustig verrekken?’

‘Ja. Ze ging met haar geld naar Antwerpen. Ze kende daar, nog van vroeger, een handige vervalser. In nog geen week had ze een andere identiteit, compleet met de daarbijbehorende papieren. Als Adèle de Montereau, telg van enigszins onduidelijke Franse adel, vestigde ze zich in Amsterdam, waar niemand haar kende. Maar de knappe, jonge française was spoedig een graag geziene gaste op diverse party’s. Ze keek goed om zich heen, testte de huwbare kandidaten en veranderde binnen een jaar andermaal van naam. Alida van Soomeren werd mevrouw d’Hovenier.’

‘En Tjeerd?’ De Cock maakte een mistroostig gebaar. ‘Tjeerd Talema wachtte op Ibiza vergeefs. Zijn vrouw kwam niet. Aanvankelijk wilde hij van kwade trouw niets weten. Hij bleef op het eiland, in de verwachting dat ze alsnog zou komen opdagen. Om in leven te blijven werkte hij als bordenwasser in hotels. Toen ze een jaar na zijn zogenaamde dood in Zoetekamp nog niet op Ibiza was verschenen, begreep hij dat ze hem had bedrogen, dat ze zijn liefde voor haar had misbruikt. Hij besefte ook in wat voor een situatie ze hem had gemanoeuvreerd. Hij, Tjeerd Talema, bestond niet meer. Hij was niemand. Hij had niet eens meer een eigen naam. Een paar maal stond hij op het punt alles aan de politie op te biechten, maar de daaraan verbonden gevolgen voor zijn vriend dokter Hoekstra hielden hem tegen. Langzaam groeide in zijn hart de haat… de haat jegens de vrouw die hem zo diep had ontgoocheld.’

‘Hij ging op zoek?’

De Cock keek naar Vledder op. ‘Ja. Hij verliet Ibiza en trok speurend van de ene stad naar de andere. Hoe hij haar uiteindelijk vond, zal wel altijd een raadsel blijven. In ieder geval weten we dat hij met het plan rondliep haar te vermoorden. Hij ging daarbij heel omzichtig te werk, bespiedde het huis aan de Keizersgracht, en toen hij erachter kwam dat er ook een niet-familielid woonde, zocht hij contact met haar.’

Vledder glimlachte. ‘Mabel Paddington.’

De Cock knikte hem toe. ‘Jij maakte een keer de opmerking dat Marcel, alias Tjeerd Talema, de gevoelens van Mabel alleen gebruikte om ongehinderd in huize d’Hovenier te kunnen rondneuzen. Die opmerking, Dick, was volkomen juist. Hij wilde precies weten hoe de indeling was, waar de diverse kamers lagen. En hij had het nodig.’

‘Hoezo?’

‘Wel, mevrouw d’Hovenier gaf hem geen gelegenheid haar buitenshuis te overvallen. Ze zorgde er voor steeds in gezelschap van anderen te blijven.’

Vledder staarde hem verwonderd aan. ‘Waarom?’

De Cock gebaarde wat driftig.

‘Ze had hem gezien.’

‘Wat?’

‘Ja. Ze moet hem al vrij spoedig hebben opgemerkt. Vermoedelijk al in de tijd dat hij het huis bespiedde. Je kunt je indenken hoe ze schrok. Ze begreep deksels goed wat haar te wachten stond. Maar ze kon er niets aan doen. Ze kon niemand waarschuwen. Ze kon niemand in vertrouwen nemen zonder haar eigen positie prijs te geven.

Alida van Soomeren, kind uit de sloppen van Antwerpen, had het ver gebracht. Ze had een mooi huis aan de gracht, was rijk, genoot aanzien. De geest uit het verleden zou haar dat niet ontnemen. Maar het onheil kwam steeds nader. Toen ze op een middag met haar man in een auto over het Damrak reed, zag ze Tjeerd Talema op het brede trottoir. Aan zijn arm liep een meisje. Een meisje dat zij kende… Mabel Paddington. Nog dezelfde avond maakte Robert d’Hovenier tijdens de maaltijd tegen Mabel een heftige scène. Hij zei dat hij zich niet met haar amoureuze affaires wilde bemoeien, maar raadde haar toch aan niet elke zwerver die op haar pad kwam, in huis te halen.’ Vledder knikte. ‘Mevrouw d’Hovenier begreep dat het gevaar al binnen de muren van haar eigen huis was geslopen.’ ‘Ja, en ze begreep nog meer! De scène leerde haar dat onder haar eigen dak iemand huisde die een redelijk motief had de zwerver te vermoorden.’

De ogen van Vledder glinsterden. ‘De jaloerse Robert.’ De Cock pauzeerde even en vulde de glazen nog eens met zijn kostelijke cognac. ‘Ze wist,’ zo ging hij verder, ‘dat Tjeerd ééns zou komen. En ze maakte het hem gemakkelijk. Onder voorwendsel dat ze in haar eigen kamer zo slecht sliep, betrok ze een kamer op dezelfde verdieping als Robert. Een kamer die vanaf de straatzijde via een balkon gemakkelijk was te bereiken. Gelaten wachtte ze af. Ze rekende erop dat Tjeerd haar niet zomaar in haar slaap zou verrassen, maar dat hij zich eerst kenbaar zou maken als de man die zij had bedrogen. Dat gebeurde ook. Op de late avond van de 14de maart klom Tjeerd Talema haar slaapkamer binnen. Of hij toen nog het voornemen had haar te vermoorden, weten we niet. Uit zijn onafgemaakte brief aan zijn vriend weten we dat zijn haat inmiddels was verflauwd en dat hij twijfelde of hij zijn plan nog wel zou uitvoeren.’

De Cock staarde wat droevig voor zich uit. ‘Hij heeft weinig kans gekregen. Ze sloeg hem van achteren met een pook neer.’ ‘En toen?’

‘Om bloedvlekken tegen te gaan wond ze een grote badhanddoek om zijn hoofd. Daarna sleepte zij het lijk over de gang naar de kamer van Robert. Ze wist dat hij nog niet thuis was. Haar bedoeling was duidelijk. Wanneer het lijk van de zwerver, de rivaal in de liefde, in de kamer van Robert werd gevonden, zou het volle licht van het politieonderzoek op de jongeman vallen.’