Выбрать главу

‘Naar die wagen?’

De Cock knikte.

‘We zullen moeten onderzoeken of die vrouw werkelijk dood is en of…’

Sandra Verloop onderbrak hem.

‘Ze is dood,’ reageerde ze fel.

De Cock stak afwerend zijn rechterhand op. ‘Oké,’ sprak hij kalm en berustend, ‘maar er zal toch onderzocht moeten worden hoe die vrouw om het leven is gekomen… of er misdrijf in het spel is.’

Sandra Verloop keek hem verrast aan.

‘Natuurlijk is er misdrijf in het spel.’ Het klonk bijna verontwaardigd.

De Cock trok zijn wenkbrauwen op.

‘Hoezo… natuurlijk?’

Sandra Verloop gebaarde wat ongeduldig naar de voorruit. ‘Die man… die man vlucht toch niet voor niets uit de tram. Toen hij u zag, moet hij hebben beseft dat wij iets hadden ontdekt.’ Ze trommelde met haar vingers op het dashboard. ‘Zal ik u eens wat vertellen?’ sprak ze strak, gedecideerd.

‘Nou?’

‘Die vrouw is vermoord.’

Ze reden van de politiepost aan de Linaeusstraat weg. De Cock keek bezorgd opzij.

‘Heb je je ouders gebeld?’

‘Ja.’

‘Wat zeiden ze?’

Sandra Verloop wipte haar rechterschouder iets op. ‘Vader was met de gang van zaken niet erg tevreden. Hij mopperde en zei dat het niet de bedoeling was dat ik in een moordzaak werd verwikkeld.’

De Cock maakte een verontschuldigend gebaartje.

‘Dat was ook mijn bedoeling niet.’

Sandra Verloop zuchtte.

‘Vader vroeg ook hoe lang het nog kon duren. Ik ben bang dat mijn ouders toch niet naar bed gaan voordat ik veilig in Purmerend terug ben.’

‘Dat begrijp ik. Als ik een dochter had zoals jij, dan zou ik mij ook niet gerust voelen.’

Ze wuifde achter zich.

‘Kon u die agenten in de politiepost aan de Linaeusstraat niet de opdracht geven om te gaan kijken?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat is een competentiekwestie… een zaak van bevoegdheid. Die wagen staat ver buiten het grensgebied van Amsterdam. Ik had uiteraard de mensen van de rijkspolitie kunnen waarschuwen, maar ik vind het wat… eh, wat onelegant om hen te alarmeren voordat ikzelf heb geconstateerd wat er is gebeurd.’ Hij zweeg even en dacht na. ‘En daarbij komt nog iets… als ik zelf waarnemingen heb gedaan, dan kan ik jou als hoogst belangrijke getuige wat naar de achtergrond schuiven. Dat bespaart jou in de toekomst veel narigheid als… eh, als er inderdaad sprake is van moord.’

Sandra Verloop reageerde geprikkeld.

‘Twijfelt u… twijfelt u aan mij?’

De Cock gniffelde om haar reactie.

‘Als ik aan jou twijfelde,’ sprak hij geduldig, ‘dan was ik toch niet achter die man aangerend… dan reden we nu toch niet terug?’ Ze glimlachte vertederd.

‘Dat is lief, wat u zegt.’

De Cock knikte. Rond zijn mond met de grillige accolades, dartelde een zoete grijns. ‘Ik ben lief,’ sprak hij bijna onderdanig. ‘Ik vraag mij alleen af waarom je mij niet onmiddellijk hebt gezegd dat er een dode vrouw in die wagen lag.’

‘Wanneer?’

‘Toen je dat had gezien.’

‘Waar die man bij was?’

‘Ja.’

Het meisje grinnikte ongelovig.

‘Meent u dat?’

De Cock liet even het stuur van de Volkswagen los en gebaarde met zijn beide handen. ‘Dan hadden we alles in één keer kunnen afhandelen… kijken of de vrouw echt was vermoord… hoe… en de moordenaar ter plekke kunnen arresteren en afvoeren.’ Ze blikte met grote ogen naar hem op.

‘Dat… eh, dat durfde ik niet. Waar die man bij was, durfde ik niet te zeggen dat er in zijn wagen een vermoorde vrouw lag. Ik heb doodsangsten uitgestaan. Toen hij bij ons achter in de wagen zat, voelde ik steeds zijn hete adem in mijn nek.’ De Cock grinnikte. ‘Dat is verbeelding.’

Sandra Verloop schudde haar hoofd kort en heftig.

‘Geen verbeelding,’ riep ze geëmotioneerd. ‘Absoluut niet. Die man zal aan mijn houding… aan mijn gedrag hebben gemerkt dat ik iets had gezien… dat ik mijzelf niet was… dat ik in zijn bijzijn trilde van angst. Ik… eh, ik was er ook voortdurend op bedacht dat hij zijn handen wurgend om mijn hals zou slaan.’ De Cock gebaarde achteloos.

‘Ik heb niets bijzonders aan die man gemerkt.’

‘Het was een griezel.’

De Cock keek haar aan. ‘Had je dat ook van hem gezegd als je geen dode vrouw in zijn wagen had gezien?’

Sandra Verloop antwoordde niet. Ineens zat ze rechtop. Stijf, verkrampt. Traag strekte ze haar rechterarm schuin links voor zich uit.

‘Hij… eh, hij is weg.’

‘Wie… wat?’

‘Die auto.’

In zijn zo typische slentergang waggelde De Cock over de vluchtstrook. Ze hadden bij de afslag Naarden de snelweg verlaten en waren aan de andere zijde teruggekeerd. Met een zaklantaarn in zijn hand onderzocht de grijze speurder de berm, maar er waren geen aanwijzingen of sporen, die hem enige opheldering gaven over de verdwenen wagen. Hij vond splintertjes glas en een waar mozaïek aan bandprofielen, maar daarbij was niets dat zijn oude recherchehart in vervoering kon brengen. Sandra Verloop trippelde op haar fraaie zwarte laarsjes achter hem aan. Belangstellend, nieuwsgierig. Haar lange donkere haren wapperden losjes in de herfstwind, die duidelijk aan hevigheid had toegenomen. Met de kracht van een orkaan plukte hij wild en begerig aan haar bollende pantalon en spijkerjack. De Cock bleef staan, hij draaide zich om en keek haar aan. Hij stelde opnieuw vast hoe mooi, lief en aantrekkelijk ze was. Om zijn lippen gleed een glimlach. Bovendien bleef ze pinnig en vasthoudend over hetgeen ze had gezien. Dat beviel hem. Het was een zaak van karakter. Maar lang bleven zijn gedachten niet bij haar rusten. Het mysterie van de verdwenen wagen hield hem bezig. Langs zijn rechterbroekspijp wees hij naar beneden. ‘Het was toch hier?’

In zijn stem trilde enige twijfel.

Sandra Verloop knikte nadrukkelijk.

‘Hier was het.’

‘We kunnen ons niet vergissen?’

Het meisje deed een stap terug.

‘Hier stond die wagen,’ sprak ze gedecideerd, ‘en daar, iets verderop, hebt u onze politiewagen neergezet. U liep met die nare man daarheen en ik keek nog even om. Op datzelfde moment kwam er vanuit die richting een auto aanrijden en het licht van de koplampen gleed door de wagen van die man.’

De Cock streek met de rug van zijn hand langs zijn mond. ‘Toen zag jij die dode vrouw op de achterbank?’

Sandra Verloop knikte instemmend.

‘Ik draaide mij verschrikt om en zag hoe u de rugleuning terug boog en die man bij ons liet instappen.’

De Cock ademde diep.

‘En seconden later ging jij naast mij zitten en deed je mond niet open.’

Haar lief gezichtje betrok.

‘Ik heb u al gezegd dat ik bang was.’ Ze trok haar hoofd in haar nek. ‘Is dat zo onbegrijpelijk?’

De Cock schonk haar een beminnelijke glimlach.

‘Nee, nee,’ reageerde hij hoofdschuddend, ‘en ik zal er ook niet meer over beginnen. Dat hoofdstuk sluiten we af. Maar al met al zitten we toch wel in een lastig parket.’

‘Hoezo?’

‘We hebben alleen jouw waarneming.’

Haar ogen vonkten.

‘Is dat niet voldoende?’

De Cock trok een grimas.

‘Voor mij… voor mij wel, maar nu die wagen er niet meer is…’ Hij maakte zijn zin niet af. Met grote snelheid naderde over de weg een politiewagen met zwaailicht. Knarsend kwam de wagen naast hen op de vluchtstrook tot stilstand en twee jonge politiemannen stapten uit.

De wachtmeesters keken wat verbaasd van De Cock naar Sandra en terug. Daarna liepen ze naar de Volkswagen, trokken de portieren open en keken naar binnen. Zichtbaar teleurgesteld smeten ze de deuren dicht en liepen op de grijze speurder toe. ‘Wie bent u?’ vroeg de oudste van de twee.

‘Mijn naam is De Cock… met ceeooceekaa.’ Hij wuifde naar het meisje naast hem. ‘Dat is Sandra Verloop, een… eh, een vriendin van mij.’