Выбрать главу

‘Zal ik meegaan naar het sectielokaal… voor het opnemen van een uitgebreid signalement? We weten nog steeds niet wie zij is.’ De oude rechercheur schudde zijn hoofd.

‘We gaan straks samen.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Samen?’

De Cock knikte.

‘Met Sandra Verloop.’ Hij wees naar de rode lichten van de wegrijdende ambulancewagen. ‘Misschien is zij wel de vrouw die Sandra gisterenavond in de wagen op de vluchtstrook zag.’ Vledder keek hem verward aan.

‘Dat was in een Mercedes.’

De Cock reageerde wat kriegelig.

‘Ik zei je toch… die wagens lijken allemaal op elkaar.’ Vledder stak zijn beide armen omhoog.

‘Maar een Mercedes,’ riep hij in wanhoop, ‘of een Volvo… dat is een verschil van…’ Verder kwam hij niet.

De jonge diender stormde in looppas op de beide rechercheurs toe. Zijn gezicht zag rood.

‘Hij is gestolen,’ riep hij opgewonden.

De Cock keek hem onderzoekend aan.

‘Deze zwarte wagen?’

De jonge agent knikte.

‘Gisteren.’

‘Waar?’

‘In Hilversum… vanaf een parkeerplaats achter de AVRO-studio.’

5

Ze reden met een matig gangetje door de IJtunnel, Vledder, aan het stuur, blikte opzij naar De Cock, die stil voor zich uit staarde.

‘Hadden we niet beter kunnen wachten tot Ben Kreuger met dat handtasje klaar was? Misschien kenden we dan de identiteit van het slachtoffer.’

De grijze speurder schudde zijn hoofd.

‘Ik wil het niet te laat maken voor Sandra. Haar ouders hebben de goede gewoonte om vroeg naar bed te gaan.’

‘Heeft Ben Kreuger nog iets gevonden?’

‘Waar?’

‘Hier achter, in onze Volkswagen.’

De Cock knikte vaag.

‘Een paar redelijke afdrukken op de plastic bekleding van de rugleuning en verder nog een fragmentje van een handpalm op de zijruit.’

‘Genoeg?’

De Cock plooide zijn lippen in een tuitje.

‘Ben Kreuger dacht dat hij wel voldoende had voor een classificatie. En dan maar afwachten of wij hem in ons bestand hebben.’

‘Acht je die kans groot?’

‘Eerlijk gezegd, niet. Die lifter leek mij geen man die wel eens iets met de politie van doen heeft gehad. Maar dat is zuiver gevoelsmatig. Ik heb Kreuger wel gevraagd om de vingerafdrukken uit onze Volkswagen zo snel mogelijk te vergelijken met de vingerafdrukken die hij in de Volvo aantrof.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Dacht je,’ vroeg hij voorzichtig, ‘dat er een verband bestaat tussen die twee moorden?’

De Cock keek verrast op.

‘Wie spreekt er al van twéé moorden? Ik houd nog steeds ernstig rekening met de mogelijkheid dat de vrouw op de vluchtstrook dezelfde is als de vrouw op het parkeerterrein bij het Havengebouw.’

‘Waar baseer je dat op?’

‘De waarnemingen van Sandra. Het beeld dat zij schetste van de dode vrouw die ze had gezien, komt overeen met hetgeen wij vanmiddag hebben aangetroffen.’

‘Kan het?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Ze is toch niet opgelost? De vrouw op de vluchtstrook moet toch ergens zijn gebleven?’

Vledder grinnikte.

‘Ze zat in een Mercedes en we vinden haar terug in een Volvo. Als dat juist is, dan moet men toch uitgebreid met dat lijk hebben gezeuld.’

De Cock zuchtte diep.

‘Sandra zal uitkomst moeten brengen. Alleen zij kan zeggen of het dezelfde vrouw is. Herkent Sandra haar niet, dan moeten we inderdaad rekening houden met een tweede moord.’‘Door één en dezelfde dader?’

De Cock zwaaide afwerend.

‘Het is nog veel te vroeg om daar nu al iets zinnigs over te zeggen.’ Bij het Schouw sloegen ze linksaf en reden de Jaagweg op. Vledder gebaarde voor zich uit.

‘Ik kan deze weg zo langzamerhand wel dromen. Het lijkt alsof wij met onze onderzoeken steeds vaker in Purmerend terechtkomen.’*

De Cock gniffelde.

‘Men noemt Purmerend niet voor niets de overloop van Amsterdam… hoewel ik volhoud dat er alleen maar nette mensen wonen.’

‘Dokter Jan van Aken… bijvoorbeeld.’

‘Precies.’

Ze reden een tijdje zwijgend voort. Even voorbij Ilpendam verbrak Vledder de stilte.

‘Durf je het aan?’

‘Wat?’

‘Dat lijk aan jouw Sandra laten zien? Die dode juffrouw in de wagen bij het Havengebouw zag er niet zo prettig uit.’ De Cock klemde zijn lippen op elkaar.

‘Die dode juffrouw op de vluchtstrook vermoedelijk ook niet.’ Op zijn gezicht kwam een smartelijke trek. ‘Maar wat moet ik!’ riep hij fel, geëmotioneerd. ‘Ik heb geen keus… geen andere mogelijkheid.’ Hij zweeg even en gunde zich de tijd om zijn emoties wat te verwerken.

‘Die arme meid zal nog eens de dag berouwen dat ze aan die Victor Mauritz van de radio als wens te kennen gaf om met mij in contact te komen.’

Vledder grijnsde.

‘Ik had haar direct al kunnen zeggen dat het een stomme keus was.’

De Cock reageerde niet. Hij voelde weinig lust tot een zinloze discussie.

Vanaf de Gorslaan in Purmerend reden ze langs een monumentaal vliegtuig de Purmer in… een nieuwe wijk met vriendelijk ogende laagbouw. Vledder minderde snelheid, tot bijna stapvoets.

‘Weet je nog waar het is?’

De Cock wees voor zich.

‘Aan het einde van deze weg, links. Een woonerfje. Daar woont ze.’

‘Zou ze thuis zijn?’

‘Dat hoop ik. Ik wil Sandra de vrouw laten zien voor dokter Rusteloos morgen aan het lijk gaat peuteren.’

‘Dat begrijp ik.’

Vledder plaatste de oude Volkswagen op een parkeerstrook en de beide rechercheurs stapten uit. Langs een smal pad, geflankeerd door kleine voortuinen, stapten ze naar nummer 99. Er brandde licht en De Cock belde aan.

Het duurde even voor er werd opengedaan. Een man verscheen in de deuropening. Wat wantrouwend keek hij van De Cock naar Vledder en terug.

De oude rechercheur lichtte zijn hoedje.

‘Mijn naam is De Cock,’ sprak hij vriendelijk. ‘De Cock met ceeooceekaa.’ Hij wenkte opzij. ‘En dat is mijn collega Vledder.’ De blik van de man verhelderde.

‘Sandra was bij u.’

De Cock knikte.

‘Een hele dag. En ik heb haar ’s avonds weer netjes bij u voor de deur afgezet.’

De man schonk hem een flauwe glimlach.

‘Vrij laat.’

De Cock maakte een verontschuldigend gebaartje.

‘Dat… eh, dat was niet helemaal mijn schuld.’ Hij krabde zich wat verlegen achter in de nek. ‘Ik… eh, ik wilde Sandra opnieuw… nu voor korte tijd… ik schat een uur of twee… meenemen naar Amsterdam.’

De man slikte. Zijn adamsappel wipte op en neer.

‘Dat gaat niet.’

De Cock keek hem onderzoekend aan.

‘Waarom niet?’

De man trok een somber gezicht.

‘We hebben u vanavond nog proberen te bereiken… op het bureau… maar u was er niet.’

Angst kroop De Cock naar zijn keel.

‘Is… eh, is er wat gebeurd?’ vroeg hij beverig.

De man slikte opnieuw.

‘Mijn dochter… Sandra ligt in het ziekenhuis.’

‘In het ziekenhuis?’

De man knikte traag. ‘In Amsterdam.’

‘Waarom?’

‘Een man… een man heeft haar neergeslagen.’

De beide rechercheurs reden in een zware mineurstemming over de Jaagweg terug naar Amsterdam. Felle regenvlagen hadden zich plotseling met de herfststormen van de laatste dagen vermengd. De hemel zag angstaanjagend grauw met donkere jagende wolken voor een soms even doorbrekende volle maan.

Vledder zette de ruitenwissers van de Volkswagen op de tweede stand. De Cock keek er geboeid naar en zag dat ze het neergutsende regenwater nauwelijks konden verwerken. Om aan de hypnotische werking van het trage bewegingsritme te ontkomen, schoof hij na enkele seconden zijn vilten hoedje tot ver over zijn ogen en liet zich zuchtend onderuitzakken. Vledder blikte opzij.