Выбрать главу

‘Gaat het?’ vroeg Caramon toen de deur achter hen weer dichtviel.

‘Ja, de slapheid trekt wel weer weg,’ fluisterde Raistlin. ‘Dat was de eerste spreuk uit het boek van Fistandantilus die ik heb uitgesproken. De openingsspreuk werkte, maar ik had niet verwacht dat hij me zo zou uitputten.’

Ze waren in een volgende gang beland, die een voet of veertig in westelijke richting liep, vervolgens scherp afboog naar eerst het zuiden en dan het oosten, en van daaruit in zuidelijke richting verderging. Daar werd hun de weg versperd door de zoveelste bronzen deur.

Raistlin schudde zijn hoofd. ‘Die spreuk kan ik niet meer gebruiken. Hij is uit mijn herinnering verdwenen.’

‘Met een vuurbal krijgen we die deur wel open,’ zei Fizban. ‘Ik geloof dat ik me die spreuk weer herinner—’

‘Nee, oude man,’ zei Tanis haastig. ‘In deze smalle gang zou een vuurbal ons allemaal verzengen. Tas.’

De kender liep naar de deur en duwde ertegen. ‘Verdorie, hij is al open,’ zei hij, teleurgesteld dat er geen slot hoefde te worden opengepeuterd. Hij tuurde naar binnen. ‘Alweer een zaal.’

Voorzichtig liepen ze naar binnen. De zaal werd verlicht door het kristal op Raistlins staf. Het vertrek was volmaakt rond en ongeveer honderd voet in doorsnee. Recht tegenover hen, aan de zuidkant, was een bronzen deur. En in het midden stond...

‘Een scheve zuil!’ zei Tas giechelend. ‘Moet je zien, Flint. De dwergen hebben een scheve zuil gebouwd!’

‘Als dat zo is, dan hadden ze er een goede reden voor,’ snauwde de dwerg terwijl hij de kender opzij duwde om de hoge, dunne zuil te bestuderen. Hij was inderdaad duidelijk scheef

‘Hmm,’ zei Flint nadenkend. Toen blafte hij: ‘Het is helemaal geen zuil, knuppel! Het is een gigantische ketting! Kijk, hier kun je zien dat hij met een ijzeren ring aan de vloer is bevestigd.’

‘Dan zijn we in de Kettingzaal!’ zei Gilthanas opgewonden. ‘Dit is het befaamde defensiemechanisme van Pax Tharkas. Dat betekent dat we bijna in het fort moeten zijn.’

De reisgenoten dromden samen om vol verwondering te gapen naar de monsterlijk grote ketting. De schakels waren stuk voor stuk zo lang als Caramon en zo dik als de stam van een oude eik.

‘Wat voor mechanisme is dit?’ vroeg Tasselhof, die niets liever zou willen dan langs de ketting omhoog te klimmen. ‘Waar gaat die ketting naartoe?’

‘Naar het mechanisme zelf,’ antwoordde Gilthanas. ‘Hoe het werkt weet ik niet, dat zou je de dwerg moeten vragen. Ik weet niet zoveel van werktuigbouwkunde. Maar als deze ketting wordt losgemaakt,’ — hij wees naar de ijzeren ring in de vloer — ‘vallen er enorme granietblokken achter de poort van het fort. Dan kan geen leger op Krynn hem nog open krijgen.’

Gilthanas liet de kender, die omhoog tuurde naar de duisternis in een vergeefse poging een glimp op te vangen van het wonderbaarlijke mechanisme, achter en volgde het voorbeeld van de rest van de groep, die de zaal verkende.

‘Kijk hier eens,’ riep hij uiteindelijk, wijzend naar de vage contouren van een deur in de stenen wand aan de noordkant van de zaal. ‘Een geheime deur! Dit moet de ingang zijn.’

‘Daar zit de pal.’ Tasselhof, die zich van de ketting had afgewend, weesnaar een steen onder aan de muur, waar een stukje afwas gebroken. ‘De dwergen hebben een foutje gemaakt,’ zei hij, grijnzend naar Flint. ‘Dit is een valse deur die er ook vals uitziet.’

‘Dan moet je er ook voorzichtig mee zijn,’ zei Flint vlak.

‘Ach, dwergen hebben ook wel eens een slechte dag, zoals iedereen,’ zei Eben. Hij bukte om de pal te proberen.

‘Niet openmaken!’ zei Raistlin opeens.

‘Waarom niet?’ vroeg Sturm. ‘Omdat je iemand wilt waarschuwen voordat we een deur naar Pax Tharkas vinden?’

‘Als ik jullie had willen verraden, ridder, had ik dat al duizend keer eerder kunnen doen,’ siste Raistlin, kijkend naar de geheime deur. ‘Ik voel achter die deur een grotere macht dan ik ooit heb gevoeld sinds...’ Huiverend zweeg hij.

‘Sinds wanneer?’ vroeg zijn broer voorzichtig.

‘De Torens van de Hoge Magie,’ fluisterde Raistlin. ‘Ik waarschuw je, open die deur niet!’

‘Ga eens kijken waar die deur in de zuidelijke wand naartoe gaat,’ zei Tanis tegen de dwerg.

Flint kloste naar de deur en duwde die open. ‘Voor zover ik kan zien, naar een gang die er precies zo uitziet als alle andere,’ meldde hij somber.

‘Alleen via een geheime doorgang kun je in Pax Tharkas komen,’ zei Gilthanas. Voordat iemand hem kon tegenhouden, had hij zich al gebukt om de beschadigde steen naar zich toe te trekken. Trillend zwaaide de deur langzaam naar binnen open.

‘Hier krijg je spijt van!’ zei Raistlin verstikt.

Achter de deur bevond zich een grote zaal, bijna helemaal gevuld met voorwerpen in de vorm van bakstenen. Door de dikke laag stof heen was vaag te zien dat ze een gelige kleur hadden.

‘Een schatkamer!’ riep Eben, ‘We hebben de schat van Kith-Kanan gevonden.’

‘Allemaal goud,’ zei Sturm onverschillig. ‘Waardeloos, tegenwoordig, aangezien alleen staal nog waarde heeft...’ Zijn stem stokte en zijn ogen werden groot van afschuw.

‘Wat is dat?’ schreeuwde Caramon, die zijn zwaard trok.

‘Weet ik niet!’ antwoordde Sturm ademloos.

‘Ik wel,’ fluisterde Raistlin toen het wezen voor zijn ogen vorm kreeg. ‘Het is de geest van een zwarte elf. Ik zei toch datje die deur niet open moest maken.’

Eben wankelde achteruit. ‘Doe iets!’ zei hij.

‘Stop je wapens weg, dwazen,’ zei Raistlin op indringende fluistertoon. ‘Jullie kunnen haar niet bevechten. Haar aanraking betekent de dood,en als ze jammert terwijl wij ons binnen deze muren bevinden, zijn we gedoemd. Ze kan doden met haar gekrijs alleen. Rennen, allemaal! Snel! Door de deur naar het zuiden!’

Terwijl ze zich terugtrokken pakte de duisternis in de schatkamer zich samen tot het beeldschone, maar kille en verwrongen gelaat van een vrouwelijke drow, een kwade elf uit lang vervlogen tijden, die wegens onbeschrijflijk wrede misdaden was terechtgesteld. Vervolgens hadden machtige magiegebruikers onder de elfen haar geest geketend en gedwongen tot in de eeuwigheid de schat van de koning te bewaken. Bij de aanblik van deze levende wezens strekte ze haar handen naar hen uit, hunkerend naar de warmte van een lichaam, en opende ze haar mond om uiting te geven aan haar verdriet en haar haat jegens alle levende wezens.

De reisgenoten draaiden zich om en vluchtten, struikelend over elkaars voeten in hun haast om door de bronzen deur te ontsnappen. Caramon viel over zijn broer heen, waardoor de staf uit diens hand vloog. De staf kletterde op de grond. Het magische kristal gloeide nog steeds, want alleen drakenvuur kon dat vernietigen, maar nu bescheen hij alleen nog de vloer, zodat de rest van de zaal in duisternis werd gehuld.

Toen ze zag dat haar prooi dreigde te ontsnappen, vloog de geest de Kettingzaal binnen. Haar graaiende hand streek langs Ebens wang. Hij gilde het uit onder die ijskoude, brandende aanraking en zakte in elkaar. Sturm ving hem op en sleurde hem door de deur naar buiten. Raistlin griste zijn staf van de grond en rende samen met Caramon achter hen aan.

‘Is iedereen er?’ vroeg Tanis, die twijfelde of hij de deur dicht moest doen. Toen hoorde hij een laag gekreun, zo angstaanjagend dat zijn hart een slag oversloeg. Angst kreeg hem in zijn greep. Hij kreeg geen adem. De kreet hield op, en zijn hart maakte een grote, pijnlijke sprong. De geest ademde diep in voor een nieuwe gil.

‘Geen tijd om te kijken!’ hijgde Raistlin. ‘Sluit de deur, broer!’

Caramon wierp zich met zijn volle gewicht tegen de bronzen deur. Die sloeg dicht met een dreun die door de gang echode.

‘Dat zal haar niet tegenhouden,’ riep Eben paniekerig.

‘Nee,’ zei Raistlin zachtjes. ‘Haar magie is krachtig, krachtiger dan die van mij. Ik kan een spreuk over de deur uitspreken, maar die zal me vreselijk veel kracht kosten. Ik stel voor dat jullie vluchten zolang het nog kan. Als de spreuk niet werkt, kan ik haar misschien in elk geval een tijdje tegenhouden.’