Выбрать главу

‘Jij heet toch Tika?’ vroeg Laurana toen ze bij het barmeisje bleef staan.

‘Tika Walyan,’ antwoordde het meisje verlegen.

‘Tika, wat een prachtige naam. En wat heb je schitterend haar,’ zei Laurana terwijl ze bewonderend Tika’s dansende rode krullen aanraakte.

‘Vind je?’ vroeg Tika, blozend toen ze zag dat Caramon naar haar keek.

‘Natuurlijk! Het heeft de kleur van vlammen. Je hebt vast het bijbehorende temperament. Ik heb gehoord hoe je in de herberg mijn broer het leven hebt gered, Tika. Ik ben je zeer veel dank verschuldigd.’

‘Dank je,’ antwoordde Tika zachtjes. ‘Ik vind jouw haar ook heel mooi.’

Met een glimlach liep Laurana verder. Het viel Tasselhof echter op dat haar blik keer op keer afdwaalde naar Tanis. Toen de halfelf opeens een appel op de grond gooide en tussen de bomen verdween, verontschuldigde Laurana zich gehaast en ging achter hem aan.

‘Ha, nu zal ik erachter komen wat er gaande is!’ zei Tas bij zichzelf. Hij blikte om zich heen en glipte achter Tanis aan.

Over het kronkelpad liep de kender tussen de bomen door, tot hij op de halfelf stuitte, die alleen naast het schuimende beekje stond en dode bladeren in het water gooide. Toen hij links van zich iets zag bewegen, ging hij snel op zijn hurken tussen de struiken zitten. Het was Laurana, die via een ander pad was gekomen.

‘Tanthalas Quisifnan-Pah!’ riep ze.

Bij het horen van zijn elfennaam draaide Tanis zich om, en meteen sloeg ze haar armen om zijn nek en kuste hem. ‘Jakkes,’ zei ze plagend terwijl ze zich terugtrok. ‘Scheer die afschuwelijke baard af. Hij kriebelt! En je ziet er helemaal niet meer uit als Tanthalas.’

Tanis legde zijn handen om haar middel en duwde haar zachtjes van zich af. ‘Laurana—’ begon hij.

‘Nee, niet boos worden vanwege de baard. Ik wen er wel aan, als het echt moet,’ zei Laurana smekend, pruilend. ‘Kus me. Nee? Dan zal ik jou kussen tot je je niet meer kunt beheersen.’ Opnieuw kuste ze hem, tot Tanis zich uiteindelijk van haar losmaakte.

‘Hou daarmee op, Laurana,’ zei hij bars. Hij wendde zich af.

‘Hoezo? Wat is er dan?’ vroeg ze. Ze pakte zijn hand vast. ‘Je bent jarenlang weg geweest. Maar nu ben je er weer. Doe niet zo kil en somber. Je bent mijn verloofde, weet je nog? Het is een meisje toegestaan haar verloofde te kussen.’

‘Dat was vroeger,’ zei Tanis. ‘We waren nog maar kinderen die een spelletje speelden, meer niet. Het was romantisch, een geheim dat we konden delen. Je weet wat er zou zijn gebeurd als je vader erachter was gekomen. Gilthanas wist het, nietwaar?’

‘Natuurlijk! Ik heb het hem zelf verteld,’ zei Laurana. Ze boog haar hoofd en keek Tanis van onder haar lange wimpers aan. ‘Ik vertel Gilthanas alles, dat weet je toch? Ik had alleen niet verwacht dat hij zo zou reageren. Ik weet wat hij tegen je heeft gezegd. Dat heeft hij me later verteld. Hij had er spijt van.’

‘Vast wel.’ Tanis greep haar bij de polsen, zodat ze haar handen niet meer kon bewegen. ‘Wat hij zei was waar, Laurana! Ik ben een bastaard, een halfbloed. Je vader zou me doden, en hij zou volledig in zijn rechtstaan. Hoe kon ik hem te schande maken na alles wat hij voor mij en mijn moeder had gedaan? Dat was een van de redenen dat ik ben weggegaan, en om erachter te komen wie ik ben en waar ik thuishoor.’

‘Jij bent Tanthalas, mijn geliefde, en je hoort hier thuis!’ riep Laurana uit. Ze maakte zich los uit zijn greep en pakte zijn handen vast. ‘Kijk! Je draagt nog steeds mijn ring. Ik weet waarom je bent weggegaan. Dat was omdat je bang was om me lief te hebben, maar dat hoeft niet, nu niet meer. Alles is anders. Vader heeft zo veel aan zijn hoofd dat hij het niet eens erg zou vinden. En trouwens, nu ben je een held. Toe, laten we trouwen. Dat is toch de reden dat je bent teruggekomen?’

‘Laurana,’ zei Tanis vriendelijk maar ferm, ‘mijn terugkeer was toeval—’

Ze duwde hem van zich af. ‘Nee!’ riep ze. ‘Ik geloof je niet.’

‘Je moet Gilthanas’ verhaal hebben gehoord. Als Porthios ons niet had gered, zouden we nu in Pax Tharkas zijn.’

‘Hij heeft het verzonnen omdat hij me niet de waarheid wilde vertellen. Je bent teruggekomen omdat je van me houdt. Iets anders wil ik niet horen.’

‘Ik wilde je dit niet vertellen, maar ik zie dat ik geen keus heb,’ zei Tanis geërgerd. ‘Laurana, ik ben verliefd op een ander, op een mensenvrouw. Haar naam is Kitiara. Dat betekent niet dat ik niet ook van jou hou. Dat is wel zo...’ Tanis wist niet hoe hij verder moest gaan.

Laurana staarde hem aan met een gezicht waaruit alle kleur was weggetrokken.

‘Ik hou echt van je, Laurana. Maar ik kan niet met je trouwen, want ik hou ook van haar. Mijn hart is verdeeld, net als mijn bloed.’ Hij haalde de ring van gouden klimopblaadjes van zijn vinger en gaf hem aan haar. ‘Ik ontsla je van de beloften die je me hebt gedaan, Laurana. En ik vraag jou mij vrij te laten.’

Niet in staat iets te zeggen pakte Laurana de ring aan. Ze keek Tanis smekend aan, maar toen ze op zijn gezicht niets dan medelijden zag, smeet ze krijsend de ring van zich af. Hij kwam vlak voor Tas’ voeten terecht. Die raapte hem op en stopte hem in een buidel.

‘Laurana,’ zei Tanis bedroefd terwijl hij het hevig snikkende meisje in zijn armen nam. ‘Het spijt me zo. Het is nooit mijn bedoeling geweest...’

Op dat moment glipte Tasselhof de bosjes uit en liep terug over het pad. ‘Zo,’ zei de kender met een zucht van tevredenheid bij zichzelf. ‘Nu weet ik tenminste wat er gaande is.’

Tanis werd plotseling wakker en zag dat Gilthanas over hem heen gebogen stond.

‘Laurana?’ vroeg hij terwijl hij overeind kwam.

‘Ze maakt het redelijk,’ zei Gilthanas zachtjes. ‘Haar dienstmaagden hebben haar naar huis gebracht. Ze heeft me verteld wat je hebt gezegd. Ik wilde alleen even zeggen dat ik het begrijp. Dit is precies waar ik altijd bang voor ben geweest. Je menselijke helft hunkert naar andere mensen. Ik heb geprobeerd haar dat uit te leggen, in de hoop te voorkomen dat ze zich gekwetst zou voelen. Nu zal ze wel naar me luisteren. Dank je, Tanthalas. Ik weet dat het niet gemakkelijk kan zijn geweest.’

‘Dat was het ook niet,’ zei Tanis, moeizaam slikkend. ‘Ik zal eerlijk tegen je zijn, Gilthanas. Ik hou van haar, werkelijk. Alleen—’

‘Toe, zeg verder niets meer. Laten we het hierbij laten, en misschien kunnen we, als we geen vrienden kunnen zijn, elkaar in elk geval respecteren.’ Gilthanas’ gezicht was bleek en afgetobd in het licht van de ondergaande zon. ‘Jij en je vrienden kunnen je maar beter gaan voorbereiden. Zodra de zilveren maan opkomt, begint het banket, en daarna komt de Hoge Raad bij elkaar. Dit is het moment waarop er beslissingen moeten worden genomen.’

Hij ging weg. Tanis staarde hem even na, maar draaide zich toen zuchtend om om de anderen wakker te maken.

7

Vaarwel. De beslissing van de reisgenoten.

Het feest dat in Qualinost werd gehouden deed Goudmaan denken aan het grafbanket van haar moeder. Net als dit feest heette de begrafenis een vreugdevolle gebeurtenis te zijn, want Tranenzang was immers een godin geworden. Het volk had er echter moeite mee de dood van die prachtige vrouw te aanvaarden. Daarom rouwden de Que-shu’s om haar verscheiden met een verdriet dat grensde aan godslastering.

Het grafbanket van Tranenzang was het meest overdadige dat in de geschiedenis van de Que-shu’s ooit was gehouden. Haar rouwende man had kosten noch moeite gespaard. Net als bij het banket in Qualinost die avond was er veel eten dat bijna niemand door zijn keel kon krijgen. Er werden halfslachtige pogingen gedaan om gesprekken aan te knopen, terwijl niemand eigenlijk zin had om te praten. Nu en dan was iemand, overmand door verdriet, gedwongen de tafel te verlaten.

Zo levendig was die herinnering dat Goudmaan nauwelijks een hap kon eten, want het eten smaakte als as in haar mond. Waterwind hield haar bezorgd in de gaten. Zijn hand vond de hare onder de tafel, en ze kneep er stevig in, glimlachend, moed puttend uit zijn kracht.