Выбрать главу

Raistlin knikte en bood Fizban zijn arm. De oude en de jonge magiër vertrokken. Onderweg haalde de oude man met zijn staf uit naar een boom, die hij ervan beschuldigde hem te willen besluipen.

‘Alsof één gekke magiër nog niet genoeg was,’ mompelde Flint. ‘Ik ga naar bed.’

Een voor een vertrokken de anderen, tot alleen Tanis, Caramon en Sturm nog over waren. Vermoeid draaide Tanis zich naar hen om. Hij had het vermoeden dat hij al wist waar dit over ging. Caramon stondmet een rood gezicht naar zijn voeten te kijken. Sturm streek over zijn lange snor en keek Tanis bedachtzaam aan.

‘Ja?’ vroeg Tanis.

‘Gilthanas,’ antwoordde Sturm.

Fronsend krabde Tanis aan zijn baard. ‘Dat zijn mijn zaken, niet die van jullie,’ zei hij kortaf.

‘Het zijn wel degelijk onze zaken, Tanis,’ hield Sturm vol, ‘als hij ons naar Pax Tharkas gaat brengen. We willen niet onze neus steken in zaken die ons niet aangaan, maar het is wel duidelijk dat jullie nog een appeltje met elkaar te schillen hebben. Ik heb gezien hoe hij naar je kijkt, Tanis, en als ik jou was zou ik zorgen dat ik te allen tijde een vriend aan mijn zijde had om me te beschermen.’

Caramon keek Tanis ernstig aan, met een diepe frons in zijn voorhoofd. ‘Ik weet wel dat hij een elf is en zo,’ zei de grote man langzaam, ‘maar zoals Sturm al zei, soms krijgt hij een merkwaardige blik in zijn ogen. Ken jij de weg naar dat Sla-Mori niet? Kunnen we het niet zelf vinden? Ik vertrouw hem niet. En Sturm en Raist ook niet.’

‘Luister, Tanis,’ zei Sturm toen hij het gezicht van de halfelf zag vertrekken van woede. ‘Als Gilthanas in Soelaas inderdaad in zulk groot gevaar verkeerde, waarom zat hij dan zomaar in de herberg? En dan dat verhaal van hem over zijn krijgers die “per ongeluk” op een compleet leger stuitten! Tanis, schud niet zo snel je hoofd. Ik zeg niet dat hij kwaadaardig is, hooguit in de war. Stel dat Canaillaard hem op de een of andere manier in zijn macht heeft? Misschien heeft de Drakenheer hem wel aangepraat dat hij de elfen zal sparen als hij in ruil daarvoor ons verraadt. Misschien zat hij daarom in Soelaas op ons te wachten.’

‘Dat slaat nergens op!’ snauwde Tanis. ‘Hoe kon hij weten dat we eraan kwamen?’

‘We hebben onze reis van Xak Tsaroth naar Soelaas niet bepaald geheimgehouden,’ antwoordde Sturm kil. ‘Overal hebben we draconen gezien, en degenen die zijn weggevlucht uit Xak Tsaroth moeten hebben beseft dat we voor de schijven waren gekomen. Waarschijnlijk kan Canaillaard ons inmiddels beter beschrijven dan zijn eigen moeder.’

‘Nee! Ik geloof er niets van,’ zei Tanis met een boze blik op Sturm en Caramon. ‘Jullie hebben het mis! Ik durf mijn leven erom te verwedden. Ik ben met Gilthanas opgegroeid, ik ken hem! Ja, we hebben inderdaad nog een appeltje met elkaar te schillen, maar we hebben het erover gehad en de kwestie is afgehandeld. Ik geloof net zomin dat hij zijn eigen volk zou verraden als dat jij of Caramon ons zouden verraden. En nee, ik weet de weg naar Pax Tharkas niet. En dan nog iets!’ brulde Tanis, die nu echt woedend was. ‘Als er iemand in deze groep is die ik nietvertrouw, dan zijn het jouw broer en die oude man!’ Beschuldigend keek hij naar Caramon.

De grote man werd bleek en sloeg zijn ogen neer. Hij wilde zich al afwenden. Tanis kwam tot bezinning en besefte opeens wat hij had gezegd. ‘Het spijt me, Caramon.’ Hij legde zijn hand op de arm van de krijger. ‘Dat meende ik niet. Raistlin heeft ons tijdens deze krankzinnige reis meer dan eens het leven gered. Het wil er bij mij gewoon niet in dat Gilthanas een verrader zou zijn.’

‘Dat weten we, Tanis,’ zei Sturm zachtjes. ‘En we vertrouwen op jouw oordeel. Maar het is een te donkere nacht om met je ogen dicht rond te lopen, zoals ze in mijn vaderland zouden zeggen.’

Zuchtend knikte Tanis. Hij legde zijn andere hand op Sturms arm. De ridder legde zijn hand eroverheen. Even bleven de drie mannen zwijgend staan, waarna ze het groepje bomen verlieten en terugliepen naar de Hemelzaal. Ze konden de Spreker nog steeds met zijn krijgers horen praten.

‘Wat betekent Sla-Mori eigenlijk?’ vroeg Caramon.

‘Geheime Weg,’ antwoordde Tanis.

Tanis schrok wakker, met zijn hand al bij de dolk aan zijn riem. In het donker stond een donkere gestalte over hem heen gebogen, een silhouet tegen de sterrenhemel. Snel greep hij de persoon vast en trok die over zich heen, met zijn dolk tegen de hals.

‘Tanthalas!’ Er klonk een zacht kreetje bij de aanblik van het staal dat glansde in het sterrenlicht.

‘Laurana!’ zei Tanis verbijsterd.

Haar lichaam drukte tegen het zijne. Hij voelde haar beven, en nu hij helemaal wakker was, zag hij het loshangende haar dat om haar schouders golfde. Ze droeg alleen een dun nachthemd. Haar mantel was tijdens de korte worsteling van haar schouders gegleden.

In een opwelling was Laurana opgestaan en naar buiten geglipt, met alleen een mantel om zich tegen de kou te beschermen. Nu lag ze op Tanis’ borst, te bang om zich te verroeren. Van deze harde kant had ze het bestaan bij Tanis nooit vermoed. Als ze een vijand was geweest, besefte ze opeens, zou ze nu met een doorgesneden keel dood op de grond liggen.

‘Laurana...’ zei Tanis opnieuw terwijl hij zijn dolk met bevende hand terug in de schede stak. Hij duwde haar van zich af en ging rechtop zitten, boos op zichzelf omdat hij haar aan het schrikken had gemaakt en boos op haar omdat ze diep in zijn binnenste iets had doen ontwaken. Toen ze boven op hem had gelegen, was hij zich heel even pijnlijk bewust geweest van de geur van haar haren, de warmte van haar slanke lichaam, de beweging van de spieren in haar bovenbenen en de zachtheidvan haar kleine borsten. Toen hij wegging, was Laurana nog maar een meisje geweest. Nu was ze echter een vrouw, een beeldschone, begeerlijke vrouw.

‘Wat doe je hier in de naam van de Afgrond op dit tijdstip?’

‘Tanthalas,’ zei ze verstikt terwijl ze haar mantel stevig om zich heen sloeg. ‘Ik kom je vragen of je niet van gedachten wilt veranderen. Laatje vrienden de mensen in Pax Tharkas maar bevrijden. Jij moet met ons meekomen! Vergooi je leven niet. Mijn vader is wanhopig. Hij gelooft niet echt dat dit zal werken, dat weet ik gewoon. Maar hij heeft geen keus. Hij rouwt om Gilthanas alsof die al dood is. Ik zal mijn broer kwijtraken. Ik wil jou niet ook nog eens kwijtraken.’ Ze begon te snikken. Tanis keek haastig om zich heen. Er waren vrijwel zeker elfenwachters in de buurt. Als de elfen hem in deze compromitterende situatie betrapten...

‘Laurana,’ zei hij terwijl hij haar bij de schouders greep en heen en weer schudde. ‘Je bent geen kind meer. Het wordt tijd dat je volwassen wordt, en snel ook. Ik ben niet van plan mijn vrienden zonder mij het gevaar tegemoet te laten treden. Ik weet wat voor risico we nemen, ik ben niet blind. Maar als we de mensen kunnen bevrijden uit de klauwen van Canaillaard en jou en je volk genoeg tijd kunnen geven om te ontsnappen, dan nemen we dat risico gewoon. Er komt een moment in je leven, Laurana, dat je je leven op het spel moet zetten voor iets waarin je gelooft, iets wat meer voor je betekent dan het leven zelf. Begrijp je dat?’

Vanachter een gordijn van goudblond haar keek ze hem aan. Haar gesnik en het beven hielden op. Ingespannen keek ze hem aan.

‘Begrijp je dat, Laurana?’ vroeg hij nogmaals.

‘Ja, Tanthalas,’ antwoordde ze zachtjes. ‘Dat begrijp ik.’

‘Mooi!’ Hij slaakte een zucht. ‘En nu weer naar bed. Snel. Je hebt me in gevaar gebracht. Als Gilthanas ons zo zou zien...’

Laurana stond op en liep snel tussen de bomen vandaan. Als de wind in de espen schoot ze van gebouw naar gebouw over straat. Langs de wachters sluipen om weer in het huis van haar vader te komen was simpel, dat deden zij en Gilthanas al sinds hun jeugd. Stilletjes sloop ze terug naar haar kamer, waarbij ze onderweg even bleef staan luisteren aan de deur van haar vader en moeder. Binnen brandde licht. Ze hoorde perkament ritselen en rook een indringende geur. Haar vader was documenten aan het verbranden. Ze hoorde de zachte stem van haar moeder, die haar vader naar bed riep. Even sloot Laurana haar ogen, in de greep van stil verdriet. Toen klemde ze vastberaden haar lippen op elkaar en rende door de donkere, koude gang naar haar slaapkamer.