Выбрать главу

‘Pittig karretje,’ snoof Van In.

‘Je rijdt honderd twintig, Pieter, en dit is een 30 km-zone.’

‘En geen flik die ons zal bekeuren,’ grijnsde Van In.

Versavel zweeg gelaten. Hij hoopte dat Van In geen brokken maakte, want dat zou agent Devos niet overleven.

Van In stond achter het fornuis. In de pan pruttelden vier kwartels. De tafel was gedekt. Het glaswerk schitterde en het linnen geurde naar een bekend wasmiddel. Toch hing er een zekere spanning in de lucht. Die werd gevisualiseerd toen Hannelore de voordeur dichtklapte. De obligate kaars trilde in de fles, de vlam flakkerde onheilspellend.

‘Je bent toch niet boos, schat?’

Hannelore keilde haar handtas in een stoel. Ze zag er adembenemend mooi uit in haar turkooizen jurk. De zwangerschap leek haar iedere dag jonger te maken.

‘Je bent een achterlijke sul, Pieter Van In. Wat moet ik in godsnaam aanvangen met jou?’

Ze zei niets over de geur van de sudderende kwartels die door het huis dreef. Door de gebeurtenissen van de voorbije dagen was de dieetrage een beetje naar de achtergrond verschoven.

‘Ik vroeg of je boos bent.’

Er waren van die momenten dat Hannelore de hondse blik in zijn ogen verwenste. Toen ze besluiteloos bleef staan, wist Van In dat het zover was. Hij liet de kwartels een ogenblik onbewaakt achter en sloeg zijn armen om haar heen. Hannelore protesteerde niet erg overtuigend. Toen hij bleef aandringen, aanvaardde ze de zoen.

‘Ik had je gisteren moeten laten opsluiten. Op de rechtbank ben je het gespreksonderwerp van de dag. Zelfs de receptionist vroeg smalend hoe het met je ging. Kun je nagaan.’

‘Niets van aantrekken, Hanne. Ik weet wat ik doe.’

Ze rukte zich los uit de omhelzing. ‘Straks krijg ik procureur Beekman op mijn nek.’

Van In grijnsde zijn tanden bloot. ‘Procureurs kunnen tegen een stootje, lieve.’

Hij gebruikte het woord ‘stootje’ dubbelzinnig, maar daar lette ze gelukkig niet op.

‘Mevrouw Aerts probeert zichzelf in de kijker te plaatsen. Niemand zal haar geloven. En wat Provoost betreft: die vergeet blijkbaar dat hij tot de geile bokken behoort die in de boerderij van Vandaele hun hormonenbalans kwamen bijstellen. Als puntje bij paaltje komt, zal hij wel inbinden.

‘Ben je daar zeker van?’

Hannelore stond bij het fornuis en lichtte het deksel van de pan. Het aroma van de goudbruine kwartels maakte haar duizelig. Ze had vanmiddag de lunch overgeslagen en snakte nu naar een warme hap.

Van In liep naar de koelkast. hij nam een halfvolle fles moezelwijn en zette de kwartels van het vuur.

‘Ik heb de verklaring van mevrouw Aerts,’ zei hij flegmatiek.

‘Daar maakt Provoost brandhout van.’

Hannelore ging aan de keukentafel zitten. Ze vroeg zich af waarom hij uitgerekend op de dag dat ze pisnijdig was de heerlijkste gerechten voor haar kookte.

Van In schonk twee glazen wijn in. Daarbij morste hij op het tafellinnen.

‘Het is mij een raadsel waarom Provoost haar verdedigt. Als het ooit tot een rechtszaak komt, zal zijn naam genoemd worden in verband met zijn activiteiten in de Love.’

‘Provoost weet dan zijn naam hoe dan ook zal vallen. Volgens mij wil hij Linda Aerts als een afleidingsmanoeuvre gebruiken. Een commissaris die vandaag de dag een naakte, weerloze vrouw molesteert, spreekt meer tot de verbeelding van het publiek dan een advocaat die tien jaar geleden een slippertje heeft gemaakt.’

‘Ho, ho, ho. Ik heb dat kreng bijlange niet gemolesteerd,’ protesteerde Van In.

Hannelore maakte de voet van haar glas droog met een papieren servet voor ze een slok nam.

‘En dat moet ik geloven?’ zei ze smalend.

Van In kreeg het plotseling benauwd. Als iemand zijn goede bedoelingen in twijfel trok, kon hij exploderen als een partij illegaal vuurwerk.

‘Ik heb dat wijf met geen vinger aangeraakt.’

Om die bewering kracht bij te zetten, bonkte hij met zijn vuist op de tafel. Door de dreun tuimelde zijn wijnglas omver, rolde over het tafelblad en kletterde tegen de keukenvloer.

‘Ben je nu helemaal gek geworden?’ schreeuwde Hannelore.

Normaal anticipeerde ze op zijn woede-uitbarstingen. Maar vanavond was ze moe en prikkelbaar. Ze sprong op. De opspattende wijn had haar jurk bevlekt. Ze liep naar de gootsteen en maakte een handdoek nat onder de kraan.

Van In bleef een paar seconden stokstijf zitten. Tot zijn grote verwondering voelde hij de furie wegebben. Was het dan toch waar dat drie sobere maanden zijn explosieve temperament gunstig hadden beïnvloed?

‘Is het erg?’ vroeg hij beteuterd. Hij liep op kousenvoeten naar haar toe.

‘Pas op voor de scherven,’ blafte ze meer uit ongerustheid dan uit boosheid.

‘Het spijt me, schat.’

Hannelore maakte haar jurk schoon met het topje van de natte handdoek.

‘Gelukkig was het geen rode wijn,’ zei ze bij wijze van verzoening.

Van In trok gedwee zijn pantoffels aan, nam een borstel en veegde de scherven bijeen. Die lieten een kleverig spoor na op de geboende plavuizen.

‘Zal ik je jurk in de wasmachine stoppen?’ stelde hij gedienstig voor.

‘Dat zou mijnheer wel lekker vinden.’

Hannelore zag hoe hij haar verongelijkt aanstaarde en schoot in de lach.

‘Je gelooft me dus.’

‘Natuurlijk geloof ik je. De vraag is: zal de rechter je geloven?’

‘Dat zien we later wel,’ reageerde Van In. ‘Het is mijn woord tegenover dat van een snol. En van snollen gesproken. Het zou me niet verwonderen als de vzw Eigen Hulp gewoon een dekmantel was voor een georganiseerd prostitutienetwerk.’

Van In bracht verslag uit over zijn bezoek aan de Zorghe.

‘Terwijl ik met de directrice koffie zat te drinken, heeft Versavel hun computer gekraakt.’

Hannelore had geen zin om er hem voor de zoveelste keer op te wijzen dat bewijsmateriaal dat op een illegale manier wordt verkregen voor een rechtbank van nul en generlei waarde is.

‘Raad eens wat hij gevonden heeft?’

Van In wachtte haar antwoord niet af. Dit was het ogenblik waarop hij de hele avond had gewacht. Hij haalde een vel kettingpapier uit zijn broekzak.

‘Wat denk je daarvan?’

Hannelore bekeek het papier. Er stond een twintigtal namen op.

‘Bekijk de koptekst.’

‘Beschikbaar,’ las ze argeloos.

‘Let op de geboortedata.’

Na iedere voornaam stond een getal van zes cijfers. Ze begreep niet wat hij haar duidelijk wilde maken.

‘Geen van de vrouwen is ouder dan vijfendertig,’ zei Van In.

‘Dat meen je niet,’ reageerde Hannelore geschrokken.

‘Ze moeten hun vlees ergens vandaan halen,’ zei Van In cynisch.

‘Maar je zei toch dat Vandaele de Love in 1986 heeft opgedoekt.’

‘Dat klopt. En een paar maanden later neemt de vzw de Zorghe in gebruik. Toevallig, hé.’

‘Na de moord op Herbert.’

‘Precies.’

Hannelore nam een slok van de moezelwijn.

‘Overdrijf je niet een beetje? Een lijst met twintig voornamen bewijst niets. Je kan zelfs de identiteit van de vrouwen niet natrekken. Misschien gaat het om een lijst van medewerkers die de vzw zwart betaalt.’

‘Zo’n lijst heb ik eveneens in mijn bezit,’ zei Van In. ‘En wie vinden we daar op terug? John Catrysse, de man die met zijn bromfiets op de Mercedes van Vandaele is ingereden. Hij speelt daar zo’n beetje de tuinman en ik kan je verzekeren dat zijn hersenschudding hem geen goed heeft gedaan. Catrysse lijkt sprekend op de jongere broer van Quasimodo.’

‘Hou op, Pieter Van In. Niemand is verantwoordelijk voor zijn eigen uiterlijk.’

‘En toch verdient zijn kop een ereplaats in het rariteitenkabinet van Cesare Lombroso,’ plaagde Van In.

‘De theorieën van Lombroso zijn al een halve eeuw achterhaald,’ snoof ze. ‘Er is geen enkel verband tussen de fysionomie van een mens en zijn aanleg voor misdadigheid.’

‘Heb ik gezegd dat Catrysse een misdadiger is?’