Zoals gewoonlijk zette Versavel de koffie. Van In lag lui in zijn stoel, met zijn voeten op het bureau. Hij had een nogal turbulente nacht achter de rug. Na de wilde vrijpartij met Hannelore was hij in een bodemloze slaap gevallen. Maar Morpheus had hem slechts enkele uren vergetelheid gegund. Om halfvier was hij badend in zijn eigen zweet wakker geschrokken. De rest van de nacht had hij liggen woelen en piekeren. De aanklacht van Linda Aerts hing als het zwaard van Damocles boven zijn hoofd. Het zwaard was er ook echt. In zijn droom had hij het gezien, slingerend, zoals de reuzensikkel in het verhaal van Edgar Allan Poe, waarin een arme gevangene de gruwelen van de put en de slinger ternauwernood overleeft.
Van In had alle argumenten op een rijtje gezet en was er hoe langer hoe meer van overtuigd geraakt dat hij deze keer de dans niet zou ontspringen. De onzekerheid vrat aan zijn ziel als de beukende golven aan de krijtrotsen van Dover.
‘Ik vraag me af waarom Aerts zo ijlings op de vlucht is geslagen,’ zei Versavel plotseling.
‘Verdenk je hem dan?’
Van In moest toegeven dat hij dat spoor een beetje uit het oog had verloren. Misschien concentreerde hij zich te veel op de cliënten van de Love.
‘Iemand die niets te verbergen heeft, laat niet zomaar alles achter.’
‘Alles achterlaten,’ echode Van In. ‘Zestien miljoen kan je bezwaarlijk “alles achterlaten” noemen.’
Versavel liet zich door dat argument niet uit zijn lood slaan. Hij schonk zijn baas een kop koffie in. Van In ging overeind zitten. Het was niet de eerste keer dat hij in een halfliggende houding kokend hete koffie op zijn hemd had gemorst.
‘Een opsporingsbericht op de televisie zou inderdaad geen kwaad kunnen,’ gaf hij toe.
Versavel keek hem afwachtend aan.
‘Tenzij je nog andere suggesties hebt, Guido.’
‘Het zou misschien verstandig zijn om ook de grensposten te waarschuwen.’
Van In haalde de schouders op. ‘Vergeet vooral de rijkswacht niet,’ zei hij sarcastisch. ‘Voor mijn part alarmeer je het hele koninkrijk. We zouden toch niet willen dat het publiek ons aanwrijft dat we onzorgvuldig hebben gehandeld.’
Van In nam een slokje van Versavels uitmuntende brouwsel. De brigadier had de boodschap begrepen en besloot zich gedeisd te houden. Van In had zijn dagje niet en dan was het beter hem niet te veel op de zenuwen te werken.
‘Heb je Carine Neels kunnen inschakelen?’ vroeg Van In na een poosje.
Versavel knikte. ‘Het meisje is razend enthousiast. Straks denkt Belgacom dat we hier een 06-lijn hebben. Ze belt het hele land af.’
‘Met een beetje geluk moeten we Herbert op die manier kunnen identificeren. Als we eenmaal weten wie hij is, zal de rest kinderspel zijn.’
Van In gooide zijn benen op zijn bureau. Het beloofde een rustige dag te worden. Hij schrok dan ook zichtbaar toen de telefoon rinkelde. Hoewel zijn kop halfleeg was, morste hij toch nog koffie op zijn overhemd.
‘Hallo, Pieter.’
Van In herkende de stem van Hannelore. ‘Mis je me nu al?’ meesmuilde hij.
‘Doe niet flauw, Pieter Van In.’
Ze klonk gespannen.
‘Kom als de bliksem naar de Groene Rei. Iemand heeft Provoost vermoord en geloof me: het is geen mooi gezicht. Zijn secretaresse heeft hem een halfuur geleden gevonden.’
Nadat Hannelore had ingehaakt, bleef Van In tien volle seconden zitten, met de hoorn tegen zijn oor gedrukt.
‘Scheelt er iets?’ vroeg Versavel bezorgd.
‘God zij geloofd, Guido. Iemand heeft me zojuist een grote dienst bewezen.’
‘Hebben ze Aerts gevonden?’
‘Nee,’ monkelde Van In. ‘Dit is veel beter.’
De secretaresse van wijlen Yves Provoost liet Van In binnen. Het mens beefde zichtbaar. Haar gezicht was witter dan het linnen van Guggenheimer.
‘Mevrouw de procureur wacht op u in het kantoor van mijnheer Yves,’ zei ze met een snik.
Ondanks de ernst van de situatie had Van In moeite een glimlach te onderdrukken. In gerechtelijke kringen werd een substituut steevast procureur genoemd. IJdelheid kent immers rang noch stand.
Het huis aan de Groene Rei was enkele jaren geleden grondig gerenoveerd. Bestaat er in Brugge überhaupt een historisch pand dat nog niet vakkundig onder handen is genomen? In tegenstelling tot wat bij veel andere restauraties het geval is, had Provoost kosten noch moeite gespaard om het ouderlijk huis in zijn oude glorie te herstellen. Behalve de professioneel afgeborstelde gevel had hij ook de binnenkant grondig laten opknappen en aankleden. Alleen al in de hal stond voor een fortuin aan antiek.
Van In volgde de oude secretaresse door de gang. Yves Provoost had juffrouw Calmeyn van zijn vader geërfd, net als de rest van het meubilair. Eudoxie Calmeyn had er veertig jaar trouwe dienst op zitten. Normaal ging ze over zes maanden met pensioen. Ze was een vrouw van de oude stempeclass="underline" plichtsbewust, efficiënt en loyaal. Van In bestudeerde haar vioolachtige contouren. Juffrouw Calmeyn droeg een grijze rok, die tot halverwege haar kuiten reikte, een ondoorschijnende witte blouse en dikke, vleeskleurige nylons. Haar platte nonnenschoenen maakten een naargeestig geluid in de hoge, smalle ruimte. Aan het einde van de gang maakte ze een vleugel van de dubbele, gecapitonneerde deur open en liet hem binnen. Zelf bleef ze buiten staan.
‘Hallo, hier ben ik dan,’ zei Van In monter. Hij keek verwonderd om zich heen. ‘Waar is de rest?’
Hannelore stond voor de schouw, een misbaksel in neorenaissancestijl. Van In liep naar haar toe. Ze drukte een verstrooide kus op zijn lippen.
‘Juffrouw Calmeyn heeft rechtstreeks naar het parket gebeld,’ zei ze. ‘Ik verwacht de rest van het circus over tien minuten.’
‘Uitstekend. Waar ligt onze vriend?’
Voor Van In kon de dag niet meer stuk. Hannelore wees naar een futuristisch gestylede sofa. Die werd bijna aan het zicht onttrokken door een bos kamerplanten. Tussen het groen van de ficussen en de varens zag Van In twee voeten uitsteken. Om de enkels zaten stalen handboeien van het soort dat door de politie wordt gebruikt.
‘Lach niet,’ zei Hannelore berispend toen Van In haar olijk aankeek.
Provoost lag op zijn rug. Hij was poedelnaakt. In zijn mond stak een prop.
‘En ik mag niet lachen.’ Van In klemde zijn kaken opeen. ‘Benson im Himmel. Er zit een wasknijper op zijn neus.’
Hannelore bewaarde een veilige afstand. Zij vond het tafereel nogal weerzinwekkend.
‘Zo te zien heeft onze eminente rechtsgeleerde een dodelijk spelletje gespeeld. Hoe zullen we het noemen? Wasknijperseks?’
Hannelore zweeg, niet uit verontwaardiging, maar uit vrees dat ze zelf in de lach zou schieten. Dat was de schuld van Pieter. Waarom moest hij per se zo’n koddig commentaar leveren?
‘Niemand zet eerst een wasknijper op zijn neus voor hij zichzelf in de boeien slaat, Pieter Van In.’
Hannelore deed haar best om objectief te blijven. Toch kon ze niet ontkennen dat het tafereel haar een beetje opwond. De opmerking van Pieter deed haar fantasie op hol slaan. Ze probeerde tevergeefs het vunzige product van haar dagdroom te verdringen.
Van In cirkelde voorzichtig om de sofa. In dit stadium van het onderzoek was het van het allerhoogste belang geen sporen te verknoeien. Het leek wel of Versavel hem die zin influisterde.
‘Echt mooi is hij niet.’
‘Dat heb ik je toch gezegd,’ riposteerde Hannelore wrevelig.
Ze kwam een stap dichterbij en probeerde haar blik af te wenden van het naakte mannenlijf. Dat lukte amper. Nu Van In er was, oefende het lijk een morbide aantrekkingskracht op haar uit. Aan de universiteit had ze ooit een lijkschouwing bijgewoond. Toen was ze gebleven om haar mannelijke medestudenten geen excuus te verschaffen haar de rest van het jaar uit te lachen. Als magistraat verkeerde ze echter in een andere positie. Dit was een professionele aangelegenheid, en dus verplichtte ze zichzelf om te kijken. Of gebruikte ze haar bevoegdheid als een excuus om te voldoen aan wat ze zelf als ziekelijke nieuwsgierigheid ervoer? Zo constateerde ze onwillekeurig dat het begrip rigor mortis niet op alle mannelijke lichaamsdelen van toepassing is. Van gehangenen werd nochtans gezegd dat…