Выбрать главу

‘Ik vraag me af wat dokter De Jaegher nu uit zijn mouw zal schudden.’

‘De wasknijper kan hij in ieder geval niet over het hoofd zien,’ zei Hannelore verstrooid.

Ze kon haar ogen niet afhouden van het lijk. Provoost was dikker dan zijn dure maatpakken lieten vermoeden. Zelfs nu hij neerlag, stak zijn buikje nog boven zijn borstkas uit, wat bewees dat de dode advocaat zich nooit aan fitnessapparaten had uitgesloofd. Hannelore mocht er niet aan denken dat Van In er vroeger zelf zo had uitgezien. Plotseling zag ze hoe hij zich bukte.

‘Iets gevonden?’

Ze kwam dichterbij.

Van In scharrelde in een hoop verfomfaaide kleren. Die lagen uit het zicht tussen een gitzwarte archiefkast en een terracottapot, waarin een reusachtige cactus weerbarstig zijn onnatuurlijke biotoop trotseerde.

Van In raapte een van de kledingstukken op. Provoost had duidelijk smaak. De olijfgroene pyjama droeg het label van een dure couturier en de kamerjas had iedere rechtgeaarde Brit jaloers gemaakt. De kleur en het dessin pasten perfect bij de prop in Provoosts mond. Het kon bijna niet anders of dit was het bijpassende sjaaltje. Zonder dat sjaaltje was zijn stijlvolle outfit immers niet compleet.

Lag het aan de scheve leuning van de postmoderne sofa of maakte de overledene een laatste stuiptrekking? De klap waarmee de benen van Provoost op de grond bonkten, was akelig om te horen en trok het lichaam op zijn zij. Hannelore slaakte een gilletje. Ze klampte zich vast aan Van In. Haar lichaam gloeide. Van In keek over haar schouder naar Provoost, die in een groteske houding half uit de sofa hing.

Hannelore kneep hem bijna fijn, zo hard drukte ze zich tegen hem aan. Het was een eigenaardig gevoel. Op minder dan een meter afstand regeerde de dood, maar in haar angstige lichaam voelde hij nieuw leven kloppen.

‘Wees niet bang, Hanne.’

Het klonk bijbels. Met wat echo kon zijn stem lijken op die van de engel bij het graf van Jezus.

‘Het gebeurt vaker dat verse lijken capriolen maken.’

Wat hij ook zei, Hannelore had er genoeg van. Ze trok zich terug bij het raam en keek over de kaaimuur naar het donkere water van de Groene Rei. Eigenlijk voelde ze zich een beetje gegeneerd. Had zij het recht zich zoveel beter te voelen dan die zogenaamd perverse misdadigers die ze dagelijks hielp veroordelen of was de graad van beschaving van een mens recht evenredig met de materiële omstandigheden waarin hij verkeerde?

De voordeurbel kondigde het verwachte bezoek aan. Juffrouw Calmeyn liet de heren van het gerecht geen seconde langer wachten dan nodig was. Ze ijlde naar de voordeur en liet het gezelschap binnen. Dokter De Jaegher werd op de voet gevolgd door Leo Vanmaele en twee agenten van de technische recherche.

‘We meet again, dokter De Jaegher,’ zei Van In luchtig.

De wetsdokter stak zijn hand op als teken van herkenning en wendde zich daarna tot Hannelore. Een magistraat, en vooral dan een knappe magistraat, paste beter bij zijn waardigheid dan zo’n halvegare van een politiecommissaris.

Hannelore moest zich een ouderwetse handkus laten welgevallen. De gerimpelde Don Juan had natuurlijk wel iets meer gewild, maar met Van In in de buurt paste hij op zijn tellen.

‘Dit is niet goed voor de misdaadstatistieken,’ zei Leo cynisch. ‘Nog een dooie deze week en we steken de provincie Brabant naar de kroon.’

Zijn vinnige ogen registreerden nauwkeurig het decor. Onbewust zocht hij naar de meest ideale hoek en de meest gunstige lichtinval om een paar behoorlijke foto’s te maken.

‘Aan deze hangt wat meer vlees,’ fluisterde Van In iets te luid.

Leo wierp een veelbetekenende blik naar dokter De Jaegher. Die had gelukkig niets gehoord. Hij stond bij Hannelore te slijmen.

‘Ik vraag me af waarom de moordenaar hem heeft uitgekleed en gekneveld,’ zei Van In neutraal. ‘Je zou haast denken dat dit een afrekening tussen homo’s is.’

Leo kon die stelling alleen maar beamen. Hij maakte zijn tas open en klikte een 28mm-lens op zijn Nikon. Van In liet Leo rustig zijn werk doen. Hij ging naar de voorkamer, waar De Jaegher nog steeds met alle mogelijke middelen indruk probeerde te maken op Hannelore. Net als ieder mannetjesdier voelde Van In de behoefte zijn terrein duidelijk af te bakenen. Om alle twijfels weg te nemen, nam hij haar hand vast. Dat gebaar was voldoende om De Jaegher op zijn plichten te wijzen. De wetsdokter verontschuldigde zich en ging aan de slag. Hij draaide Provoost op zijn buik en stak een digitale thermometer in zijn aars. Op die manier probeerde De Jaegher het tijdstip te bepalen waarop het slachtoffer was overleden. De betrouwbaarheid van deze methode is afhankelijk van een aantal parameters en het resultaat van de meting moet door een specialist geïnterpreteerd worden. In dit geval ging het om een schoolvoorbeeld. De omgevingstemperatuur was constant en het lijk was kakelvers. Zelfs De Jaegher moest in staat zijn een behoorlijk accurate diagnose te stellen. Volgens Van In kon Provoost niet langer dan twaalf uur dood zijn.

Leo maakte een foto van de geboeide handen. Daarna riep De Jaegher de hulp in van de mannen van de technische recherche om de handboeien te verwijderen. Hij maakte de nagels van het slachtoffer schoon en stopte de smurrie in plastic zakjes. Het gebeurde vaak dat men onder de nagels weefsel of bloed van de moordenaar aantrof. Die genetische vingerafdruk had de laatste jaren al menige beschuldigde de das om gedaan.

‘Wanneer is hij gestorven, dokter?’ vroeg Van In.

De Jaegher liet zich die vraag twee keer stellen voor hij met tegenzin een antwoord formuleerde.

‘In dit specifieke geval kan ik vrij formeel zijn, commissaris. De man is vermoedelijk tussen drie en vier uur vanmorgen om het leven gebracht.’

Van In noteerde het tijdstip. Hij had geen zin om met De Jaegher in de clinch te gaan. Maar wat was het nu eigenlijk: formeel of vermoedelijk?

‘Doodsoorzaak?’

De Jaegher keek Van In verontwaardigd aan. Hij beschouwde de commissaris als een pion in een spel waarvan hij de koning was. Het werd tijd dat ze bij de politie de elementaire regels van de beleefdheid leerden respecteren.

‘Waaraan is hij gestorven, dokter?’ drong Van In aan.

Het was een idiote vraag. Een klein kind kon zien dat Provoost gestikt was. Maar officieel moest dat door een wetsdokter bevestigd worden.

‘Suffocatie, commissaris.’

Van In noteerde de doodsoorzaak naast het tijdstip van de moord. De rest zou hij later wel in het autopsierapport lezen. Plotseling voelde hij een ijskoude hand op zijn arm.

‘Kun je een glas water voor me versieren, Pieter?’

Hannelore zag er allesbehalve fleurig uit. Haar stem klonk als de doodsrochel van een stervende kankerpatiënt.

Van In schrok en sloeg bezorgd zijn arm om haar heen.

‘Wat scheelt er? Je ziet zo bleek. Zal ik…?’

Hij wees naar De Jaegher. Hannelore schudde heftig van neen en daar was Van In blij om. Hij mocht er niet aan denken dat die kwakzalver haar met een vinger aanraakte.

‘Een glas water en wat frisse lucht zijn voldoende,’ fluisterde ze schor.

Van In ondersteunde Hannelore tot aan de deur. De frisse lucht in de gang deed haar deugd. Ze glimlachte en kneep in zijn arm.

‘Dank je, Pieter. Maak je niet ongerust. Er is niets aan de hand.’

‘Zeker weten?’

‘Zeker weten,’ suste ze.

Nog geen drie seconden later kwam juffrouw Calmeyn uit de belendende kamer. Ze had de hele tijd geduldig op wacht gestaan.

‘Hebt u soms een glas water juffrouw? Mevrouw de substituut voelt zich niet lekker.’

Juffrouw Calmeyn stelde geen overbodige vragen. Ze haastte zich naar de keuken. Hoe was het in godsnaam mogelijk dat ze zo’n jong ding met een moordzaak opzadelden, dacht ze bitter. O tempora, o mores!

Toen Hannelore gedronken had, kreeg ze wat meer kleur. Van In bleef hardnekkig haar hand vasthouden.