Выбрать главу

‘Zo, en waar zit Alyss nu precies?’ mompelde hij tegen zichzelf.

Net als bij de buitenmuur was hij zigzaggend omhoog geklommen. Hij keek naar rechts en schatte dat het raam, waarachter hij Alyss vermoedde, een meter of drie van hem vandaan was. Hij schoof op zijn achterste over de richel. Zijn benen bungelden in de afgrond. Het was niet prettig, want er zat hier extra veel ijs. Dat zou het niet eenvoudiger maken om straks op te staan, zich om te draaien en naar binnen te kijken.

Gelukkig zitten er tralies voor het raam, dacht hij. Daar kan ik me zo meteen aan vasthouden. Op dat moment verscheen de vensterbank rechts boven zijn hoofd. Hij stak zijn rechterhand uit en tastte over de vensterbank naar de tralies. Gelukkig. Daar was de eerste.

Als er iemand anders dan Alyss in de kamer was, zou het pas echt lastig kunnen worden, realiseerde hij zich. Als die toevallig naar buiten keek, moest hij zijn hand wel zien — en zodra hij naar buiten leunde de rest ook! Hij moest de gok wagen, zonder dat hij naar binnen kon kijken of er iemand achter het raam zat of stond. En er lag zoveel ijs hier — hij moest het wel in één keer doen.

Hij draaide zich voorzichtig op zijn billen naar rechts en zette zijn linkervoet naast zich op de richel. Hij hing nu met bijna heel zijn gewicht aan zijn rechterhand en de tralie. Binnen had nog niemand geschrokken gegild, dus een eventuele bewoner keek op dat moment waarschijnlijk niet naar buiten, concludeerde hij. Maar het was niet veilig daar op die richel. Langzaam bracht hij meer gewicht over naar zijn linkerbeen en terwijl hij langzaam naar rechts draaide kwam hij overeind en strekte zijn gebogen been.

Hij schrok zich wezenloos toen hij zijn voet weg voelde glijden over het ijs. Snel draaide hij zich helemaal en greep met zijn linkerhand een volgende tralie beet. Net op tijd! Zijn linkervoet gleed van de richel en Will hing aan twee armen buiten het raam. Kreunend trok hij zichzelf weer omhoog. Hij voelde met zijn rechtervoet naar de richel en bracht een beetje gewicht over op zijn been — niet te veel, want hij vertrouwde de rand voor geen meter.

Wat een zegen dat hij zijn arm- en rugspieren al die jaren zo getraind had met boogschieten. Daar hervond zijn linkervoet ook de rand, wat zijn arme armen iets ontlastte.

Langzaam kwam hij omhoog, tot hij over de vensterbank kon kijken. Daar zat Alyss, haar rug naar het raam, aan een ruwe houten tafel, haar hoofd op haar armen rustend.

HOOFDSTUK 37

‘Alyss!’

Geschrokken keek het blonde meisje op toen ze ineens haar naam hoorde fluisteren. Ze draaide zich snel om en zag het gezicht van Will achter de tralies, met die zo vertrouwde en onweerstaanbare grijns van oor tot oor.

Snel stond ze op. In de haast gooide ze haar stoel om; ze kon hem nog maar net opvangen voor hij tegen de vloer kletterde. Ze holde naar het raam.

‘Will! Mijn hemel! Hoe kom jij dáár nu weer terecht?’

Ze zag de duizelingwekkende diepte achter hem en besefte dat hij op de ijzige richel stond te wankelen, zonder enige verdere ondersteuning, voor zover ze kon zien. Geschrokken deed ze een stap naar achteren. Ze was ineens helemaal overstuur. Alyss was bijna nergens bang voor, behalve voor hoogten en diepten. Alleen al het zien van de donkere afgrond daar beneden het raam deed haar van angst verstijven. Will zocht iets onder zijn mantel en stak het eind van een touw door de tralies.

‘Ik kom je hier weghalen,’ zei hij. ‘Nog een paar minuutjes maar!’

Angstig keek ze over haar schouders naar de deur van haar cel. Hij duwde steeds meer touw naar binnen, dat allemaal van onder zijn mantel tevoorschijn kwam. Ze schrok zich een hoedje toen ze doorkreeg wat Will van plan was.

‘Je wilt me toch zeker niet daarlangs naar beneden laten klimmen?’ vroeg ze angstig naar beneden wijzend.

Will grijnsde haar geruststellend toe. ‘Niets aan, toch?’ zei hij. ‘En ik help je wel, hoor!’

‘Will, dat lukt me nooit!’ zei ze half snikkend. ‘Ik heb hoogtevrees, ik ga vast vallen. Ik raak verlamd van schrik. Ik kan het niet!’

Will dacht even na. Hij wist dat er inderdaad mensen waren die zoiets als hoogtevrees hadden. Persoonlijk begreep hij daar geen sikkepit van. Zijn hele leven al deed hij niets liever dan ergens op of in klimmen — of het nou een boom, een huis, een kasteelmuur of een rotswand was. Maar hij wist ook dat zo’n fobie echt een verlammende uitwerking kon hebben. Eerst fronste hij zijn wenkbrauwen, maar ineens begon hij weer te lachen.

‘Ik weet wel wat,’ zei hij. ‘Ik bind gewoon het touw om je middel en laat je langzaam naar beneden zakken.’

En daar kwam het andere uiteinde van het touw al naar binnen en viel op de kluwen die inmiddels op de vloer lag.

Alyss besefte ineens dat haar hoogtevrees er eigenlijk niet toe deed. Ze kon met geen mogelijkheid tussen die tralies door, toch? Of wilde Will die soms doormidden zagen of vijlen? Dat zou veel en veel te lang duren. Angstig keek ze weer naar de deur. Keren had gezegd dat hij met een uurtje terug zou komen. Hoelang had ze wanhopig met haar hoofd op de tafel zitten nadenken? Wat betekende een uurtje of zo? Een half uur? Veertig minuten? Anderhalf uur? Misschien liep de man nu al de trap op.

‘Je moet maken dat je wegkomt daar,’ fluisterde ze ferm. ‘Dadelijk komt Keren terug — hij kan hier elk moment binnenwandelen!’

‘Nou, dan zou hij willen dat hij nog even gewacht had,’ zei Will, wiens glimlach inmiddels verdwenen was. ‘Heb je al uitgedokterd wat zijn plannen zijn?’ vroeg hij. Hij wist dat de beste afleiding was om ergens anders over te praten. Alyss schudde ongeduldig van nee. Hij zat weer op zijn rug te friemelen, en haalde nu het leren foedraal met het flesje erin tevoorschijn. Voorzichtig legde hij het op de vensterbank.

‘Je moet nu echt gaan!’ fluisterde ze weer. ‘We hebben geen tijd hiervoor. Hij komt zo terug om me weer te ondervragen.’

‘Weer?’ vroeg Will, en hield op met waar hij mee bezig was. ‘Heeft hij je iets gedaan?’ Zijn stem klonk dreigend. Als Keren haar pijn gedaan had was het met hem gedaan. Maar weer schudde ze haar hoofd.

‘Nee, hij heeft me niets gedaan. Nog niet. Maar hij heeft een vreemde steen…’ Haar stem stierf weg. Ze wilde hem liever niet vertellen hoe weinig het had gescheeld of ze had Wills identiteit verraden.

‘Een steen?’ herhaalde hij, niet-begrijpend.

Ze knikte. ‘Een blauwe edelsteen… Op de een of andere manier kan hij je daarmee laten zeggen wat hij wil horen. Will, ik had hem bijna verteld dat jij eigenlijk een Grijze Jager bent!’ liet ze zich ontvallen. ‘Ik kon er niets aan doen. Het is een steen die… die je gewoon antwoord laat geven op alle vragen die je gesteld worden. Het is heel akelig.’

Will dacht diep na. Ineens herinnerde hij zich die eerste avond in het kasteel, toen Kerens mannen zo enthousiast gereageerd hadden toen Keren had voorgesteld dat Will nóg een lied voor hen zou zingen. Misschien had de verrader al meer ervaring met hypnose.

Maar nee, er waren belangrijker dingen nu. Hij trok zijn Saksisch mes uit de schede en begon in het cement om de middelste tralie te hakken, om er een gat te maken om het zuur in te gieten. Er waren vier tralies, en hij dacht dat als hij de middelste twee eruit wist te krijgen het gat groot genoeg zou zijn voor Alyss. En hij kon dan naar binnen klimmen, het touw om haar heen knopen, en haar dan langzaam laten zakken met het touw om een van de overgebleven tralies geslagen. En als dat eenmaal achter de rug was, dan zou hij het touw losmaken en zelf naar beneden klimmen.

‘Nou,’ zei hij, ‘gelukkig is dat niet gebeurd. Maar als Buttel hier is, dan heeft die waarschijnlijk al lang geraden wie en wat ik ben.’ Hij glimlachte weer om haar wat gerust te stellen, maar zag dat zij net zo overstuur was van de afgrond die haar wachtte als van wat zij als haar eigen zwakte zag.

‘Nou, dat blijven dan vermoedens,’ zei ze diep ongelukkig. ‘Hij kan het nooit zeker weten. Maar ik had het hem bijna gewoon verteld!’