‘Doe niet zo raar.’ Verin streek een lok haar opzij die aan haar knot was ontsnapt; de Bruine zuster had duidelijk grijs in haar haren. ‘Kind, ik heb al op de Eedstaf gezworen voordat je grootmoeder was geboren.’
‘Dan heb je de Geloften laten verwijderen,’ zei Egwene. Dat was mogelijk met de Eedstaf; Yukiri, Saerin en de anderen hadden immers ook hun geloften verwijderd en vervangen door andere. ‘Nou, ja,’ zei Verin moederlijk.
‘Ik vertrouw je niet,’ hoorde Egwene zichzelf uitkramen. ‘Ik geloof dat ik dat nooit heb gedaan.’
‘Heel verstandig,’ zei Verin voordat ze nog een slok thee nam. Egwene herkende de geur ervan niet. ‘Ik ben immers van de Zwarte Ajah.’
Egwene voelde een plotselinge kilte, alsof een ijskoude spijker dwars door haar rug in haar borst was gedreven. Zwarte Ajah. Verin was een Zwarte. Licht!
Egwene reikte onmiddellijk naar de Ene Kracht. Maar natuurlijkmaakte de dolkwortel die poging zinloos. En Egwene was zelf degene geweest die had voorgesteld het in te nemen! Licht, was ze gek geworden? Ze was na haar overwinning zo vol vertrouwen en zekerheid geweest, dat ze niet had voorzien wat er zou gebeuren als ze een Zwarte zuster tegenkwam. Maar wie zou daar nu rekening mee houden? Dat er een rustig op je bed zat, thee te drinken en naar je te kijken met die ogen die altijd te veel hadden geweten. Was er een betere manier om je te verstoppen dan als onopvallende Bruine, doorlopend genegeerd door de andere zusters vanwege je verstrooide, wetenschappelijke inslag?
‘Tjonge, dit is lekkere thee,’ zei Verin. ‘Als je Laras weer ziet, bedank haar dan voor me. Ze beloofde dat ze thee had die niet bedorven was, maar ik vertrouwde haar niet. Je kunt tegenwoordig niet veel meer vertrouwen, vind je ook niet?’
‘Wat? Is Laras een Duistervriend?’ vroeg Egwene. ‘Hemeltje, nee,’ zei Verin. ‘Ze is vele dingen, maar geen Duistervriend. Je zou nog eerder een Witmantel zien trouwen met een Aes Sedai dan Laras te zien zweren aan de Grote Heer. Buitengewone vrouw. En behoorlijk goed in het inschatten van de smaak van theesoorten.’
‘Wat ga je met me doen?’ vroeg Egwene, en ze dwong zichzelf om rustig te spreken. Als Verin haar had willen doden, dan zou het al gebeurd zijn. Kennelijk wilde Verin Egwene gebruiken, en dat zou kansen bieden. Kansen om te ontsnappen, kansen om het tij te keren. Licht, dit kwam heel slecht uit!
‘Nou,’ zei Verin, ‘ten eerste wil ik je vragen te gaan zitten. Ik zou je een kom thee aanbieden, maar ik betwijfel oprecht of je deze wilt hebben.’
Denk na, Egwene! hield ze zich voor. Om hulp roepen had geen zin; alleen Novices zouden het horen, aangezien haar Rode bewaaksters er allebei vandoor waren. Van alle tijden om alleen te zijn! Ze had nooit gedacht dat ze zou wensen om gevangenbewaarders in de buurt.
Hoe dan ook, als ze gilde zou Verin haar ongetwijfeld vastbinden en de mond snoeren met wevingen van Lucht. En als er al Novices waren die het hoorden, zouden ze komen aanrennen om te kijken wat er aan de hand was, en dat zou hen alleen maar in de greep van Verin brengen. Dus liep Egwene naar de enige houten kruk in de kamer en ging zitten, hoewel haar achterste bezwaar maakte tegen het harde houten plankje.
Het was stil in het kamertje, koud en steriel, aangezien het vier dagen niet gebruikt was. Egwene zocht naarstig naar een uitweg. ‘Ik moet je prijzen voor wat je hier hebt gedaan, Egwene,’ zei Verin. ‘Ik heb wat van de onzin gevolgd die gaande is tussen de verschillende groeperingen onder de Aes Sedai, hoewel ik heb besloten er niet persoonlijk bij betrokken te raken. Het was belangrijker door te gaan met mijn onderzoek en een oogje te houden op de jonge Altor. Hij is wel vurig, moet ik zeggen. Ik maak me zorgen om die jongen. Ik ben er niet zeker van dat hij begrijpt hoe de Grote Heer werkt. Niet alle kwaad is zo... rechtlijnig als de Uitverkorenen. De Verzakers, zoals jullie ze noemen.’
‘Rechtlijnig?’ vroeg Egwene. ‘De Verzakers?’
‘Nou, betrekkelijk gezien.’ Verin glimlachte en warmde haar handen om haar kom thee. ‘De Uitverkorenen zijn net ruziënde kinderen, die allemaal om het hardst schreeuwen om hun vaders aandacht te trekken. Je ziet zo wat ze willen: macht over de andere kinderen, bewijs dat zij het belangrijkst zijn. Ik ben ervan overtuigd dat je niet dankzij intelligentie, sluwheid of vaardigheid een Uitverkorene wordt, hoewel die dingen natuurlijk belangrijk zijn. Nee, ik geloof dat de Grote Heer in zijn hoogste leiders naar zelfzucht zoekt.’ Egwene fronste haar voorhoofd. Zaten ze hier nu echt rustig te kletsen over de Verzakers? ‘Waarom zou hij die eigenschap zoeken?’
‘Het maakt ze voorspelbaar. Een middel waarvan je erop kunt rekenen dat het zich zo gedraagt als je verwacht, is veel waardevoller dan een middel dat je niet begrijpt. Of misschien omdat wanneer ze tegen elkaar strijden, alleen de sterksten het overleven. Ik weet het echt niet. De Uitverkorenen zijn voorspelbaar, maar de Grote Heer is allesbehalve voorspelbaar. Zelfs na tientallen jaren van onderzoek kan ik er niet zeker van zijn wat hij wil of waarom hij dat wil. Ik weet alleen dat hij zijn strijd niet zal aangaan zoals Altor aanneemt.’
‘En wat heeft dat met mij te maken?’ vroeg Egwene. ‘Niet veel,’ zei Verin, die met haar tong klakte. ‘Ik vrees dat ik op een zijspoor ben beland. En dat nog wel terwijl er maar zo weinig tijd is. Ik moet echt beter opletten.’
Ze leek nog altijd die aardige, leergierige Bruine zuster. Egwene had altijd verwacht dat Zwarte zusters... anders zouden zijn. ‘Maar goed,’ vervolgde Verin. ‘We hadden het over wat jij hier hebt gedaan, in de Toren. Ik was bang dat ik je nog steeds zou zien rondhangen bij je vrienden buiten. Stel je mijn verbazing voor toen ik hoorde dat je niet alleen in Elaida’s bewind was geïnfiltreerd, maar kennelijk ook de halve Zaal tegen haar had opgezet. Je hebt enkele van mijn medestanders behoorlijk tegen de haren in gestreken, dat kan ik je wel vertellen. Ze zijn bepaald niet blij.’ Verin schudde haar hoofd en nam nog een slokje thee. ‘Verin, ik...’ Egwene zweeg. ‘Wat is...’
‘Geen tijd, vrees ik,’ zei Verin, en ze boog zich naar voren. Plotseling leek iets aan haar te veranderen. Hoewel ze nog steeds de oude – en soms moederlijke – vrouw was, werd haar gezichtsuitdrukking vastberaden. Ze ving Egwenes blik, en de intensiteit daarin schokte Egwene. Was dit dezelfde vrouw?
‘Dank je dat je hebt willen luisteren naar het gebazel van een oude vrouw,’ zei Verin op mildere toon. ‘Het was zo leuk om even te kletsen bij een kopje thee, nog een laatste keer. Nu zijn er enkele dingen die je moet weten. Een paar jaar geleden stond ik voor de keus. Ik bevond me in een positie waarin ik ofwel de geloften aan de Duistere moest afleggen, of moest onthullen dat ik dat eigenlijk nooit had gewild, waarop ik meteen zou zijn gedood.
Misschien zou een ander gewoon een omweg om die situatie hebben gevonden. Velen zouden voor de dood hebben gekozen. Maar ik zag het als een kans. Zie je, je krijgt maar zelden zo’n gelegenheid, om het beest te bestuderen vanuit het hart ervan, om te zien waardoor het bloed nu werkelijk stroomt. Om te ontdekken waar alle adertjes en bloedvaten naartoe leiden. Een behoorlijk buitengewone ervaring.’
‘Wacht,’ zei Egwene. ‘Heb je je bij de Zwarte Ajah aangesloten om onderzoek naar hen te doen?’
‘Ik heb me bij ze aangesloten om mijn huid te redden,’ zei Verin glimlachend. ‘Ik ben er behoorlijk op gesteld, hoewel Tomas wel bleef doorgaan over die grijze haren. Hoe dan ook, toen ik me bij hen had aangesloten, was onderzoek naar hen doen mijn aanpak om het beste van de situatie te maken.’
‘Tomas... Weet hij wat je hebt gedaan?’
‘Hij was zelf een Duistervriend, kind,’ antwoordde Verin. ‘Hij zocht een uitweg. Nou, er is geen uitweg, niet als de Grote Heer zijn klauwen eenmaal in je heeft geslagen. Maar je kunt vechten, een beetje goedmaken van wat je hebt gedaan. Ik heb Tomas die kans geboden, en ik geloof dat hij me daar behoorlijk dankbaar voor was.’ Egwene aarzelde en probeerde dit alles te bevatten. Verin was een Duistervriend... maar tegelijkertijd ook niet. ‘Hij “was” dankbaar?’ Verin antwoordde niet meteen. Ze nam nog een slok thee. ‘De geloften die je aflegt aan de Grote Heer zijn heel specifiek,’ vervolgde ze uiteindelijk. ‘En als ze worden opgelegd door lieden die kunnen geleiden, dan zijn ze bindend. Onmogelijk te verbreken. Je mag andere Duistervrienden misleiden, je mag je tegen de Uitverkorenen keren als je dat kunt rechtvaardigen. De zelfzucht moet standhouden. Maar je kunt hém nooit verraden. Je kunt de orde zelf nooit aan buitenstaanders verraden. Maar de geloften zijn specifiek. Heel specifiek.’ Ze keek in Egwenes ogen. ‘“Ik zweer de Grote Heer niet te verraden en mijn geheimen te bewaren tot aan het uur van mijn dood.” Dat is wat ik heb beloofd. Begrijp je?’