‘Ik weet niet of ik zoveel vertrouwen wel verdien.’ Egwene keek naar het boek. ‘Zoveel vertrouwen als jij hebt getoond.’
‘Onzin, kind,’ zei Verin, die opnieuw geeuwde en haar ogen sloot. ‘Jij wordt Amyrlin. Ik ben ervan overtuigd. En een Amyrlin moet goed bewapend zijn met kennis. Dat is de heiligste plicht van de Bruine Ajah: de wereld bewapenen met kennis. Ik ben nog steeds een van hen. Zorg alsjeblieft dat ze dat weten. Ook al zal het woord Zwart misschien voor altijd mijn naam bezoedelen, mijn ziel is Bruin. Zeg ze...’
‘Dat zal ik doen, Verin,’ beloofde Egwene. ‘Maar je ziel is niet Bruin. Ik kan het zien.’
Haar ogen gingen trillend open en keken in die van Egwene, en er verscheen een frons op haar voorhoofd.
‘Je ziel is sneeuwwit, Verin,’ zei Egwene zacht. ‘Als het Licht zelf.’ Verin glimlachte en haar ogen gingen dicht. Haar eigenlijke dood liet nog even op zich wachten, maar de bewusteloosheid trad snel in. Egwene bleef zitten en hield de hand van de vrouw vast. Elaida en de Zaal konden wel voor zichzelf zorgen; Egwene had haar zaden goed voorbereid. Als ze er nu heen ging en eisen stelde, zou ze haar gezag overschrijden.
Toen Verins polsslag was vervaagd, zette Egwene de kom vergiftigde thee opzij en hield het schoteltje onder Verins neus. Het glanzende oppervlak besloeg niet. Het leek hard om dit na te gaan, maar er waren vergiften waardoor je dood kon lijken terwijl je nog heel oppervlakkig bleef ademen, en als Verin Egwene wilde misleiden en de verkeerde zusters verdacht wilde maken, dan zou dit daarvoor een uitstekende methode zijn. Inderdaad, het was keihard om dit na te gaan, en Egwene werd er misselijk van, maar ze was Amyrlin. Zij moest moeilijke dingen doen en alle mogelijkheden in overweging nemen.
Een echte Zwarte zuster zou vast nooit bereid zijn geweest te sterven alleen om een dergelijke misleiding op te zetten. Haar hart vertrouwde Verin, hoewel haar verstand zekerheid wilde hebben. Ze keek naar haar eenvoudige tafel, waar ze de boeken had neergelegd. Op dat ogenblik ging ineens de deur van haar kamer open en gluurde er een jonge Aes Sedai – die nog maar pas de stola droeg zodat haar gezicht nog niet dat leeftijdloze aanzien had – naar binnen. Turese, een van de Rode zusters.
Dus er was eindelijk iemand aangewezen om een oogje op Egwene te houden. Haar tijd van vrijheid zat erop. Nou, ze moest niet treuren om wat had kunnen zijn. De tijd was goed besteed. Ze wenste dat Verin een week eerder naar haar toe was gekomen, maar wat gebeurd was, was gebeurd.
De Rode zuster fronste haar voorhoofd toen ze Verin zag, en Egwene legde snel een vinger tegen haar lippen en keek de jonge zuster streng aan. Vervolgens haastte ze zich naar de deur. ‘Ze kwam net binnen om met me te praten over een taak die ze me lang geleden had gegeven, voordat de Toren verdeeld raakte. Ze kunnen soms merkwaardig doelgericht zijn, die Bruinen.’ Dat was allemaal waar.
Turese knikte vol medeleven bij die opmerking over de Bruine zusters.
‘Ik wou alleen dat ze haar eigen bed had opgezocht om te gaan liggen,’ vervolgde Egwene. ‘Ik weet nu niet goed wat ik met haar aanmoet.’ Ook weer allemaal waar. Egwene moest echt die Eedstaf in handen krijgen. Liegen begon op dit soort ogenblikken een veel te handige oplossing te lijken.
‘Ze is vast moe van haar reizen,’ zei Turese met een zachte maar ferme stem. ‘Laat haar gewoon doen wat ze wil; zij is Aes Sedai en jij bent maar een Novice. Stoor haar niet.’
Daarop sloot de Rode zuster de deur, en Egwene glimlachte tevreden. Toen keek ze naar Verins lijk en vervaagde haar glimlach.
Uiteindelijk zou ze moeten onthullen dat Verin overleden was. Hoe moest ze dat verklaren? Nou, ze zou wel iets bedenken. Als ze onder druk werd gezet, vertelde ze misschien wel gewoon de waarheid. Maar eerst had ze wat tijd nodig met dat boek. De kans dat het haar in de nabije toekomst werd afgenomen was groot, zelfs met die boekenlegger-ter’angreaal. Ze moest waarschijnlijk de codesleutel afzonderlijk bewaren van het grote boek, of hem uit het hoofd leren en dan vernietigen.
Dit zou allemaal veel gemakkelijker te overzien zijn als ze wist hoe het in de Zaal was gegaan! Was Elaida afgezet? Leefde Silviana nog, of was ze terechtgesteld? Ze kon nu weinig ontdekken, terwijl ze werd bewaakt. Ze zou gewoon moeten afwachten. En lezen. De code bleek nogal ingewikkeld en ze moest veel in het kleinere boekje opzoeken. Dat was zowel een voordeel als een bron van frustratie. Het zou heel moeilijk worden de code te breken zonder het boekje, maar daardoor was de sleutel ook bijna onmogelijk uit het hoofd te leren. Ze zou het zeker niet voor elkaar krijgen voordat het ochtend werd, en tegen die tijd zou ze moeten onthullen wat er werkelijk met Verin aan de hand was.
Ze keek naar de vrouw. Verin zag er echt uit alsof ze vredig sliep. Egwene had de deken over haar heen gelegd en tot onder haar kin opgetrokken, toen haar schoenen uitgedaan en die naast het bed gezet om de schijn op te houden. Een beetje oneerbiedig besloot ze Verin op haar zij te rollen. De Rode zuster had al een paar keer naar binnen gekeken, en het zou minder verdacht lijken als ze Verin in een andere houding zag liggen.
Toen dat gebeurd was, keek Egwene naar haar kaars om te bepalen hoeveel tijd er was verstreken. Er zaten geen vensters in haar kamer; die hadden Novicekamers niet. Ze zette het verlangen om de Kracht te omhelzen en een lichtbol te maken om bij te lezen van zich af. Ze zou zich tevreden moeten stellen met het licht van de kaars. Egwene stortte zich op haar eerste taak: het ontcijferen van de namen van de Zwarte zusters achter in het boek. Dat was nog belangrijker dan het uit het hoofd leren van de code. Ze moest weten wie ze kon vertrouwen.
De volgende paar uur waren de meest verontrustende en onbehaaglijkste van haar leven. Enkele namen kende ze niet, vele waren haar slechts vagelijk bekend. Andere namen waren van vrouwen met wie ze had gewerkt, die ze hoogachtte en zelfs vertrouwde. Ze vloekte toen ze Katerines naam als een van de eerste op de lijst zag staan en siste verbaasd toen ze Alviarins naam las. Ze had gehoord over Elza Penfel en Galina Casban, hoewel ze de volgende paar namen niet kende.
Ze kreeg een misselijk gevoel toen ze Sheriams naam zag staan. Egwene had die vrouw ooit verdacht, dat wel, maar dat was in haar tijd als Novice en Aanvaarde geweest. Destijds – toen ze pas begon met de jacht op de Zwarte Ajah – had Liandrins verraad nog vers in haar geheugen gelegen. Egwene had toen iedereen verdacht. Tijdens de ballingschap in Salidar had Egwene nauw samengewerkt met Sheriam en was ze die vrouw aardig gaan vinden. Maar ze was een Zwarte. Egwenes eigen Hoedster was Zwart. Zet je schrap, Egwene, dacht ze terwijl ze door de lijst bleef lezen. Ze werkte zich door gevoelens van verraad, bitterheid en spijt heen. Ze zou haar plicht niet verzaken vanwege haar gevoel.
De Zwarte zusters waren verspreid over alle Ajahs. Sommigen waren Gezetenen, anderen waren de laagste en minst sterke Aes Sedai. En het waren er honderden; volgens Verins telling iets meer dan tweehonderd. Eenentwintig in de Blauwe, achtentwintig in de Bruine, dertig in de Grijze, achtendertig in de Groene, zeventien in de Witte, eenentwintig in de Gele, en een ongelooflijke achtenveertig in de Rode Ajah. Daarbij stonden ook namen van Aanvaarden en Novices. In het boek stond dat zij waarschijnlijk al Duistervrienden waren geweest voordat ze naar de Witte Toren kwamen, aangezien de Zwarte Ajah niet rekruteerde onder anderen dan Aes Sedai. Er werd verwezen naar een eerdere bladzijde voor een uitgebreidere verklaring, maar Egwene las verder door de lijst van zusters. Ze moest de naam van elk van die vrouwen kennen. Dat was het belangrijkste.