Misschien was ze te geheimzinnig geweest. Dat was een gevaar, geheimzinnigheid. Het was wat Siuan had neergehaald. Haar tijd als hoofd van de ogen-en-oren van de Blauwe Ajah had haar geleerd zuinig om te gaan met inlichtingen, die uit te delen als een vrekkige werkgever op betaaldag. Als de anderen hadden geweten hoe belangrijk Siuans werk was, dan zouden ze mogelijk niet hebben besloten haar tegen te werken.
Egwene streek met haar vingers over de gladde, fijn geweven buidel die ze aan haar riem droeg. Er zat een lang, slank voorwerp in, in het geheim eerder die ochtend uit de Witte Toren opgehaald. Was ze in dezelfde valstrik getrapt als Siuan? Dat gevaar bestond. Ze was immers opgeleid door Siuan. Als Egwene uitgebreider had uitgelegd hoe goed haar werk in de Witte Toren ging, zouden de anderen dan niets hebben gedaan?
Het was een lastige grens. Een Amyrlin moest vele geheimen bewaren. Als ze te veel onthulde, zou ze haar gezag kwijtraken. Maar tegen Siuan had Egwene openhartiger moeten zijn. Die vrouw was het te zeer gewend om op eigen houtje te handelen. Dat ze die droom-ter’angreaal had gehouden, ondanks het medeweten en de wensen van de Zaal, was daar een aanwijzing voor. En toch had Egwene dat goedgekeurd, Siuan onbewust aangemoedigd zich tegen het gezag te verzetten.
Ja, Egwene had fouten gemaakt. Ze kon niet alle schuld bij Siuan, Brin en Gawein leggen. Ze had waarschijnlijk ook nog andere vergissingen begaan; ze zou later met meer aandacht naar haar eigen handelen moeten kijken.
Voorlopig richtte ze zich op een groter probleem. Er was een ramp gebeurd. En zij was op het punt van slagen uit de Witte Toren weggehaald.
Wat moest ze doen? Ze stond niet op om ijsberend na te denken. Ijsberen was een teken van zenuwachtigheid of frustratie, en ze moest leren te allen tijde beheerst te blijven, zodat ze niet onbewust slechte gewoonten oppikte. Dus bleef ze zitten, met haar armen op de leuningen, gekleed in een mooi groenzijden gewaad met geel borduursel op het lijfje.
Wat voelde het vreemd om dit gewaad te dragen. Verkeerd. Haar witte gewaden, hoewel die haar waren opgedrongen, waren een soort teken van verzet geworden. Als ze nu veranderde, was dat het einde van haar aanval. Ze was moe, gevoelsmatig en lichamelijk, van de strijd van die nacht. Maar daar mocht ze niet aan toegeven. Dit zou niet haar enige bijna slaaploze nacht zijn voordat er een heel belangrijke dag van besluiten en problemen aanbrak.
Ze merkte dat ze op de armleuning tikte en dwong zichzelf ermee op te houden.
Ze kon nu niet meer als Novice terug naar de Witte Toren. Haar opstandigheid had alleen gewerkt omdat ze een gevangen Amyrlin was. Als ze uit eigen vrije wil terugkeerde, zou men haar zien als onderdanig, of als hooghartig.
Bovendien zou Elaida haar deze keer zeker laten terechtstellen. En dus zat ze vast, net zoals toen ze voor het eerst was ontvoerd door agenten van de Witte Toren. Ze knarste met haar tanden. Ze had ooit de misleide gedachte gehad dat de Amyrlin zich niet zo gemakkelijk zou laten meeslepen door willekeurige wendingen in het Patroon. Zij had zogenaamd de leiding. Alle anderen reageerden eenvoudigweg op ontwikkelingen, maar de Amyrlin was een vrouw van actie! Ze besefte steeds meer dat het helemaal niet anders was voor de Amyrlin. Het leven was een orkaan, of je nu een melkmeisje of een koningin was. Koninginnen waren er alleen beter in gezag uit te stralen te midden van die storm. Als Egwene een standbeeld leek dat geen last had van de wind, dan kwam dat doordat ze wist hoe ze met die wind moest meebuigen. Dat gaf de illusie van beheersing. Nee. Het was niet alleen maar een illusie. De Amyrlin had ook meer beheersing, al was het maar omdat ze zichzelf beheerste en de orkaan buiten zichzelf hield. Ze boog voor de noden van het ogenblik, maar haar handelen was weloverwogen.
Ze moest zo logisch zijn als een Witte, zo nadenkend als een Bruine, zo hartstochtelijk als een Blauwe, zo besluitvaardig als een Groene, zo genadig als een Gele, zo diplomatiek als een Grijze. En ja, zo wraakzuchtig als een Rode, als het nodig was. Ze kon niet als Novice terug naar de Witte Toren, en ze kon niet wachten op onderhandelingen. Niet nu de Seanchanen zo driest waren geweest om de Witte Toren aan te vallen, niet nu niemand Rhand in de gaten hield, niet nu de wereld in chaos verkeerde en de Schaduw zijn troepen verzamelde voor de Laatste Slag. Daardoor restte haar een moeilijk besluit. Ze had een fris leger van vijftigduizend soldaten, en de Witte Toren had een onvoorstelbare slag toegebracht gekregen. De Aes Sedai waren uitgeput, de Torenwacht gebroken en gewond. Over een paar dagen zouden de gewonden Geheeld en de vrouwen uitgerust zijn. Ze wist niet of Elaida de aanval had overleefd, maar ze moest ervan uitgaan dat die vrouw nog altijd de touwtjes in handen had. Dat gaf Egwene heel kort de gelegenheid te handelen.
Ze wist wat het enig juiste besluit was. Ze had geen tijd om te wachten tot de zusters in de Witte Toren die beslissing zouden nemen; ze zou hen moeten dwingen haar te aanvaarden. Ze hoopte dat de geschiedenis het haar uiteindelijk zou vergeven. Ze stond op, gooide de tentflap open en bleef stokstijf staan. Er zat een man op de grond pal voor haar.
Gawein krabbelde overeind, nog even knap als in haar herinnering. Hij was niet mooi, zoals zijn halfbroer. Gawein was massiever, echter. Opvallend genoeg maakte hem dat nu in Egwenes ogen aantrekkelijker dan Galad. Galad was net een schepsel dat niet echt kon zijn, een figuur uit legenden en verhalen. Hij was net een glazen standbeeld dat je op een tafel zette om te bewonderen, maar dat je nooit aanraakte.
Gawein was anders. Knap, met dat glanzende roodgouden haar en die tedere ogen. Terwijl Galad zich nooit ergens zorgen over maakte, maakte Gaweins bezorgdheid hem oprecht. Net als zijn vermogen om fouten te maken, helaas.
‘Egwene,’ zei hij, terwijl hij zijn zwaard rechtlegde en zijn broekspijpen afklopte. Licht! Had hij daar geslapen, voor haar tent? De zon was al halverwege haar hoogste punt. Die man had weg moeten gaan om wat rust te krijgen!
Egwene onderdrukte haar bezorgdheid om hem. Dit was geen tijd om zich als een verliefd meisje op te stellen. Nu moest ze de Amyrlin zijn. ‘Gawein,’ zei ze. Ze stak haar hand op en hield hem tegen toen hij naar haar toe wilde stappen. ‘Ik weet nog niet wat ik met jou aanmoet. Andere zaken vereisen mijn aandacht. Heeft de Zaal zich verzameld, zoals ik had verzocht?’
‘Ik geloof van wel,’ zei hij, zich omdraaiend om naar het midden van het kamp te kijken.
Tussen de lage bomen door zag ze de grote verzameltent van de Zaal. ‘Dan moet ik erheen,’ zei Egwene, die diep ademhaalde. Ze wilde weglopen.
‘Nee,’ zei Gawein, en hij ging voor haar staan. ‘Egwene, we moeten praten.’
‘Later.’
‘Nee, niet later, bloedvuur! Ik wacht al maanden. Ik moet weten waar we staan. Ik moet weten of je...’
‘Hou op!’ snauwde ze.
Hij verstijfde. Ze zou zich niet laten overhalen door die ogen! Niet nu. ‘Ik zei dat ik er nog niet uit ben wat ik voel,’ zei ze kil, ‘en dat meende ik.’
Hij klemde zijn kaken opeen. ‘Ik geloof niet in die Aes Sedai-kalm-te, Egwene,’ zei hij. ‘Niet terwijl je ogen zoveel waarachtiger zijn. Ik heb offers gebracht...’
‘Jij hebt offers gebracht?’ viel Egwene hem in de rede, en ze liet wat van haar woede zien. ‘En alles wat ik heb opgeofferd om de Witte Toren te verenigen dan? Offers die jij hebt ondermijnd door tegen mijn uitdrukkelijke wens in te gaan? Had Siuan je niet verteld dat ik een reddingsactie had verboden?’
‘Jawel,’ zei hij stijfjes. ‘Maar we waren bezorgd om je!’
‘Nou, die bezorgdheid was het offer dat ik eiste, Gawein,’ zei ze geërgerd. ‘Snap je niet hoeveel wantrouwen je me hebt betoond? Hoe kan ik je vertrouwen als je me ongehoorzaam bent alleen zodat jij je beter voelt?’
Gawein keek niet beschaamd; hij keek alleen verward. Dat was eigenlijk een goed teken. Als Amyrlin had ze een man nodig die zou zeggen wat hij dacht. Onder vier ogen. Maar in het openbaar had ze iemand nodig die haar steunde. Zag hij dat niet in? ‘Je houdt van me, Egwene,’ zei hij koppig. ‘Ik zie het aan je.’