Выбрать главу

‘Egwene de vrouw houdt van je,’ zei ze. ‘Maar Egwene de Amyrlin is woest op je. Gawein, als je bij me wilt horen, dan hoor je bij zowel de vrouw als de Amyrlin. Ik zou van jou – een man die is opgeleid als Eerste Prins van het Zwaard – verwachten dat je dat verschil begrijpt.’ Gawein wendde zijn blik af. ‘Je gelooft het niet, of wel?’ vroeg ze.

‘Wat?’

‘Dat ik de Amyrlin ben,’ zei ze. ‘Je aanvaardt mijn rang niet.’

‘Ik doe mijn best,’ zei hij terwijl hij haar weer aankeek. ‘Maar bloedas, Egwene. Toen we uit elkaar gingen was je maar een Aanvaarde, en dat is niet eens zo lang geleden. Nu hebben ze je tot Amyrlin benoemd? Ik weet niet wat ik ervan moet denken.’

‘En zie je niet in hoe je onzekerheid alles ondermijnt wat we samen zouden kunnen hebben?’

‘Ik kan veranderen. Maar dan moet jij me helpen.’

‘En daarom wilde ik op een later ogenblik praten,’ zei ze. ‘Laat je me er nog langs?’

Hij stapte met overduidelijke tegenzin opzij. ‘Dit gesprek is nog niet afgelopen,’ waarschuwde hij. ‘Ik heb eindelijk ergens een beslissing over genomen, en ik ben niet van plan op te houden met jagen tot ik mijn zin heb.’

‘Best,’ zei Egwene, en ze liep hem voorbij, ik kan daar nu niet over nadenken. Ik moet mensen om wie ik geef een andere groep mensen om wie ik geef laten afslachten.’

‘Dus je gaat het doen?’ vroeg Gawein achter haar. ‘Overal in het kamp wordt gegist; ik heb het gehoord, ook al ben ik de hele ochtend amper hier weg geweest. Sommige mensen denken dat je Brin gaat opdragen om de stad aan te vallen.’ Ze weifelde.

‘Het zou jammer zijn als dat gebeurde,’ zei hij. ‘Ik geef geen zier om Tar Valon, maar ik denk te weten wat het met jou zou doen als je aanviel.’

Ze draaide zich naar hem om. ‘Ik doe wat gedaan moet worden, Gawein,’ zei ze, en ze keek hem in de ogen. ‘Ten gunste van de Aes Sedai en de Witte Toren. Zelfs als het pijnlijk is. Zelfs als het me verscheurt. Ik zal het doen als het nodig is. Altijd.’ Hij knikte langzaam. Ze liep naar de tent in het midden van het kamp.

‘Dit is jouw schuld, Jesse,’ zei Adelorna. Haar ogen waren nog steeds rood; ze had de vorige avond een zwaardhand verloren. Ze was een van de velen. Maar ze was ook taai als een steppehond, en overduidelijk niet van zins haar verdriet te tonen.

Jesse Bilal warmde haar handen aan haar kom ganzenbesthee en weigerde zich te laten uitlokken. Adelorna’s vraag was onvermijdelijk geweest. En misschien had Jesse de berisping verdiend. Natuurlijk verdienden ze die allemaal, ergens. Behalve misschien Tsutama, die in die tijd geen overste van een Ajah was. Onder meer daarom was die vrouw ook niet uitgenodigd voor deze bespreking. Dat, en het feit dat de Rode Ajah op het ogenblik niet bepaald in de gunst stond bij de rest.

De kleine benauwde kamer was amper groot genoeg voor vijf stoelen en het potkacheltje tegen de muur, dat een rustige warmte uitstraalde. Er was geen plaats voor een tafel, laat staan een haard. Net voldoende ruimte voor vijf vrouwen. De machtigste vrouwen ter wereld. En de domste, schijnbaar.

Ze waren een deerniswekkende zusterorde vanochtend, de ochtend na de grootste ramp in de geschiedenis van de Witte Toren. Jesse keek naar de vrouw naast haar. Ferane Neheran – Eerste Redeneerster van de Witte Ajah – was een kleine, stevige vrouw die, merkwaardig voor een Witte, vaak eerder nors dan logisch leek. Vandaag was zo’n dag: ze zat te fronsen, met haar armen over elkaar. Ze had een kom thee afgeslagen.

Naast haar zat Suana Dragand, Eerste Weefster van de Gele Ajah. Ze was een mager ding, vel over been, maar ze had een onverzettelijke uitstraling.

Adelorna, degene die de beschuldiging jegens Jesse had geuit, zat naast haar. Wie kon de Kapitein-generaal haar wraakgierigheid kwalijk nemen? Zij die was afgeranseld door Elaida en gisteravond bijna was gesneuveld onder de handen van de Seanchanen? De slanke vrouw zag er voor haar doen erg slonzig uit. Haar haren waren in een praktische knot gedraaid, en haar lichte gewaad was gekreukeld. De laatste vrouw in de kamer was Serancha Colvine, Hoofdklerk van de Grijze Ajah. Ze had lichtbruin haar en een mager gezicht; ze keek altijd alsof ze iets zuurs proefde. Die eigenschap leek vandaag nog opvallender dan gebruikelijk.

‘Ze heeft wel gelijk, Jesse,’ zei Ferane, en haar logische toon weersprak haar overduidelijke ergernis. ‘Jij was degene die deze aanpak opperde.’

‘“Opperen” is sterk uitgedrukt.’ Jesse nam een slok thee. ‘Ik zei alleen maar dat enkele van de meer... vertrouwelijke Torengegevens verslagen bevatten over tijden toen de oversten van de Ajahs regeerden in plaats van de Amyrlin.’

De Dertiende Kluis was bekend bij de Ajah-oversten, hoewel ze daar niet mochten komen behalve als ze tevens Gezetenen waren. Dat weerhield de meesten van hen er niet van om Gezetenen te sturen om er gegevens voor hen op te zoeken. ‘Ik ben misschien de boodschapper geweest, maar dat is vaak de rol van de Bruine. Jullie waren allemaal niet zo beschroomd dat jullie je tot deze aanpak hebben laten dwingen.’

Daarop werden wat blikken gewisseld, en de vrouwen hadden ineens belangstelling voor hun thee. Ja, ze waren er allemaal bij betrokken, en dat begrepen ze. Jesse zou niet als enige de schuld voor deze ramp op zich nemen.

‘Het heeft weinig zin om met de beschuldigende vinger te wijzen.’ Suana probeerde geruststellend te klinken, maar in haar stem was bitterheid te horen.

‘Ik laat me niet zo gemakkelijk afschepen,’ grauwde Adelorna. Sommigen reageerden op het verlies van een zwaardhand met droefheid, anderen met woede. Er was weinig twijfel over hoe het bij Adelorna zat. ‘Er is een grote, grote fout gemaakt. De Witte Toren staat in brand, de Amyrlin is ontvoerd door de indringers, en de Herrezen Draak loopt nog steeds vrij rond. De hele wereld zal binnenkort op de hoogte zijn van onze schande!’

‘En wat heeft het voor zin om elkaar de schuld te geven?’ antwoordde Suana. ‘Zijn we zo kinderachtig dat we tijdens deze hele vergadering gaan ruziën over wie van ons zal hangen, in een zinloze poging onze verantwoordelijkheid te ontlopen?’

Jesse was in stilte dankbaar voor de woorden van de magere Gele zuster. Al was Suana natuurlijk wel de eerste van de Ajah-oversten geweest die hadden ingestemd met Jesses plan, dus zou zij de volgende in de rij zijn voor de overdrachtelijke ophanging. ‘Ze heeft gelijk.’ Serancha nam een slokje thee. ‘We moeten vrede met elkaar sluiten. De Toren heeft behoefte aan leiderschap, en dat zullen we van de Zaal niet krijgen.’

‘Dat is ook deels onze schuld,’ gaf Ferane toe, en ze leek misselijk. Het was waar. Het had een schitterend plan geleken. De verdeling van de Toren, het vertrek van zo velen naar de opstandelingen en het verheffen van een nieuwe Amyrlin, dat was niet hun schuld geweest. Maar het had verschillende kansen geboden. De eerste was het eenvoudigst te grijpen geweest: Gezetenen naar de opstandelingen sturen om hen te begeleiden en een verzoening te versnellen. De jongste Gezetenen waren daarvoor gekozen, en het was de bedoeling dat hun vervangsters in de Toren daar slechts korte tijd dienden. De oversten van de Ajahs waren ervan overtuigd geweest dat deze hobbel, de opstand, eenvoudig kon worden gladgestreken. Ze hadden er te luchtig over gedacht. Dat was hun eerste fout geweest. De tweede was ernstiger. Er waren inderdaad in het verleden tijden geweest dat de Ajah-oversten – niet de Amyrlin Zetel of de Zaal van de Toren – leiding hadden gegeven aan de Aes Sedai. Uiteraard was dat in het geheim gebeurd, maar het was heel goed gegaan. Het bewind van Cemaile Sorenthaine, bijvoorbeeld, zou een volslagen ramp zijn geworden als de oversten van de Ajahs niet tussenbeide waren gekomen.

Dit had een gelijksoortige gelegenheid geleken. De dagen vlak voor de Laatste Slag waren een bijzondere tijd, die vroeg om bijzondere aandacht. Aandacht van vrouwen met een goed, rationeel verstand en veel ervaring. Vrouwen die met vertrouwen konden overleggen en konden besluiten tot de beste aanpak, zonder de eindeloze discussies die de Zaal hield.