Haar stem stierf weg toen Egwene de Eedstaf naar haar uitstak. ‘Bewijs het, Sheriam. De vrouw die me in de Toren bezocht, gaf me jouw naam als een van de leidsters van de Zwarte Ajah.’ Sheriam keek Egwene in de ogen. ‘Ach, nou,’ zei de vrouw zacht, met droevige ogen. ‘Wie was het dan, die bij je kwam?’
‘Verin Mathwin.’
‘Wel wel,’ zei Sheriam, die weer ging zitten. ‘Dat had ik nooit van haar verwacht, moet ik zeggen. Hoe heeft ze haar geloften aan de Grote Heer kunnen omzeilen?’
‘Ze had gif ingenomen,’ zei Egwene, en haar hart verkrampte.
‘Heel slim.’ De roodharige vrouw knikte. ‘Ik zou me daar nooit toe kunnen brengen. Nee, nooit...’
Egwene weefde boeien van Lucht, wikkelde Sheriam erin en bond de wevingen af. Ze draaide zich weer om naar een groep stomverbaasde vrouwen met bleke gezichten. Sommigen leken doodsbang. ‘De wereld stevent op de Laatste Slag af,’ zei Egwene streng. ‘Hadden jullie dan soms verwacht dat onze vijanden ons met rust zouden laten?’
‘Wie nog meer?’ fluisterde Lelaine. ‘Wie noemde ze nog meer?’
‘Vele anderen,’ zei Egwene. ‘Ook Gezetenen.’ Moria sprong overeind en rende naar de uitgang. Ze had amper twee stappen verzet voordat een dozijn verschillende zusters de vroegere Blauwe met schilden omringden en haar vastbonden met wevingen van Lucht. Binnen enkele tellen hing ze in de lucht, met een prop in haar mond en tranen op haar ronde wangen.
Romanda klakte met haar tong en liep om de vrouw heen. ‘Allebei van de Blauwe,’ merkte ze op. ‘Je hebt je onthullingen wel op dramatische wijze gedaan, Egwene.’
‘Je dient me aan te spreken met “Moeder”, Romanda,’ zei Egwene, die van de verhoging stapte. ‘En het is niet zo vreemd dat hier meer Blauwe zusters van de Zwarte zijn, aangezien de hele Blauwe Ajah de Witte Toren is ontvlucht.’ Ze stak de Eedstaf omhoog. ‘De reden dat ik de onthulling op deze wijze moest doen is eenvoudig. Hoe zouden jullie hebben gereageerd als ik gewoon had gezegd dat ze Zwart waren, zonder bewijs te leveren?’
Romanda knikte. ‘Dat is allebei waar, Moeder,’ gaf ze toe. ‘Dan vind je het niet erg om de eerste te zijn die de geloften opnieuw aflegt, neem ik aan?’
Romanda aarzelde maar even, kijkend naar de twee vrouwen die waren vastgebonden met Lucht. Bijna iedereen in de tent hield nu de Bron vast en keek naar de anderen alsof er ieder ogenblik koperslangen uit hun haar konden groeien.
Romanda pakte de Eedstaf en deed wat haar was opgedragen. Het proces was overduidelijk pijnlijk, maar ze hield het bij een beheerste, sissende inademing. De anderen keken zorgvuldig toe om te zien of er geen trucs werden uitgehaald, maar Romanda legde haar geloften opnieuw af. Ze gaf de staf aan Egwene terug. ‘Ik ben geen Duistervriend,’ zei ze toen. ‘En dat ben ik ook nooit geweest.’ Egwene pakte de Eedstaf aan. ‘Dank je, Romanda,’ zei ze. ‘Lelaine, wil jij nu?’
‘Graag,’ zei de vrouw. Ze voelde waarschijnlijk de behoefte om de naam van de Blauwe Ajah te zuiveren. Een voor een wierpen de andere vrouwen hun geloften af – hijgend of sissend van pijn – legden ze ze opnieuw af en zwoeren ze dat ze geen Duistervrienden waren. Egwene slaakte bij elk van hen stilletjes een zucht van verlichting. Verin had gezegd dat er nog zusters moesten zijn die ze niet had ontmaskerd, en dat Egwene nog andere leden van de Zwarte onder de Gezetenen zou kunnen vinden.
Toen Kwamesa als laatste de Staf aan Egwene teruggaf en verklaarde dat ze geen Duistervriend was, viel er merkbaar spanning weg van de groep.
‘Heel goed,’ zei Egwene, die weer voor in de tent ging staan. ‘Van nu af aan gaan we door als één. Geen geruzie meer. Geen strijd meer. We hebben allemaal het belang van de Witte Toren – en de wereld zelf – voor ogen. Wij twaalf kunnen in ieder geval op elkaar vertrouwen. Een reiniging is nooit gemakkelijk. Het is vaak een pijnlijk gebeuren. Vandaag hebben we onszelf gereinigd, maar wat we hierna moeten doen zal bijna net zo pijnlijk zijn.’
‘Ken... ken je de namen van veel anderen?’ vroeg Takima, en voor één keer leek ze helemaal niet verstrooid.
‘Ja,’ zei Egwene. ‘Meer dan tweehonderd al met al, een paar van elke Ajah. Een stuk of zeventig hier in het kamp. Ik heb de namen.’
Ze was ’s nachts teruggekeerd om Verins boeken uit haar kamer te halen. Die lagen nu veilig, onzichtbaar, verborgen in haar tent. ik stel voor dat we hen gevangennemen, hoewel dat lastig zal zijn, want we moeten ze zo veel mogelijk tegelijkertijd grijpen.’ Hun grootste voordeel, naast de verrassing, zou liggen in de inherent wantrouwende aard van de Zwarte Ajah. Verin en andere bronnen hadden aangegeven dat maar weinig Zwarte zusters meer dan een handvol andere namen kenden. Er stond een heel stuk in het boek over de organisatie van de Zwarte Ajah en hun systeem van groepen die bekendstonden onder de naam ‘harten’, die hun omgang met elkaar zo veel mogelijk beperkten om verborgen te blijven. Hopelijk zou juist dat systeem zorgen dat ze zich slechts traag realiseerden wat er gaande was.
De Gezetenen leken ontmoedigd. ‘Ten eerste,’ zei Egwene, ‘beweren we dat we belangrijk nieuws hebben voor alle zusters, maar dat we niet willen dat de soldaten in het kamp het horen. We roepen de zusters per Ajah deze tent in; hij is groot genoeg voor ongeveer tweehonderd mensen. Ik geef jullie allemaal de namen van alle Zwarte zusters. Als elke Ajah binnenkomt, herhaal ik tegen hen wat ik tegen jullie heb gezegd en vertel ze dat ze allemaal opnieuw zullen moeten zweren op de Eedstaf. Wij zorgen dat we erop voorbereid zijn om Zwarte zusters te grijpen die proberen te ontkomen. We binden ze vast en zetten ze in de ontvangsttent.’ Die kleinere tent grensde aan de zijkant van de Zaal en kon worden afgesloten, zodat de zusters die binnenkwamen de gevangenen niet zouden zien. ‘We zullen iets moeten doen met de zwaardhanden,’ zei Lelaine grimmig. ‘Ze binnen laten komen met hun zusters, denk ik, en klaar zijn om ze te grijpen.’
‘Enkelen daarvan zullen Duistervrienden zijn,’ zei Egwene, ‘maar niet allemaal. En ik weet niet welke.’ Verin had daar een paar aantekeningen over gemaakt, maar helaas niet veel. ‘Licht, wat een toestand,’ mompelde Romanda. ‘Het moet gebeuren,’ zei de hooghartige Berana hoofdschuddend. ‘En het moet snel gebeuren,’ zei Egwene, ‘zodat de Zwarte zusters geen tijd hebben om te ontsnappen. Ik zal heer Brin waarschuwen dat hij voor de zekerheid een kring van boogschutters plaatst, samen met zusters die we vertrouwen, om te zorgen dat er niemand ontkomt. Maar dat zal alleen werken bij de vrouwen die te zwak zijn om Poorten te maken.’
‘Zover moeten we het niet laten komen,’ zei Lelaine. ‘Een oorlog binnen het kamp zelf...’ Egwene knikte. ‘En hoe zit het met de Witte Toren?’ vroeg Lelaine. ‘Zodra we onszelf hebben gereinigd,’ zei Egwene, ‘kunnen we doen wat er gebeuren moet om de Aes Sedai te herenigen.’
‘Je bedoelt...’
‘Ja, Lelaine,’ zei Egwene. ‘Ik wil vanavond een aanval inzetten op Tar Valon. Geef het door en zeg heer Brin dat hij zijn mannen voorbereidt. Het nieuws zal de Zwarte zusters onder ons afleiden, en daardoor zullen ze minder letten op wat wij doen.’ Romanda keek naar Sheriam en Moria, hangend in de lucht aan de zijkant van de tent, allebei huilend en met een prop van Lucht in hun mond. ‘Het moet gebeuren. Ik wil de Zaal oproepen de actie te nemen die de Amyrlin voorstelt.’
Het werd stil. Toen, langzaam, stonden alle vrouwen op om toestemming te geven. Het was unaniem. ‘Het Licht behoede ons,’ fluisterde Lelaine, ‘en vergeve ons voor wat we op het punt staan te doen.’ Dat dacht ik ook al, voegde Egwene daar in stilte aan toe.
44
Onbekende Geuren
‘Tarwins Kloof is de meest logische plek!’ riep Nynaeve. Zij en Rhand reden over een overwoekerde weg door het open grasland van Maredo, vergezeld door een menigte Aiel. Nynaeve was de enige Aes Sedai. Narishma en Naeff reden achter aan de groep en keken somber; Rhand had hun Aes Sedai gedwongen achter te blijven. Hij scheen de laatste tijd behoorlijk vastbesloten om aan te tonen dat hij niet van hen afhankelijk was. Nynaeve zat op een sneeuwwitte merrie die Maanlicht heette, gekregen van Rhands stal in Tyr. Het leek nog altijd vreemd dat hij zijn eigen stallen had, en dat nog wel in elk van de grote steden ter wereld.