‘Tarwins Kloof,’ zei Rhand hoofdschuddend. ‘Nee. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik besef dat we daar niet willen vechten. Lan verleent me een gunst. Als ik een aanval naast die van hem op touw kan zetten, kan me dat groot voordeel opleveren. Maar ik wil mijn legers niet afleiden met de Kloof. Het zou een verspilling van middelen zijn.’
Een verspilling van middelen? De Kloof, daar ging Lan naartoe, als een pijl afgeschoten uit een Tweewaterse voetboog. Hij ging daarheen om te sterven! En Rhand zei dat helpen verspilling was? Stijfkoppige dwaas!
Knarsend met haar tanden dwong ze zichzelf rustig te blijven. Wilde hij er maar over praten, in plaats van zo afstandelijk te doen als hij de laatste tijd deed.
Hij leek zo gevoelloos, maar ze had het beest los zien komen en tegen haar horen brullen. Het lag opgekruld binnen in hem, en als hij zijn gevoelens niet snel de vrije loop liet, zouden die hem van binnenuit opvreten.
Maar hoe kon ze hem rede laten inzien? Ze had het ene na het andere argument voorbereid – elk daarvan heel redelijk en rustig uitgelegd – gedurende hun tijd in Tyr. Rhand had ze allemaal genegeerd en de afgelopen twee dagen overlegd met zijn generaals om strategieën voor te bereiden voor de Laatste Slag.
Elke dag bracht Lan een stap dichter bij een gevecht dat hij niet kon winnen. Elke dag maakte haar ongeruster; enkele keren had ze bijna Rhand in de steek gelaten om naar het noorden te rijden. Als Lan een onmogelijke slag wilde leveren, dan wilde ze aan zijn zijde zijn. Maar ze bleef. Het Licht hale Rhand Altor, ze bleef. Wat had het voor zin om Lan te helpen, alleen om de wereld onder de Schaduw te laten vallen vanwege een koppige schaapherder met zijn koppige... koppigheid!
Ze gaf een stevige ruk aan haar vlecht. Haar armbanden en ringen met edelstenen glinsterden in het waterige zonlicht; de hemel was bewolkt, uiteraard, zoals het al weken was. Iedereen probeerde te negeren hoe onnatuurlijk dat was, maar Nynaeve voelde die storm nog altijd broeien in het noorden.
Nog maar zo weinig tijd totdat Lan bij de Kloof aankwam! Het Licht geve dat hij werd vertraagd door de Malkieri die zich bij hem aansloten om hem te steunen op zijn tocht. Het Licht geve dat hij niet alleen was. Als ze aan hem dacht, rijdend naar de Verwording, waar hij tegenover het leger van Schaduwgebroed dat zijn vaderland besmette zou komen te staan...
‘We moeten daar aanvallen,’ zei Nynaeve. ‘Ituralde zegt dat het in de Verwording wemelt van de Trolloks. De Duistere verzamelt zijn legers. Je kunt erop wedden dat de meerderheid daarvan naar de Kloof zal gaan, waar ze er het gemakkelijkst door kunnen komen om Andor en Cairhien aan te vallen!’
‘Dat is nou net waarom we niet aanvallen bij de Kloof, Nynaeve,’ zei Rhand met een kille en gelijkmatige stem. ‘We kunnen het slagveld niet door onze vijand laten bepalen. Het laatste wat we kunnen gebruiken, is dat we moeten vechten waar zij dat willen of verwachten.’ Hij richtte zijn blik naar het noorden. ‘Ja, laat ze zich maar verzamelen. Ze zoeken me, en ik zal me niet melden. Waarom zouden we vechten bij Tarwins Kloof? Het is veel verstandiger om de meeste van onze legers rechtstreeks naar Shayol Ghul te laten springen.’
‘Rhand,’ zei ze, en ze probeerde redelijk te klinken. Zag hij dan niet in dat ze redelijk was? ‘Lan heeft nooit een leger kunnen verzamelen dat groot genoeg is om grootscheepse aanvallen van de Trolloks af te slaan, vooral nu de meeste legers van de Grenslanders hier het Licht weet wat doen. Hij zal worden verpletterd, en dan komt er een invasie van Trolloks!’
Rhands gezicht verstrakte toen ze de Grenslanders noemde; ze reden nu naar een ontmoeting met een van hun boodschappers. ‘Een invasie van Trolloks,’ herhaalde Rhand.
‘Ja!’
‘Mooi,’ zei Rhand. ‘Dat houdt ze bezig terwijl ik doe wat er moet gebeuren.’
‘En Lan?’ vroeg Nynaeve.
‘Hij zal zijn aanval goed plaatsen.’ Rhand knikte. ‘Hij zal de aandacht van mijn vijanden op Malkier en de Kloof richten, en daardoor zullen ze denken dat ik daar ben. Schaduwgebroed kan niet door Poorten reizen, dus kunnen ze zich niet zo snel verplaatsen als ik. Tegen de tijd dat zij tegen Lan hebben gevochten, ben ik langs ze heen en val ik rechtstreeks in het hart van de Duistere aan. Ik ben niet van plan de zuidelijke landen in de steek te laten, helemaal niet. Als de Trolloks door de Kloof breken, zullen ze zich voor hun invasie opsplitsen in vuisten. En dan zullen mijn troepen ze aanvallen, onder leiding van Bashere, Reizend door Poorten om elke groep Trolloks in de flanken of van achteren aan te vallen. Op die manier kunnen wij de beste slagvelden uitkiezen, die ons het beste uitkomen.’
‘Maar Rhand,’ zei Nynaeve terwijl haar woede plaatsmaakte voor afgrijzen, ‘dan sterft Lan!’
‘En wie ben ik om hem dat te ontzeggen?’ vroeg Rhand. ‘We verdienen allemaal een kans om rust te vinden.’
Nynaeve merkte dat haar mond open hing. Hij geloofde dat echt! Of hij overtuigde zich daarvan, in ieder geval. ‘Het is mijn plicht om de Duistere te doden,’ zei Rhand half in zichzelf. ‘Ik dood hem, en dan sterf ik. Dat is alles.’
‘Maar...’
‘Zo is het genoeg, Nynaeve.’ Rhand sprak zacht, met die gevaarlijke stem van hem. Hij zou zich niet verder onder druk laten zetten. Nynaeve ging achteroverzitten en dacht na, probeerde te besluiten hoe ze hem kon overhalen. Licht! Hij zou de mensen in de Grenslanden laten lijden en sterven in de invasies van de Trolloks? Het volk daar zou er niet om malen of de Duistere verslagen was als ze werden gekookt in grote ketels. Dan zouden Lan en de Malkieri alleen moeten vechten, met een klein legertje tegenover elk monster dat de Verwording kon uitbraken.
De Seanchanen zouden hun oorlog voeren in het zuiden en westen. De Trolloks zouden aanvallen vanuit het noorden en oosten. De twee zouden elkaar treffen, uiteindelijk. Andor en de andere koninkrijken zouden in een gigantisch slagveld veranderen, en de mensen daar -goede mensen, zoals die in Tweewater – zouden geen kans maken tegen dergelijk oorlogsgeweld. Ze zouden worden verpletterd. Wat kon ze doen om dat te veranderen? Ze moest een nieuwe strategie bedenken om Rhand te beïnvloeden. Alles in haar hart dreef haar aan om Lan te beschermen. Ze moest zorgen dat hij hulp kreeg! De groep reed over open grasland waar hier en daar boerderijen stonden. Rechts van hen stond er een, een eenzame boerenhoeve die wel wat leek op veel boerderijen in Tweewater. Maar in Tweewater had ze nooit een boer met zoveel openlijke vijandelijkheid naar reizigers zien kijken. Een man met een rode baard en een vuile broek, met zijn mouwen bijna tot aan zijn schouders opgestroopt, leunde tegen een halfvoltooid hek met zijn bijl achteloos – maar zeer zichtbaar – op de stammen naast hem.
Zijn akker had betere tijden gezien; hoewel de aarde netjes was geploegd en geëgd, ontsproten aan de voren nog maar de kleinste jonge scheuten. De akker zat vol kale plekken waar zaden om onverklaarbare reden niet waren ontkiemd, en de planten die er wel groeiden hadden een gelige kleur.
Een groep jongere mannen was bezig een stronk uit een naastgelegen akker te trekken, maar Nynaeves geoefende oog merkte op dat ze niet werkelijk probeerden werk te verzetten. Ze hadden geen tuig aan hun os bevestigd, en ze hadden de stronk niet losgemaakt door de aarde eromheen weg te graven. De stukken hout die op het gras lagen, waren te stevig en glad om de stelen van gereedschap te zijn. Vechtstokken. Het was bijna een vermakelijk tafereel – gezien het feit dat Rhand tweehonderd Aiel bij zich had – maar het zei wel iets. Die mannen verwachtten problemen. Ongetwijfeld voelden zij de storm ook.
Dit gebied, dicht bij handelswegen en binnen bereik van Tyr, was relatief veilig voor struikrovers. Het lag ook net ver genoeg naar het noorden toe zodat het niet verstrikt raakte in geruzie tussen Illian en Tyr. Dit had een plek moeten zijn waar boeren geen goed hout zouden hoeven veranderen in vechtstokken, of naar vreemdelingen zouden hoeven kijken met ogen die een aanval verwachtten.