Выбрать главу

Die behoedzaamheid zou hen goed dienen wanneer de Trolloks hen bereikten; aangenomen dat de Seanchanen hen dan inmiddels niet hadden veroverd en bij hun legers hadden ingelijfd. Nynaeve trok opnieuw aan haar vlecht.

Haar gedachten gingen terug naar Lan. Ze moest iets doen! Maar Rhand was niet vatbaar voor rede. Dan bleef alleen Cadsuanes raadselachtige plan over. Dwaze vrouw, dat ze had geweigerd het uit te leggen. Nynaeve had de eerste stap gezet door een bondgenootschap aan te bieden, en hoe had Cadsuane gereageerd? Met hoogdravende hooghartigheid, uiteraard. Hoe durfde ze Nynaeve bij haar groepje Aes Sedai te verwelkomen als een kind dat door de bossen zwierf! Hoe zou Nynaeves taak – ontdekken waar Perijn was – Lan helpen? In de afgelopen week had ze Cadsuane herhaaldelijk om meer inlichtingen gevraagd, maar dat was mislukt. ‘Voer deze taak goed uit, kind,’ had Cadsuane gezegd, ‘dan geven we je misschien in de toekomst meer verantwoordelijkheid. Je hebt bewezen dat je soms eigenzinnig bent, en dat kunnen we niet gebruiken.’ Nynaeve zuchtte. Uitzoeken waar Perijn was. Hoe moest ze dat voor elkaar krijgen? De mensen uit Tweewater waren niet erg hulpvaardig geweest. Veel van hun mannen reisden met Perijn mee, maar ze waren al enige tijd niet meer gezien. Ze waren ergens in het zuiden, in Altara of Geldan waarschijnlijk. Maar dan bleef er nog een groot gebied over.

Ze had moeten weten dat Tweewater geen eenvoudig antwoord zou bieden. Cadsuane had zelf ook al geprobeerd Perijn te bereiken, en dat was kennelijk mislukt. Daarom had ze die taak aan Nynaeve gegeven. Had Rhand Perijn soms op een geheime missie gestuurd? ‘Rhand?’ vroeg ze. Hij mompelde hees in zichzelf.

Ze huiverde. ‘Rhand,’ herhaalde ze op scherpere toon. Hij hield op met prevelen en keek haar aan. Ze dacht dat ze de woede daar verborgen zag zitten, diep binnen in hem, een flits van ergernis om haar onderbreking. Toen was het weg, vervangen door een angstwekkend koele beheersing. ‘Ja?’ zei hij. ‘Weet jij... waar Perijn is?’

‘Hij heeft taken gekregen, en die voert hij uit,’ zei Rhand terwijl hij zich afwendde. ‘Waarom wil je dat weten?’

Ze kon maar beter niets over Cadsuane zeggen. ‘Ik ben nog steeds bezorgd om hem. En om Mart.’

‘Ah,’ zei Rhand. ‘Je bent het echt niet gewend te liegen, wel, Nynaeve?’

Ze voelde dat ze bloosde van schaamte. Sinds wanneer kon hij mensen zo goed peilen! ‘Ik ben ongerust om hem, Rhand Altor,’ zei ze. ‘Hij heeft een vreedzame, bescheiden inslag, en hij liet zich altijd al te veel onder druk zetten door zijn vrienden.’ Zo. Laat Rhand daar maar eens over nadenken.

‘Bescheiden,’ zei Rhand peinzend. ‘Ja, ik neem aan dat hij dat nog steeds is. Maar vreedzaam? Perijn is niet langer zo... vreedzaam.’ Dus hij had pas nog contact gehad met Perijn. Licht! Hoe had Cadsuane dat geweten, en hoe waren die contacten Nynaeve ontgaan? ‘Rhand, als Perijn voor jou aan iets werkt, waarom heb je dat clan geheim gehouden? Ik heb het recht om...’

‘Ik heb hem niet ontmoet, Nynaeve,’ zei Rhand. ‘Rustig maar. Kr zijn gewoon dingen die ik weet. We zijn verbonden: Perijn, ik en Mart.’

‘Hoe dan? Wat hebben jullie...’

‘Dat is alles wat ik erover kwijt wil, Nynaeve,’ viel Rhand haar in de rede, hakkend door haar zin met zachte woorden. Nynaeve zakte achterover en knarsetandde nog maar eens. De andere Aes Sedai hadden het over het beheersen van hun gevoelens, maar kennelijk hoefden zij niet om te gaan met Rhand Altor. Nynaeve kon ook rustig blijven als ze niet hoefde om te gaan met de stijf-koppigste dwaas die ooit een paar laarzen had aangetrokken. Ze reden een tijdje zwijgend verder, en de bewolkte hemel deed denken aan een akker vol grijsmosveen in de verte. De ontmoetingsplek die ze met de Grenslanders waren overeengekomen, was op een kruising vlakbij. Ze hadden er rechtstreeks naartoe kunnen Reizen, maar de Speervrouwen hadden Rhand zover gekregen om naar een korte afstand ervandaan te gaan en behoedzaam te naderen. Reizen was ontzettend handig, maar het kon ook gevaarlijk zijn. Als je vijanden wisten waar je zou verschijnen, kon je oog in oog komen te staan met een rij boogschutters zodra je een Poort opende. Zelfs als je eerst verkenners door de Poort stuurde, was dat niet zo veilig als Reizen naar een plek waar niemand je verwachtte.

De Aiel leerden snel, en ze pasten zich ook snel aan. Verrassend, eigenlijk. De Woestenij was verschrikkelijk ongevarieerd; alle delen zagen er min of meer hetzelfde uit. Al had ze enkele Aiel eigenlijk datzelfde horen zeggen over de natlanden.

Deze kruising was al jaren niet meer belangrijk. Als Verin of een van de andere Bruine zusters hier was geweest, had ze waarschijnlijk kunnen uitleggen waarom. Het enige wat Nynaeve wist, was dat het koninkrijk waartoe dit land ooit had behoord lang geleden ten onder was gegaan, en dat het enige wat er nog van restte de onafhankelijke stad Far Madding was. Het Rad des Tijds draaide. De grootste koninkrijken vielen, vergingen en veranderden uiteindelijk in lome akkers, uitsluitend nog geregeerd door boeren die vastberaden waren om een goede gerstoogst binnen te halen. Het was gebeurd bij Manetheren, en het was hier gebeurd. Grote doorvoerwegen waarover ooit legioenen waren verplaatst, waren nu afgelegen plattelandswegen die dringend behoefte hadden aan onderhoud.

Terwijl ze verder reden liet Nynaeve Maanlicht terugvallen van haar plek naast Rhand. Daardoor kwam ze vlak bij Narishma terecht, met zijn donkere, gevlochten haar met tinkelende klokjes aan de uiteinden. Hij droeg zwart, net als de meeste Asha’man, en het Zwaard en de Draak fonkelden op zijn kraag. Hij was veranderd in de maanden sinds hij als zwaardhand was gebonden. Ze kon hem niet langer als een jongen zien. Dit was een man, met de gratie van een soldaat en de behoedzame ogen van een zwaardhand. Een man die mensen had zien sterven en tegen Verzakers had gevochten. ‘Jij bent een Grenslander, Narishma,’ zei Nynaeve. ‘Weet jij waarom de anderen hun posten hebben verlaten?’

Hij schudde zijn hoofd en tuurde over het landschap. ‘Ik ben de zoon van een schoenlapper, Nynaeve Sedai. Ik ken de gebruiken van heren en vrouwes niet.’ Hij aarzelde. ‘Bovendien ben ik geen Grenslander meer.’ De betekenis daarvan was duidelijk. Hij zou Rhand beschermen, ongeacht eventuele andere bondgenootschappen die aan hem trokken. Echt iets voor een zwaardhand om zo te denken. Nynaeve knikte langzaam. ‘Weet jij waar we ons in storten?’

‘Ze houden zich wel aan hun woord,’ zei Narishma. ‘Een Grenslander zou nog liever sterven dan zijn woord breken. Ze hebben beloofd een afvaardiging te sturen om de Drakenheer te ontmoeten. Dat zullen ze doen. Ik wou alleen dat we onze Aes Sedai mee hadden mogen nemen.’

Volgens de verslagen had het leger van de Grenslanders dertien Aes Sedai. Een gevaarlijk aantaclass="underline" het aantal dat nodig was om een vrouw te sussen of een man te stillen. Dertien vrouwen in een cirkel konden de machtigste geleiders afschermen. Rhand had erop gestaan dat er bij de afvaardiging die hem zou ontvangen niet meer dan vier van die dertien Aes Sedai zouden zijn; in ruil daarvoor beloofde hij niet meer dan vier geleiders mee te brengen. Twee Asha’man – Narishma en Naeff – Nynaeve, en Rhand zelf.

Merise en de anderen waren op hun Aes Sedai-wijze razend geweest – met voornamelijk omlaag wijzende lippen en vragen als: ‘Weet je wel zeker dat je dat wilt doen?’ – toen Rhand hun had verboden mee te komen.

Nynaeve merkte Narishma’s gespannen houding op. ‘Je kijkt alsof je ze niet vertrouwt.’

‘Een Grenslander hoort de Grens te bewaken,’ zei Narishma. ‘Ik ben de zoon van een schoenlapper, maar ik ben opgeleid met zwaard, speer, boog, bijl en katapult. Zelfs voor ik me bij de Asha’man aansloot kon ik vier van de vijf geoefende zuidelijke soldaten in een tweegevecht verslaan. We leven om te verdedigen. En toch zijn ze vertrokken. En dat nog wel in deze tijd. Met dertien Aes Sedai.’ Hij keek haar aan met die donkere ogen van hem. ‘Ik wil ze vertrouwen. Ik weet dat het goede mensen zijn. Maar goede mensen kunnen ook verkeerde beslissingen nemen. Vooral wanneer er mannelijke geleiders bij betrokken zijn.’