Выбрать главу

‘Wat maakt het uit?’ vroeg Corele. Nynaeve draaide zich geschokt naar haar om. ‘Nou?’ Corele legde haar naaiwerk neer. ‘Wat maakt het uit? Het staat vast dat we zullen slagen.’

‘Licht!’ zei Nynaeve. ‘Hoe kom je daarbij?’

‘We hebben net de hele middag dat meisje zitten uithoren over haar visioenen.’ Corele knikte naar Min. ‘Die komen altijd uit, en ze heeft dingen gezien die overduidelijk pas na de Laatste Slag kunnen gebeuren. Dus we weten dat Rhand de Duistere zal verslaan. Het Patroon heeft het al besloten. We hoeven ons geen zorgen te maken.’

‘Nee,’ zei Min. ‘Daar vergis je je in.’

Corele fronste haar voorhoofd. ‘Kind, wil je zeggen dat je hebt gelogen over de dingen die je hebt gezien?’

‘Nee,’ zei Min. ‘Maar als Rhand verliest, dan is er geen Patroon meer.’

‘Dat meisje heeft gelijk.’ Cadsuane klonk verbaasd. ‘Wat dit kind ziet, zijn weefsels in het Patroon van een tijd die nog voor ons ligt. Maar als de Duistere wint, zal hij het Patroon geheel vernietigen. De visioenen kunnen die mogelijkheid niet voorzien. Datzelfde geldt voor andere voorzeggingen en Voorspellingen. Onze overwinning staat geenszins vast.’

Daarop viel er een stilte in de kamer. Ze waren niet bezig met dorpspolitiek of het bestuur van een land. De schepping zelf stond op het spel.

Licht. Kan ik deze informatie achterhouden als er enige kans bestaat dat het Lan helpt? Ze kreeg pijn in haar hart als ze aan hem dacht, en ze had weinig keus. In feite leek Lans enige hoop te liggen bij de legers die Rhand kon verzamelen en de Poorten die zijn mensen konden maken.

Rhand moest veranderen. Voor Lan. Voor hen allemaal. En ze had geen flauw benul wat ze kon doen behalve, helaas, vertrouwen op Cadsuane. Nynaeve slikte haar trots in. ‘Ken je een standbeeld van een heel groot zwaard dat in de grond steekt?’ Corele en Merise keken elkaar verward aan.

‘De hand van de amahn’rukane.’ Cadsuane wendde zich met een opgetrokken wenkbrauw van Min af. ‘Het volledige standbeeld is nooit voltooid, voor zover wetenschappers kunnen bepalen. Het staat vlak bij de Jehannaweg.’

‘Perijn kampeert in de schaduw ervan.’

Cadsuane tuitte haar lippen. ‘Ik nam aan dat hij naar het oosten zou gaan, naar landen die Altor heeft veroverd.’ Ze haalde diep adem. ‘Goed. We gaan nu meteen naar hem toe.’ Ze aarzelde en keek naar Nynaeve. ‘In antwoord op je eerdere vraag, kind: Perijn is eigenlijk niet belangrijk in onze plannen.’

‘O nee?’ vroeg Nynaeve. ‘Maar...’

Cadsuane stak haar vinger op. ‘Er zijn mensen bij hem die van doorslaggevend belang zijn. Eén in het bijzonder.’

45

De toren staat

Egwene liep langzaam door het kamp van de opstandelingen, gekleed in een rood gewaad met een split in de rok voor het rijden. Die kleur leverde haar nogal wat opgetrokken wenkbrauwen op.

Gezien wat de Rode Ajah had gedaan, zouden de Aes Sedai hier niet snel deze kleur dragen. Zelfs de diensters van het kamp hadden dat opgemerkt en verkochten hun rode en donkerrode gewaden of verknipten ze tot poetsdoeken.

Egwene had speciaal om scharlakenrood gevraagd. In de Toren hadden de zusters de gewoonte opgevat om alleen de kleuren van hun eigen Ajah te dragen, en dat had de verdeling nog verder bevorderd. Hoewel het goed was om trots te zijn op je eigen Ajah, was het gevaarlijk als je ging aannemen dat je iemand die een andere kleur droeg niet kon vertrouwen.

Egwene was van alle Ajahs. Vandaag stond het rood bij haar voor vele dingen. De naderende hereniging met de Rode Ajah. Een herinnering aan de splitsing die moest worden opgeheven. Een teken van het bloed dat zou worden vergoten, het bloed van goede mannen die vochten ter verdediging van de Witte Toren. En het bloed van de gedode Aes Sedai, nog geen uur geleden op bevel van Egwene onthoofd. Siuan had haar Grote Serpent-ring teruggevonden; het voelde fijn om die weer om haar vinger te hebben.

De hemel was ijzergrijs en de geur van zand steeg in de lucht op, vergezeld door het lawaai van de drukte in het kamp. Vrouwen wasten gehaast kleding, alsof ze laat waren met het voorbereiden van hun meesters op een festival. Novices renden – letterlijk – van les naar les. Aes Sedai stonden met hun armen over elkaar en keken toe met ogen die bereid leken iedereen te branden die niet voldoende vaart maakte. Ze voelen de spanning van vandaag, dacht Egwene, en daar moeten ze wel verontrust om zijn. De aanval door de Seanchanen de vorige avond, gevolgd door de terugkeer van de Amyrlin, die de hele ochtend zuiveringen had gehouden onder de Aes Sedai. En nu een middag met roffelende oorlogstrommels.

Ze betwijfelde of Brins eigen kamp er zo aan toe was. Hij zou zijn mannen hebben voorbereid op de aanval; hij had de Witte Toren waarschijnlijk iedere dag van de belegering al kunnen aanvallen. Zijn soldaten hadden het verloop van deze oorlog in de hand. Egwene zou haar Aes Sedai niet naar de strijd laten rijden. Ze zou hun niet de gelegenheid bieden zich onder hun geloften uit te wurmen en de Kracht te gebruiken om te doden. Ze zouden hier wachten en alleen worden opgeroepen om te Helen. Of worden opgeroepen indien de zusters in de Witte Toren zich bij het gevecht aansloten. Het Licht geve dat Elaida er de wijsheid van inzag dat te verbieden. Als de Aes Sedai de Kracht tegen elkaar inzetten, zou het inderdaad een heel duistere dag worden. Kan deze dag dan nog duisterder? vroeg Egwene zich af. Veel van de Aes Sedai die ze in het kamp tegenkwam keken haar aan met eerbied, ontzag, en een beetje afgrijzen. Na een lange afwezigheid was de Amyrlin teruggekeerd. En ze had verwoesting en veroordeling meegebracht.

Meer dan vijftig Zwarte zusters waren gesust en vervolgens terechtgesteld. Egwene werd misselijk als ze daaraan dacht. Sheriam had bijna opgelucht geleken toen het haar beurt was, hoewel ze zich wel had verzet, snikkend en wanhopig. Ze had verschillende verontrustende misdaden bekend, alsof ze hoopte dat haar bereidheid tot spreken haar genade zou opleveren.

Ze hadden haar hoofd op een blok gelegd en het afgehakt, net als bij de anderen. Dat tafereel zou Egwene altijd scherp voor ogen blijven staan: haar vroegere Hoedster, met haar hoofd tegen de stronk gedrukt, haar blauwe gewaad en vurige rode haar plotseling gehuld in een warm gouden licht toen er een dunnere flard bewolking voor de zon langsdreef. En toen de zilverachtige bijl, die viel om haar hoofd te nemen. Misschien zou het Patroon de volgende keer als Sheriam weer een draadje in het grote tapijt kreeg, vriendelijker voor haar zijn. Maar misschien ook niet. De dood was geen ontsnapping van de Duistere. Sheriams afgrijzen net voordat haar hoofd werd afgehakt wees erop dat zij misschien datzelfde dacht. Nu begreep Egwene volkomen hoe de Aiel konden lachen om een eenvoudig pak slaag. Kon ze maar een paar dagen de roede ondergaan in plaats van de terechtstelling te moeten bevelen van vrouwen die ze aardig had gevonden en met wie ze had samengewerkt! Sommige Gezetenen hadden gepleit voor ondervraging in plaats van terechtstelling, maar Egwene had haar poot stijf gehouden. Vijftig vrouwen waren er te veel om af te schermen en te bewaken, en nu ze wisten dat sussen kon worden Geheeld, was dat geen optie meer. Nee, de geschiedenis had aangetoond hoe glibberig en gevaarlijk leden van de Zwarte konden zijn, en Egwene was het beu om zich zorgen te maken. Ze had bij Moghedien geleerd dat er een prijs moest worden betaald voor hebzucht, al was het maar de hebzucht naar kennis. Zij en de anderen waren te gretig geweest – te trots op de ‘ontdekkingen’ die ze hadden gedaan – om de wereld te ontdoen van een Verzaker.

Nee, een dergelijke fout zou ze hier niet toestaan. De wet was bekend, de Zaal had haar oordeel geveld, en niets was in het geheim gedaan.

Verin was gestorven om die vrouwen te ontmaskeren, en Egwene zou ervoor zorgen dat haar offer iets betekende. Je hebt het goed gedaan, Verin. Zo ontzettend goed. Elke Aes Sedai in het kamp had de Drie Geloften opnieuw gezworen, en er waren maar drie leden van de Zwarte die al niet op Verins lijst stonden ontdekt. Haar onderzoek was grondig geweest.