Выбрать главу

De zwaardhanden van de Zwarte zusters stonden onder bewaking. Zij zouden later moeten worden ondervraagd, als er tijd was om degenen die echt Zwart waren af te zonderen van de mannen die alleen maar buiten zinnen waren om het verlies van hun Aes Sedai. De meesten zouden de dood zoeken, zelfs de onschuldigen. Misschien konden die onschuldigen worden overgehaald lang genoeg te blijven leven om zich in de Laatste Slag te werpen.

Bijna twintig van de Zwarte zusters op Verins lijst waren ontkomen, ondanks al Egwenes voorzorgsmaatregelen. Ze wist niet zeker hoe ze het hadden geweten.

Brins wachters hadden enkele zwakkeren gegrepen toen die probeerden te vluchten, en er waren soldaten gesneuveld om hen te vertragen. Maar veel van hen waren toch ontkomen. Het had geen zin om daarom te treuren. Vijftig Zwarte zusters waren dood; dat was een overwinning. Een angstaanjagende. Maar toch een overwinning.

En dus liep ze door het kamp, in rijlaarzen en een rood gewaad, met haar bruine haren los wapperend in de wind en rode linten erin als herinnering aan de stromen bloed die ze nog geen uur eerder had vergoten. Ze nam de zusters om haar heen hun verlegen blikken, hun verhulde bezorgdheid en hun angst niet kwalijk. En hun eerbied. Als er nog enige twijfel had bestaan dat Egwene Amyrlin was, dan was die nu weggenomen. Ze aanvaardden haar, ze vreesden haar. En ze zou nooit meer helemaal bij hen horen. Ze had zich van hen afgezonderd, en dat zou altijd zo blijven.

Een vastberaden gestalte in het blauw liep tussen de tenten door en naderde Egwene. De waardige vrouw maakte een gepaste kniks, maar omdat ze zo snel liepen bleef Egwene niet staan om haar de Grote Serpent-ring te laten kussen. ‘Moeder,’ zei Lelaine, ‘Brin zegt dat alles klaar is voor de aanval. Hij zegt dat de westelijke bruggen er de beste plek voor zijn, hoewel hij voorstelt Poorten te gebruiken om een flankerende troep mannen van hem achter de linies van de Witte Toren te brengen. Hij vraagt of dat mogelijk is.’ Het was niet helemaal het gebruik van de Kracht als wapen, maar het scheelde niet veel. Een fijn onderscheid. Maar Aes Sedai zijn draaide om dergelijk fijn onderscheid. ‘Zeg hem maar dat ik de Poort zelf zal maken,’ antwoordde ze.

‘Uitstekend, Moeder,’ zei Lelaine, en ze neigde haar hoofd als de volmaakte, trouwe dienaar. Het was opmerkelijk hoe snel de houding van die vrouw ten opzichte van Egwene was veranderd. Ze besefte kennelijk dat het haar enige keus was om zich volledig aan Egwene te verbinden en haar pogingen om macht te verwerven op te geven. Zo leek ze geen huichelaarster en zou ze zich misschien via Egwene kunnen verbeteren. Aangenomen dat Egwene zich kon vestigen als machtige Amyrlin. Dat was een goede aanname.

Lelaine moest wel gefrustreerd zijn om Romanda’s gewijzigde houding. De Gele zuster wachtte verderop langs de weg, alsof ze geroepen was. Ze droeg een gewaad in de kleur van haar eigen Ajah, met haar zwarte haar in een statige knot. Ze maakte een kniks toen Egwene haar bereikte en keurde Lelaine amper een blik waardig voordat ze rechts van Egwene meeliep, aan de andere kant dan Lelaine. ‘Moeder,’ zei Romanda, ‘ik heb de vragen gesteld die je had verzocht. Er is geen contact geweest met degenen die naar de Zwarte Toren zijn gestuurd. Nog geen fluistering.’

‘Vind je dat vreemd?’ vroeg Egwene.

‘Ja, Moeder. Met het Reizen hadden ze nu al heen en weer terug moeten zijn. Ze hadden in ieder geval een boodschap moeten sturen. Deze stilte is onrustbarend.’

Inderdaad onrustbarend. Erger nog, bij die afvaardiging waren Nisao, Mijrelle, Faolain en Theodrin meegegaan. Elk van die vrouwen had trouw gezworen aan Egwene. Een onrustbarend toeval. Het vertrek van Faolain en Theodrin was bijzonder verdacht. Ze waren zogenaamd gegaan omdat ze geen zwaardhanden hadden, maar de zusters in het kamp zagen die twee niet als volle Aes Sedai; hoewel niemand dat rechtstreeks tegen Egwene zou durven zeggen. Waarom waren juist die vier, van de honderden Aes Sedai in het kamp, bij de afvaardiging ingedeeld? Was het alleen maar toeval? Niet erg geloofwaardig. Maar wat betekende het dan? Had iemand met opzet de vrouwen weggestuurd die trouw waren aan Egwene? Zo ja, waarom was Siuan er dan niet bij? Was dit misschien Sheriams werk? De vrouw had voor haar terechtstelling een aantal dingen opgebiecht, maar niets hierover.

Hoe dan ook, er was iets gaande bij die Asha’man. Ze zouden iets aan de Zwarte Toren moeten doen.

‘Moeder,’ zei Lelaine om haar aandacht weer te trekken. De Blauwe zuster keek niet naar haar rivale. ‘Ik heb nog meer nieuws.’ Romanda snoof zachtjes. ‘Zeg het maar,’ zei Egwene.

‘Sheriam loog niet,’ vertelde Lelaine. ‘De ter’angreaal die voor dromen worden gebruikt zijn weg. Allemaal.’

‘Hoe is dat mogelijk?’ wilde Egwene weten, en ze liet iets van haar woede doorschemeren.

‘Sheriam was de Hoedster, Moeder,’ zei Lelaine snel. ‘We bewaarden de ter’angreaal bij elkaar, zoals ook gebruikelijk is in de Witte Toren, onder bewaking. Maar... nou, waarom zouden de wachters Sheriam de toegang ontzeggen?’

‘En wat denk je dat ze van plan was ons te vertellen?’ vroeg Egwene. ‘Die diefstal kon niet lang onopgemerkt blijven.’

‘Ik weet het niet, Moeder,’ antwoordde Lelaine hoofdschuddend. ‘De wachters zeiden dat Sheriam... verhit leek... toen ze de ter’angreaal meenam. Dat was nog maar gisteravond.’

Egwene klemde haar kaken opeen, denkend aan Sheriams laatste ontboezemingen. De diefstal van de ter’angreaal was bij lange na niet het meest schokkende wat ze had gezegd. Elayne zou woest zijn; de oorspronkelijke ring was ook gestolen, en Egwene betwijfelde of Siuans verborgen kopie dienst kon doen als mal. Die was al gebrekkig, en kopieën daarvan zouden nog gebrekkiger zijn.

‘Moeder,’ zei Lelaine, nu zachter. ‘Hoe zit het met Sheriams... andere bewering?’

‘Dat er een Verzaker in de Witte Toren is die zich voordoet als een Aes Sedai?’ vroeg Egwene. Sheriam had beweerd dat ze de ter’angreaal aan die... persoon had gegeven.

Lelaine en Romanda liepen zwijgend door, allebei naar voren starend, alsof speculeren te angstaanjagend was. ‘Ja, ik vermoed dat ze gelijk heeft,’ zei Egwene. ‘Ze zijn niet alleen in ons kamp geïnfiltreerd, maar ook bij de adel van Andor, Illian en Tyr. Waarom dan niet ook in de Witte Toren?’ Ze voegde er niet aan toe dat Verins boek de aanwezigheid van een Verzaker bevestigde. Het leek haar beter om de veelomvattendheid van Verins aantekeningen niet te onthullen.

‘Ik zou me er maar niet al te veel zorgen over maken,’ zei Egwene. ‘Na de aanval op de Toren, en onze terugkeer, lijkt het me waarschijnlijk dat de Verzaker – wie ze ook is – het verstandiger zal vinden om weg te glippen en een gemakkelijker doelwit voor haar gekonkel te zoeken.’

Lelaine en Romanda leken niet gerustgesteld. De drie vrouwen bereikten de rand van het kamp van de Aes Sedai, waar paarden op hen wachtten, samen met een grote groep soldaten en één Gezetene uit elke Ajah, behalve de Blauwe en de Rode. Er was geen Blauwe omdat Lelaine het enige lid ervan was dat nog restte in het kamp; dat er geen Rode was, lag voor de hand. Dit was ook een reden waarom Egwene had besloten rood te dragen: een verfijnde aanwijzing dat alle Ajahs vertegenwoordigd moesten zijn in dat wat ze gingen doen. Het was voor ieders bestwil.

Terwijl Egwene opsteeg, zag ze dat Gawein haar volgde, alweer, op eerbiedige afstand. Waar was hij vandaan gekomen? Ze hadden elkaar sinds vroeg in de ochtend niet meer gesproken. Toen zij opsteeg, deed hij dat ook, en toen ze het paard wendde om met Lelaine, Romanda, de Gezetenen en de soldaten het kamp uit te rijden, volgde Gawein op veilige afstand. Egwene wist nog niet helemaal wat ze met hem aanmoest.

Het legerkamp was grotendeels verlaten. Tenten waren leeg, de grond was vertrapt door laarzen en hoeven en er waren nog amper soldaten over. Egwene omhelsde de Bron kort na het verlaten van hun kamp en hield die vast, klaar met wevingen voor het geval iemand hen aanviel tijdens de rit. Ze vertrouwde er nog altijd niet op dat Elaida geen Poort zou gebruiken om de aanval te belemmeren. Ja, de valse Amyrlin had waarschijnlijk haar handen vol met de nasleep van de Seanchaanse aanval. Maar dergelijke verwachtingen – aannemen dat ze veilig was – hadden ertoe geleid dat Egwene gevangen was genomen. Ze was Amyrlin. Ze mocht zichzelf niet op het spel zetten. Het was frustrerend, maar ze wist dat er een einde was gekomen aan haar dagen van eenmansacties, van handelen zoals zij dat goedachtte. Ze had al die weken geleden ook kunnen omkomen in plaats van gevangengenomen te worden. De opstand in Salidar zou dan zijn mislukt en Elaida zou zijn doorgegaan als Amyrlin.