Выбрать главу

Siuan gluurde naar binnen.

‘Ik ben verheven door de opstandelingen, Siuan,’ zei Egwene streng. ‘De vrouwen hier verdienen de kans om ook voor mij te gaan staan. Anders zal ik nooit aanspraak kunnen maken op hun trouw. De plechtigheid moet nog een keer worden gehouden.’ Siuan fronste haar voorhoofd, maar ze knikte. ‘Goed dan.’ Lairain wilde doorgaan met haar lezing, maar Egwene snoerde haar met nog een gebaar de mond, waarop de vrouw pufte. ‘Wat heb je voor nieuws, Siuan?’

‘Nou,’ zei Siuan, die de deur wat verder opende, ‘Brin heeft de meeste van zijn soldaten over de bruggen geleid. Hij heeft de Torenwacht afgelost bij de versterkingen en naar binnen gestuurd – samen met een aantal van zijn eigen soldaten – om te helpen de branden in de stad te blussen. De Seanchanen hebben enkele huizen in brand gestoken om hun aftocht te dekken.’

Dat verklaarde het gebrek aan troepen bij de brug, en bovendien wist ze nu dat de Zaal druk had overlegd of ze Egwene wel of niet moesten verheffen. Ze beseften waarschijnlijk niet eens dat er op de valreep een oorlog was voorkomen.

‘Wat wil je doen met de zusters uit het kamp?’ vroeg Siuan. ‘Ze beginnen het zich af te vragen.’

‘Laat ze zich verzamelen voor de Zonsondergangspoort,’ zei Egwene. ‘Laat ze zich in rijen opstellen per Ajah, met de Gezetenen in een rij ervoor. Als de plechtigheid afgerond is, zal ik ze begroeten, hun verontschuldiging voor hun opstand aanvaarden en hen weer verwelkomen in de Toren.’

‘Hun verontschuldiging?’ vroeg Siuan ongelovig.

‘Ze zijn in opstand gekomen tegen de Toren, Siuan,’ zei Egwene, die haar indringend aankeek. ‘Wat de noodzaak van hun handelen ook was, er is reden voor een verontschuldiging.’

‘Maar jij was erbij!’

‘Ik vertegenwoordig niet langer alleen hen, Siuan,’ zei Egwene ferm. ‘Ik vertegenwoordig de Toren. De hele Toren. En de Toren moet weten dat de opstandelingen spijt hebben van de opsplitsing. Ze hoeven niet te liegen en te zeggen dat ze wensten dat ze waren gebleven, maar ik denk wel dat het gepast is dat ze hun spijt betuigen over de ontberingen die door die splitsing zijn ontstaan. Ik zal ze vergeven, en dan kunnen we verder met de genezing.’

‘Ja, Moeder,’ zei Siuan gelaten. Egwene zag Tesan achter haar staan. De vrouw knikte bij Egwenes woorden, waardoor haar Taraboonse vlechten zwaaiden.

Egwene liet Lairain verdergaan met haar instructies en herhaalde vervolgens de regels die zij moest uitspreken en de handelingen die ze moest verrichten.

Toen de Bruine zuster tevreden was, stond Egwene op, deed de deur open en zag dat Siuan al was vertrokken om haar bevelen door te geven. Tesan stond met haar armen over elkaar geslagen naar Gawein te kijken. Hij leunde een stukje verderop tegen de muur, met zijn hand op de knop van zijn zwaard. ‘Je zwaardhand?’ vroeg Tesan aan Egwene.

Ze keek naar Gawein en was gedwongen een hele kluwen van gevoelens onder ogen te zien. Woede, genegenheid, hartstocht en spijt. Wat een vreemd mengsel. ‘Nee,’ zei ze. Ze staarde Gawein in de ogen. ‘Jij kunt geen deel uitmaken van wat ik nu ga doen, Gawein. Wacht hier.’

Hij opende zijn mond om bezwaar te maken, bedacht zich, zette zich stijfjes van de muur af en maakte een buiging. Dat gebaar leek nog opstandiger dan een tegenwerping zou zijn geweest. Egwene snoof zachtjes – maar toch zo luid dat hij het hoorde – en liet zich toen door Tesan naar de Zaal van de Toren leiden. De Zaaclass="underline" zowel een plek als een groep mensen. Want zij waren één, net zoals de Amyrlin Zetel zowel een persoon was als de stoel waarin ze zat.

Ze bleef voor de deuren naar de Zaal staan, het donkere hout ingelegd met de zilveren Vlam van Tar Valon, en voelde haar hart opstandig tekeergaan. Siuan verscheen plotseling met een paar muilen, gebarend naar Egwenes rijlaarzen. Natuurlijk; de vloer van de Zaal was kunstig beschilderd. Ze trok de muilen aan, en Siuan nam haar laarzen mee. Ze hoefde niet zenuwachtig te zijn! Ik ben hier eerder geweest, dacht ze ineens. Niet alleen in Salidar. Tijdens mijn beproeving. Ik heb voor deze deur gestaan, de vrouwen daarbinnen onder ogen gezien. Tijdens mijn beproeving... Plotseling klonk er een gong; hij leek luid genoeg om de hele Toren te laten beven en werd geslagen om iedereen te laten weten dat er een Amyrlin zou worden verheven. De gong klonk nog eens, en nog eens, en toen zwaaiden de bewerkte deuren open. Ja, dit was een heel andere ervaring dan die ze had gehad in dat nederige houten gebouw waar ze was verheven door de Aes Sedai van Salidar. In veel opzichten was haar optreden in Salidar maar een oefening geweest. De deuren waren nu open, en Egwene onderdrukte een hoorbare ademteug. De grootse koepelkamer had een groot gat – een gapende leegte – recht tegenover de ingang. Het gat bood uitzicht op de Drakenberg. De kamer was tijdens de Seanchaanse aanval niet zo beschadigd geraakt als sommige andere; er lag weinig puin, en de vernietiging had zich amper uitgestrekt tot voorbij de buitenmuur. Het verhoogde platform liep nog steeds rondom de buitenzijde van de zaal, en de stoelen die er stonden waren onbeschadigd. Achttien stuks, in groepen van drie, elk beschilderd en voorzien van een kussen in de kleur van de Ajah van de Gezetene.

De Amyrlin Zetel stond achterin, recht voor de kapotte muur, met de rugleuning naar het uitgestrekte landschap erachter en de Drakenberg in de verte.

Als de Seanchaanse ontploffing iets verder naar binnen was doorgedrongen, zou de Zetel zijn verwoest. Het Licht zij dank dat hij onaangetast was.

Egwene rook de vage geur van verf. Hadden ze de Zetel opnieuw laten schilderen zodat die alle zeven kleuren weer droeg? Als dat zo was, dan hadden ze snel gewerkt. Ze hadden echter geen tijd gehad om de stoelen van de Blauwe Gezetenen terug te zetten. Egwene zag Saerin, Doesine en Yukiri bij hun eigen Ajah zitten. Seaine was er ook, en ze bekeek Egwene met die berekenende blauwe ogen van haar. Hoeveel inspraak hadden die vrouwen gehad in deze gebeurtenissen? Suana met haar ronde gezicht, van de Gele, glimlachte tevreden terwijl ze naar Egwene keek, en hoewel de meeste gezichten de serene, onbewogen uitdrukking van Aes Sedai droegen, voelde Egwene goedkeuring uit hun houding spreken. Of althans een gebrek aan vijandschap. Dit besluit was genomen door meer dan alleen de jagers op de Zwarte Ajah.

Saerin stond op van haar stoel in het Bruine gedeelte. ‘Wie komt er voor de Zaal van de Toren?’ vroeg ze met galmende stem. Egwene aarzelde, nog altijd kijkend langs de Gezetenen, met hun stoelen op gelijke afstand gerangschikt rondom het buitenste platform. Te veel van die stoelen waren onbezet. Er waren maar twee Groene Gezetenen; Talene was weken geleden gevlucht. Bij de Grijze ontbrak Evanellein, die eerder die dag was verdwenen. Velina en Sedore waren er ook niet. Dat voorspelde niet veel goeds; die twee stonden op Verins lijst van de Zwarte Ajah. Waren ze gewaarschuwd? Betekende Evanelleins verdwijning dat Verin haar over het hoofd had gezien?

Er waren ook geen Rode zusters. Met een schok besefte Egwene dat Duhara de Toren enkele weken eerder had verlaten; niémand wist waarom, maar sommigen zeiden dat ze een opdracht van Elaida uitvoerde. Misschien waren het zaken van de Zwarte Ajah. De andere twee Rode Gezetenen, Javindhra en Pevara, waren op raadselachtige wijze verdwenen.

Dan bleven er elf Gezetenen over. Niet voldoende om een Amyrlin te verheffen volgens de oude wetten van de Toren, maar die waren herzien toen Elaida de Blauwe had ontmanteld. Minder Ajahs betekende dat er minder vrouwen nodig waren om een Amyrlin te verheffen, en nu waren er nog maar elf vereist. Het zou moeten voldoen. In ieder geval wisten alle Gezetenen in de Toren van deze gebeurtenis af; het gebeurde niet in het geheim, zoals bij Elaida’s verheffing. En Egwene kon er vrij zeker van zijn dat er geen Zwarte Gezetenen voor haar zouden opstaan.