Выбрать главу

De vrouwen stelden zich voor haar op in volgorde van leeftijd, met Saerin helemaal aan het uiteinde. Een voor een maakten ze een diepe kniks voor haar, vroegen haar toestemming om te dienen, kusten haar Grote Serpent-ring en stapten opzij. Terwijl ze dat deden, zag Egwene dat Tesan eindelijk terug was.

Ze gluurde naar binnen om zich ervan te vergewissen dat iedereen aangekleed was, en keerde even later terug met een groep van vier wachters met de helwitte Vlam van Tar Valon op hun borst. Egwene onderdrukte een zucht. Kennelijk hadden ze Silviana in ketenen meegebracht.

Nadat ze haar ring hadden gekust, keerden de Gezetenen terug naar hun stoelen. De plechtigheid ging nog heel even door, maar het belangrijkste was achter de rug. Egwene was Amyrlin, nu echt, eindelijk. Ze had zo lang op deze dag gewacht. Nu was het tijd voor een paar verrassingen.

‘Maak de boeien van de gevangene los,’ beval Egwene. Met tegenzin deden de soldaten buiten wat ze hun opdroeg, en het metaal rammelde. De Gezetenen draaiden zich met verwarde gezichten om.

‘Silviana Brehon!’ riep Egwene terwijl ze opstond. ‘Je mag de Amyrlin Zetel benaderen.’

De soldaten stapten opzij en lieten Silviana binnenkomen. Haar rode gewaad was ooit mooi geweest, maar ze was niet vriendelijk behandeld in Elaida’s cellen.

Haar zwarte haar – dat ze doorgaans in een knot droeg – was nu slordig gevlochten. Haar gewaad was gekreukeld en vuil bij de knieën. En toch stond haar vierkante gezicht sereen. Verrassend genoeg knielde ze voor Egwene neer nadat ze door de zaal was gelopen. Egwene stak haar hand uit en liet de vrouw haar ring kussen.

De Gezetenen keken toe, verward omdat Egwene de plechtigheid had doorbroken.

‘Moeder,’ vroeg Yukiri uiteindelijk. ‘Is dit het beste ogenblik om recht te spreken?’

Egwene trok haar hand terug van de knielende Silviana en keek Yukiri aan, waarna ze haar blik langs de overige Gezetenen liet glijden. ‘Jullie dragen allemaal heel veel schande,’ zei ze. Aes Sedai met verstrakte gezichten trokken hun wenkbrauwen op en sperden hun ogen verder open. Ze leken boos. Daar hadden ze geen recht toe! Hun woede was niets vergeleken met die van haar. ‘Dit,’ zei Egwene, gebarend naar de kapotte muur. ‘Jullie dragen hier verantwoordelijkheid voor.’ Ze wees naar Silviana, die nog altijd knielde. ‘Jullie dragen hier verantwoordelijkheid voor. Jullie dragen verantwoordelijkheid voor de wijze waarop onze zusters naar elkaar kijken in de gangen, en jullie dragen er verantwoordelijkheid voor dat de Toren zo lang verdeeld is gebleven. Velen van jullie dragen zelfs verantwoordelijkheid voor het ontstaan van die verdeling!

Jullie zijn een schande. De Witte Toren – de trots van het Licht, sinds de Eeuw der Legenden een bron van evenwicht en waarheid – is door jullie bijna gebroken.’

Ogen puilden uit, en een paar vrouwen hoestten van schrik. ‘Elaida...’ begon een van hen.

‘Elaida was een waanzinnige, en dat weten jullie allemaal!’ viel Egwene haar streng in de rede. Ze stond op en staarde hen in de ogen. ‘Jullie wisten dat de afgelopen maanden al, terwijl zij zonder het te beseffen bezig was ons te vernietigen. Licht, velen van jullie wisten het waarschijnlijk al toen jullie haar verhieven! Er zijn wel eerder domme Amyrlins geweest, maar geen van hen is zo dicht bij het vernietigen van de hele Toren gekomen! Jullie moeten toezien op de Amyrlin. Jullie moeten voorkomen dat ze dergelijke dingen doet! Jullie lieten haar een hele Ajah ontmantelen! Wat haalden jullie je in je hoofd? Hoe kan het dat jullie de Toren zo diep hebben laten zinken? En dat nog wel terwijl de Herrezen Draak zelf in de wereld is! Jullie hadden Elaida moeten afzetten zodra jullie hoorden van haar rampzalige poging om Rhand Altor gevangen te houden. Jullie hadden haar moeten afzetten zodra jullie zagen hoe haar geruzie en kleinzieligheid Ajahs tegen elkaar opzette. En jullie hadden haar zeker moeten afzetten toen ze weigerde te doen wat nodig was om de Toren weer bij elkaar te brengen, als één geheel!’ Egwene keek langs de rijen zusters, staarde hen een voor een aan, keek in ieders ogen totdat ze hun blik afwendden. Niemand durfde haar lang te blijven aankijken. Eindelijk zag ze schaamte door die maskers van hen komen. En terecht!

‘Niemand van jullie verzette zich tegen haar,’ bitste Egwene. ‘En jullie durven jezelf de Zaal van de Toren te noemen? Jullie die je hebben laten bang maken? Jullie die te angstig waren om te doen wat nodig was? Jullie die te zeer bezig waren met je eigen geruzie en gekonkel om te zien wat er moest gebeuren?’

Egwene keek naar Silviana. ‘Slechts één vrouw in deze kamer was bereid stelling te nemen voor wat ze wist dat juist was. Slechts één vrouw durfde het tegen Elaida op te nemen, en ze aanvaardde daarvoor de prijs. En jullie denken dat ik deze vrouw hierheen heb gehaald om wraak op haar te nemen? Zijn jullie echt zo blind dat jullie denken dat ik de enige in de hele Toren zou straffen die de afgelopen maanden iets fatsoenlijks heeft ondernomen?’ Ze keken nu allemaal omlaag. Zelfs Saerin wilde haar niet in de ogen kijken.

Silviana keek naar haar op.

‘Je hebt je plicht gedaan, Silviana,’ zei Egwene. ‘En dat heb je goed gedaan. Sta op.’

De vrouw stond op. Ze zag er aangeslagen uit, met dikke ogen van het slaapgebrek, en Egwene vermoedde dat staan haar moeite kostte. Had iemand er wel aan gedacht om haar voedsel en water te brengen in de chaos van de afgelopen paar dagen? ‘Silviana,’ zei Egwene, ‘er is een nieuwe Amyrlin verheven. En het beschaamt me het te moeten zeggen: dat is gedaan met dezelfde onderhandsheid als bij Elaida’s verheffing. Van de zeven Ajahs waren er maar vijf vertegenwoordigd. Van de Blauwe weet ik dat ze me zouden steunen als ze hier waren. Maar de Rode heeft niet eens een kans gekregen om hun af- of goedkeuring uit te spreken.’

‘Daar zijn goede redenen voor, Moeder,’ zei Silviana. ‘Dat kan wel zijn,’ zei Egwene, ‘maar het zorgt er allemaal voor dat mijn bewind gekleurd zal zijn door spanning tussen mij en de Roden. Ze zullen onwil zien waar die niet bestaat, en ik zal de kracht van honderden vrouwen verliezen. Vrouwen die dringend noodzakelijk zijn.’

‘Ik... zie daar geen uitweg voor, Moeder,’ zei Silviana openhartig. ‘Ik wel,’ antwoordde Egwene. ‘Silviana Brehon, ik wil jou aanstellen als mijn Hoedster van de Kronieken. Laat niemand kunnen beweren dat ik de Rode heb verworpen.’

Silviana knipperde verbaasd met haar ogen. Er klonken wat ingehouden ademteugen van de Gezetenen, hoewel Egwene er niet op lette van wie die kwamen.

Ze keek Silviana in de ogen. Nog maar korte tijd geleden had deze vrouw Egwene over de tafel gelegd en haar geslagen op bevel van Elaida.

Maar nu knielde Silviana; ze had dat gedaan zonder er opdracht voor te krijgen. Ze aanvaardde het gezag van de Zaal in de verheffing van Egwene. Aanvaardde ze Egwene zelf ook?

Egwenes aanbod zou haar op een lastig en gevaarlijk pad zetten. De Roden zagen het mogelijk als verraad. Wat zou Silviana’s antwoord zijn? Egwene was dankbaar voor de truc waarmee ze kon voorkomen dat ze zweette, anders zouden de druppels over haar slapen hebben gelopen, wist ze. ‘Het zou me een eer zijn, Moeder,’ zei Silviana, die weer knielde. ‘Werkelijk een eer.’

Egwene blies haar adem uit. Haar taak van het herenigen van de gebroken Ajahs zou lastig worden, maar als de Rode haar als vijand zag, zou hij bijna onmogelijk zijn. Met Silviana aan haar zijde had ze een afgevaardigde die de Roden niet zouden verwerpen. Hopelijk. ‘Dit zal een moeilijke tijd worden voor de Rode Ajah, dochter,’ zei Egwene. ‘Het is altijd hun doel geweest om mannelijke geleiders te vangen, maar volgens de verslagen is saidin gereinigd.’

‘Er zijn ongetwijfeld nog altijd wilde geleiders, Moeder,’ zei Silviana. ‘En mannen zijn niet te vertrouwen.’

Op een dag zullen we dat gevoel moeten overstijgen, dacht Egwene.

Maar voorlopig bevat het nog voldoende waarheid om het zo te laten. ‘Ik zei niet dat jullie doel zou verdwijnen, alleen dat het zou veranderen. Ik zie grootse dingen voor de Rode Ajah in de toekomst: een verruimde visie, een hernieuwde taak. Ik ben blij dat jij aan mijn zijde staat om me te helpen hen te begeleiden.’ Egwene keek naar de Gezetenen, die in stomverbaasd stilzwijgen toekeken.