Выбрать главу

‘Even kijken...’ overpeinsde Bennae. ‘Stel dat je een conflict hebt met enkele leden van je eigen Ajah. Je hebt iets opgevangen wat je niet had mogen weten, en de leiders van je Ajah zijn behoorlijk boos op je. Plotseling merk je dat je tot de meest onaangename taken wordt veroordeeld, alsof ze proberen je onder het kleed te vegen en je te vergeten. Hoe zou je in zo’n situatie reageren?’ Egwene verslikte zich bijna in haar thee. Die Bruine was niet erg fijnzinnig. Ze had dus vragen gesteld over de Dertiende Kluis en was daardoor in de problemen geraakt? Er waren maar weinig mensen die hoorden af te weten van de geheime geschiedenissen die Egwene tijdens haar vorige bezoek hier zo achteloos had genoemd.

‘Nou,’ zei Egwene, nippend van haar thee, ‘dit moet ik met een helder hoofd benaderen. Om het vanuit het perspectief van de Ajah-oversten te kunnen bekijken, moet ik even nadenken.’ Bennae fronste lichtjes. ‘Goed.’

‘Kunnen we in die situatie die jij beschrijft aannemen dat de geheimen aan de Ajah waren toevertrouwd met als doel die veilig te bewaren? Ah, mooi. Nou, vanuit hun oogpunt zijn belangrijke en zorgvuldige plannen dus in de war gebracht. Denk je eens in hoe dat moet overkomen. Iemand heeft geheimen ontdekt die ze niet had mogen ontdekken. Dat wijst op een onrustbarend lek onder je meest vertrouwde leden.’

Bennae verbleekte. ‘Dat zie ik ook in.’

‘Dan is de beste aanpak in deze situatie tweeledig,’ zei Egwene voordat ze nog een slokje thee nam. Hij smaakte verschrikkelijk. ‘Ten eerste moeten de leiders van de Ajah worden gerustgesteld. Ze moeten horen dat het niet hun fout was dat de informatie is uitgelekt. Als ik die hypothetische zuster was die in de problemen zat – en als ik onschuldig was – zou ik naar hen toe gaan en het uitleggen. Dan houden ze wel op met zoeken naar degene die de kennis heeft gelekt.’

‘Maar,’ wierp Bennae tegen, ‘dat zal die zuster – die hypothetische zuster die in de problemen zit – waarschijnlijk niet helpen van haar straffen af te komen.’

‘Het kan geen kwaad,’ zei Egwene. ‘Waarschijnlijk wordt ze “gestraft” om haar uit de weg te houden terwijl de leiders van de Ajah naar een verraadster zoeken. Als ze weten dat die er niet is, zullen ze eerder geneigd zijn met medeleven naar de situatie van de gevallen zuster kijken, vooral als ze hun een oplossing biedt.’

‘Oplossing?’ vroeg Bennae. Ze hield haar theekom in de hand alsof ze hem vergeten was. ‘Wat voor oplossing zou je dan aandragen?’

‘De beste: kunde. Kennelijk kennen sommige mensen onder de Ajah die geheimen. Nou, als deze zuster haar betrouwbaarheid en kunde zou bewijzen, dan beseffen de leiders van haar Ajah misschien dat ze het beste kan worden aangesteld als een van de hoedsters van die geheimen. Een eenvoudige oplossing, als je erover nadenkt.’ Bennae bleef zitten peinzen terwijl een opgezette vink langzaam ronddraaide aan een touwtje recht boven haar. ‘Ja, maar zal het lukken?’

‘Het is in ieder geval beter dan ergens in een vergeten opslagruimte schriftrollen te moeten inschrijven,’ zei Egwene. ‘Soms zijn onrechtvaardige straffen niet te vermijden, maar het is het beste om anderen nooit te laten vergeten dat ze onrechtvaardig zijn. Als deze zuster gewoonweg aanvaardt hoe mensen haar behandelen, dan zal het niet lang duren voordat die aannemen dat ze de positie waarin ze is geplaatst ook verdient.’ En dank je wel, Silviana, voor die goede raad. ‘Ja,’ zei Bennae knikkend. ‘Ja, ik neem aan dat je wel gelijk hebt.’

‘Ik ben altijd bereid te helpen, Bennae,’ zei Egwene op mildere toon. ‘In hypothetische situaties, uiteraard.’

Even was Egwene bang dat ze te ver was gegaan door de Bruine zuster bij haar naam te noemen. Maar Bennae ontmoette haar blik en ging toen zelfs zo ver dat ze bij wijze van bedankje lichtjes haar hoofd boog.

Zelfs als dit uur dat ze met Bennae had doorgebracht een op zichzelf staand geval was geweest, dan nog zou Egwene het opmerkelijk hebben gevonden. Maar ze was geschokt toen ze bij het verlaten van Bennaes kamer werd opgewacht door een Novice met de boodschap dat ze naar Nagora moest, een Witte zuster. Egwene had eerst nog tijd voor haar afspraak bij Meidani, dus ging ze. Ze kon een oproep van een zuster niet negeren, hoewel ze later ongetwijfeld extra taken zou moeten verrichten om goed te maken dat ze de vloer niet had geschrobt.

Bij het onderhoud met Nagora werd Egwene onderwezen in logica. De ‘logische puzzels’ die haar werden voorgelegd, klonken behoorlijk veel naar een verzoek om hulp in de omgang met een zwaardhand, die gefrustreerd raakte door zijn hogere leeftijd en toenemende onvermogen om te vechten. Egwene bood goede raad waar ze kon, die door Nagora werd bestempeld als ‘onberispelijke logica’ voordat ze mocht gaan.

Daarna kreeg ze weer een boodschap, deze keer van Suana, een van de Gezetenen van de Gele Ajah. Een Gezetene! Dit was de eerste keer dat Egwene bij een van hen werd geroepen. Egwene haastte zich naar de afspraak en werd binnengelaten door een kamermeisje. Suana’s vertrekken leken meer op een tuin dan op kamers. Als Gezetene kon Suana vertrekken met vensters eisen, en ze maakte volop gebruik van haar binnenterras als kruidentuin. Maar daarnaast had ze spiegels die zodanig waren geplaatst dat ze licht de kamer in kaatsten, die vol stond met boompjes in potten, struiken in grote bakken met aarde, en zelfs een moestuintje met wortels en radijs. Egwene merkte met ongenoegen een stapeltje rottende knollen in een bak op, waarschijnlijk net geoogst maar nu al bedorven. Het rook in de kamer sterk naar basilicum, tijm en een tiental andere kruiden.

Ondanks de problemen in de Toren, ondanks de rottende planten, werd ze opgevrolijkt door de geur van leven in de kamer; de pas omgewerkte aarde en groeiende planten. En Nynaeve klaagde dat de zusters in de Witte Toren al die nuttige kruiden links lieten liggen! Kon ze maar eens op bezoek bij de mollige Suana. Egwene vond de vrouw opmerkelijk aardig. Suana liet haar een reeks wevingen doen, veel ervan op het gebied van Heling, waarin Egwene nooit bijzonder had uitgeblonken. Toch moest haar vaardigheid indruk hebben gemaakt op de Gezetene, want halverwege de les – met Egwene op een zachte stoel tussen twee bomen in potten en Suana op een harde, met leer beklede stoel – veranderde de toon van het gesprek.

‘We zouden je heel graag bij de Gele hebben, denk ik,’ zei de vrouw. Egwene schrok. ‘Ik heb nooit veel aanleg gehad voor Heling.’

‘Lid zijn van de Gele draait niet om aanleg, kind,’ zei Suana. ‘Het draait om hartstocht. Als je graag dingen beter maakt, dat wat gebroken is graag herstelt, dan zou je hier een doel kunnen vinden.’

‘Hartelijk dank,’ zei Egwene, ‘maar de Amyrlin heeft geen Ajah.’

‘Nee, maar ze wordt er wel uit verheven. Denk erover na, Egwene. Ik denk dat je je hier thuis zou voelen.’

Het was een onthutsend gesprek. Suana zag Egwene overduidelijk niet als de Amyrlin, maar alleen al het feit dat ze Egwene bij haar Ajah wilde inlijven betekende iets. Het betekende dat ze aanvaardde, min of meer, dat Egwene een echte zuster was. ‘Suana,’ zei Egwene, uitproberend hoe ver ze kon gaan met die aanvaarding, ‘hebben de Gezetenen het erover gehad wat ze aan de spanningen tussen de Ajahs kunnen doen?’

‘Ik zou niet weten wat eraan gedaan kan worden,’ antwoordde Suana, kijkend naar haar overgroeide balkon. ‘Als de andere Ajahs hebben besloten om de Gele als hun vijand te beschouwen, dan kan ik ze niet dwingen om niet zo dom te zijn.’

Ze zeggen waarschijnlijk hetzelfde over jou, dacht Egwene, maar ze zei: ‘Iemand moet de eerste stap zetten. Het scherm van wantrouwen begint zo dik te worden dat het binnenkort te hard wordt om te doorbreken. Misschien als enkele Gezetenen van verschillende Ajahs beginnen samen de maaltijd te gebruiken, of samen in de gangen worden gezien, dat dat leerzaam kan zijn voor de rest van de Toren.’