Выбрать главу

‘Misschien...’ zei Suana.

‘Ze zijn je vijanden niet, Suana,’ zei Egwene, met een iets fermere stem.

De vrouw keek Egwene fronsend aan, alsof ze plotseling besefte van wie ze raad aannam. ‘Nou, ik denk dat je nu maar beter kunt gaan. Je hebt vandaag vast een heleboel te doen.’

Egwene liet zichzelf uit, waarbij ze zorgvuldig omlaag hangende takken en groepen potten ontweek. Toen ze het Gele gedeelte van de Toren eenmaal had verlaten en haar begeleidsters van de Rode Ajah weer met haar meeliepen, besefte ze ineens iets. Ze had alle drie de gesprekken doorstaan zonder dat haar ook maar één straf was opgelegd. Ze wist niet zeker wat ze daarvan moest denken. Ze had twee zusters zelfs gewoon bij hun naam genoemd!

Ze begonnen haar te aanvaarden. Helaas was dat maar een klein onderdeel van de strijd. Het grotere deel was zorgen dat de Witte Toren de druk overleefde die Elaida erop legde.

Meidani’s kamers waren verrassend behaaglijk en huislijk. Egwene had de Grijze zusters in gedachten altijd ongeveer gelijkgesteld aan de Witte: volmaakte diplomaten zonder hartstocht, die geen tijd hadden voor persoonlijke gevoelens of overbodigheden. Deze kamers wezen echter op een vrouw die dol was op reizen. Kaarten waren opgehangen in sierlijke lijsten, gecentreerd aan de wanden als kunststukken.

Aan weerskanten van een landkaart hingen twee Aielsperen; verderop hing een kaart van de eilanden van het Zeevolk. Hoewel velen zouden hebben gekozen voor de porseleinen aandenkens die zo vaak met het Zeevolk in verband werden gebracht, had Meidani een kleine verzameling oorringen en beschilderde schelpen, zorgvuldig ingelijst en tentoongesteld, en er hingen schildjes bij waarop de verzameldata opgetekend stonden.

De zitkamer leek wel een museum, gewijd aan de reizen van één persoon.

Een Altaraans huwelijksmes, ingelegd met vier fonkelende robijnen, hing naast een kleine Cairhiense banier en een Shienaraans zwaard. Onder elk ervan hing een schildje waarop de betekenis werd uitgelegd. Het huwelijksmes, bijvoorbeeld, was Meidani geschonken voor haar hulp bij het oplossen van een geschil tussen twee huizen over de dood van een bijzonder belangrijke landeigenaar. Zijn weduwe had haar het mes gegeven als blijk van dank.

Wie had gedacht dat de bedeesde vrouw van de avondmaaltijd een paar weken geleden zo’n trotse verzameling zou bezitten? Het kleed droeg ook een etiket: het was een geschenk van een koopman die het in de ontoegankelijke haven van Shara had gekocht en het vervolgens aan Meidani had gegeven, als dank omdat ze zijn dochter had genezen. Het had een vreemd ontwerp, geweven van wat dunne, geverfde rietstengels leken, met toefjes exotische grijze vacht langs de randen. Het patroon stelde uitheemse dieren met lange nekken voor. Meidani zelf zat op een eigenaardige stoel gemaakt van geweven tenen, die leek op een groeiende struik die toevallig de vorm van een stoel had aangenomen. Hij zou vreselijk misplaatst zijn geweest in elke andere kamer in de Toren, maar hij paste hier, waar elk voorwerp anders was, waar niets met elkaar te maken had maar alles verbonden was aan het gemeenschappelijke thema van geschenken die tijdens reizen waren ontvangen.

Het uiterlijk van de Grijze zuster was ook heel anders dan tijdens de maaltijd bij Elaida. In plaats van het diep uitgesneden, kleurrijke gewaad van toen droeg ze nu een eenvoudig wit gewaad met een hoog gesloten halslijn, lang en uitlopend, gesneden om haar boezem juist niet te benadrukken. Haar diepgoudkleurige haar was in een knot gedraaid en ze droeg geen enkel sieraad. Was dat contrast opzet? ‘Je hebt nogal lang gewacht voordat je me bij je riep,’ zei Egwene. ‘Ik wilde geen argwaan wekken bij de Amyrlin,’ antwoordde Meidani terwijl Egwene over het kleed uit Shara liep. ‘Bovendien weet ik nog steeds niet zeker hoe ik je zie.’

‘Het kan me niet schelen hoe je me ziet,’ zei Egwene vlak. Ze ging zitten in een grote eiken stoel, met daarop een schildje waarop stond dat dit een geschenk was van een geldverstrekker in Tyr. ‘Een Amyrlin heeft geen aanzien nodig van degenen die haar volgen, zolang ze maar wordt gehoorzaamd.’

‘Je bent gevangengenomen en afgezet.’

Egwene trok haar wenkbrauw op en keek Meidani in de ogen. ‘Gevangengenomen, ja.’

‘De Zaal van de opstandelingen zal inmiddels wel een nieuwe Amyrlin hebben gekozen.’

‘Ik weet toevallig dat dat niet zo is.’ Meidani weifelde.

Het was een gok om toe te geven dat ze nog contact onderhield met de opstandige Aes Sedai, maar als Egwene de trouw van Meidani en de verspieders niet zeker kon stellen, dan bevond ze zich op heel gevaarlijk terrein. Egwene had aangenomen dat het geen moeite zou kosten om de steun van de vrouw te winnen, gezien Meidani’s angst tijdens de avondmaaltijd. Maar het leek erop dat ze zich toch niet zo gemakkelijk liet onderwerpen.

‘Nou,’ zei Meidani. ‘Zelfs als dat waar is, dan nog moet je beseffen dat ze je hebben gekozen als boegbeeld. Als ledenpop.’

Egwene hield de blik van de andere vrouw vast.

‘Je hebt geen werkelijk gezag,’ zei Meidani, al sloeg haar stem een beetje over.

Egwene wendde haar blik niet af. Meidani keek haar onderzoekend aan, terwijl er langzaam een frons over haar voorhoofd trok en er plooien in haar gladde, leeftijdloze Aes Sedai-gezicht verschenen. Ze keek in Egwenes ogen als een steenhouwer die een stuk steen onderzoekt op smetten voordat hij het op zijn plek zet. Wat ze daar zag, scheen haar nog meer te verwarren.

‘Zo,’ zei Egwene alsof ze niet net was ondervraagd, ‘en nu moet je me eens vertellen waarom je niet uit de Toren bent gevlucht. Hoewel ik best geloof dat het nuttig is om Elaida te bespieden, moet je ook weten in hoeveel gevaar je verkeert nu Elaida zich bewust is van je werkelijke trouw. Waarom vertrek je niet?’

‘Ik... kan het niet zeggen,’ zei Meidani, en ze keek weg. ‘Ik beveel het je als Amyrlin.’

‘Ik kan het nog steeds niet zeggen.’ Meidani keek naar de vloer alsof ze zich schaamde.

Vreemd, dacht Egwene, terwijl ze haar frustratie verborg. ‘Het is me duidelijk dat je de ernst van onze situatie niet inziet. Ofwel je aanvaardt mijn gezag, ofwel je aanvaardt dat van Elaida. Er is geen tussenweg, Meidani. En ik beloof je dit: als Elaida de Amyrlin Zetel behoudt, zal ze degenen die ze als verraders beschouwt heel onaangenaam behandelen.’

Meidani bleef omlaag kijken. Ondanks haar aanvankelijke verzet leek het erop dat ze weinig wilskracht over had. ‘Ik begrijp het.’ Egwene stond op. ‘Je hebt ons verraden, nietwaar? Ben je naar Elaida’s kant overgelopen vóórdat je werd ontmaskerd, of na Beonins bekentenis?’

Meidani keek onmiddellijk op. ‘Wat? Nee! Ik heb onze zaak nooit verraden!’ Ze leek misselijk, met een bleek gezicht en haar mond vertrokken tot een dunne streep. ‘Hoe kun je nu denken dat ik die vreselijke vrouw zou steunen? Ik vind het verschrikkelijk wat ze met de Toren heeft gedaan.’

Nou, dat was klare taal; die uitspraken boden weinig ruimte om zich onder de Drie Geloften uit te wurmen. Ofwel Meidani was oprecht, of ze was een Zwarte. Hoewel Egwene moeite had om te geloven dat een Zwarte zuster zichzelf in gevaar zou brengen door een leugen te vertellen die zo eenvoudig te ontkrachten was. ‘Waarom vlucht je dan niet?’ herhaalde Egwene. ‘Waarom blijf je?’ Meidani schudde haar hoofd. ‘Dat kan ik niet zeggen.’

Egwene haalde diep adem. Iets aan dit hele gesprek ergerde haar. ‘Wil je me dan in ieder geval vertellen waarom je zo vaak bij Elaida eet? Ik kan me niet voorstellen dat je geniet van hoe ze je behandelt.’ Meidani bloosde. ‘Elaida en ik waren kamergenoten gedurende onze tijd als Novices. De anderen hoopten dat als ik de vriendschap zou hernieuwen, ik daardoor misschien waardevolle inlichtingen zou krijgen.’

Egwene sloeg haar armen over elkaar. ‘Het lijkt me roekeloos om aan te nemen dat ze je zou vertrouwen. Maar Elaida’s dorst naar macht zet haar zelf ook aan tot roekeloos handelen, dus misschien was het niet zo’n heel slecht plan. Alleen zal ze je nooit meer in vertrouwen nemen nu ze weet waar je werkelijke trouw ligt.’