Hij liep langs het huis van de burgemeester en merkte de dichte luiken voor de vensters op. Marlesh zat buiten, en zijn tengere Aes Sedai stond met haar handen in haar zij fronsend bij de deur. Kennelijk mocht ze niet naar binnen. Waarom niet? Vasha had geen heel hoge rang onder de Aes Sedai, maar ook niet zo laag als Hattori. Als Vasha al niet naar binnen mocht... nou, misschien werden er binnen belangrijke zaken besproken. Dat maakte Gawein nieuwsgierig.
Zijn mannen zouden het hebben genegeerd. Rajar zou zeggen dat je de zaken van de Aes Sedai beter aan hen kon overlaten, zonder dat ongewenste oren meeluisterden en er een puinhoop van maakten. Dat was een reden waarom Gawein geen goede zwaardhand zou zijn. Hij vertrouwde de Aes Sedai niet. Zijn moeder had dat wel gedaan, en kijk eens wat haar dat had opgeleverd. En hoe de Witte Toren Elayne en Egwene had behandeld... Nou, hij steunde de Aes Sedai dan misschien, maar hij vertrouwde hen beslist niet. Hij liep naar de achterkant van het gebouw, op een volkomen gerechtvaardigde inspectie van de wachters. De meeste Aes Sedai in het dorp hadden geen zwaardhanden. Ofwel het waren Rode zusters, ofwel ze hadden hun zwaardhanden achtergelaten. Een klein aantal was zo oud dat ze hun zwaardhanden aan de ouderdom hadden verloren en nooit nieuwe hadden gekozen. Twee ongelukkige vrouwen hadden hun zwaardhanden verloren bij Dumais Bron. Gawein en de anderen deden hun best om te doen alsof ze de rode ogen en het gesnik dat af en toe in hun kamer klonk niet opmerkten. De Aes Sedai beweerden natuurlijk dat ze de Jongelingwachters niet nodig hadden voor hun bescherming. Ze hadden waarschijnlijk gelijk. Maar Gawein had Aes Sedai zien sterven bij Dumais Bron; ze waren niet onkwetsbaar.
Bij de achterdeur bracht Hal Moir hem een saluut en liet hem binnengaan. Gawein beende een korte, rechte trap op en liep de gang boven in. Daar loste hij Berden af, de donkere Tyreense Jongeling die op wacht stond. Berden was een officier, en Gawein droeg hem op de voedselverdeling in het kamp te overzien. De man knikte en vertrok.
Gawein weifelde voor de kamer van Narenwin Sedai. Als hij wilde horen wat er gaande was tussen de Aes Sedai, dan zou het voor de hand liggen om af te luisteren. Berden was de enige wachter geweest op de bovenverdieping, en er waren geen zwaardhanden om te waken voor ongewenste oren. Maar de gedachte aan afluisteren gaf Gawein een zure smaak in zijn mond. Afluisteren zou niet nodig moeten zijn. Hij was de bevelvoerder van de Jongelingen, en de Aes Sedai maakten grif gebruik van zijn soldaten. Ze waren hem inlichtingen schuldig. Daarom besloot hij in plaats van af te luisteren stevig op de deur te kloppen.
Er volgde aanvankelijk geen reactie. Toen ging de deur een stukje open en verscheen een deel van het fronsende gezicht van Covarla. De blonde Rode zuster had de leiding gehad over de zusters in de stad voordat ze werd overgeplaatst, maar ze was nog altijd een van de belangrijkste vrouwen in Dorlan.
‘We zouden niet worden gestoord,’ snauwde ze door de kier van de deur. ‘Je soldaten hadden bevel om iedereen buiten te houden, zelfs andere zusters.’
‘Die regels zijn niet op mij van toepassing,’ zei Gawein terwijl hij haar blik ontmoette. ‘Mijn mannen zijn in groot gevaar op deze plek. Als u mij geen deel wilt laten uitmaken van de voorbereidingen, dan eis ik in ieder geval de besprekingen te mogen bijwonen.’ Covarla’s onbewogen gezicht leek nu ergernis uit te stralen. ‘Je onbeschoftheid lijkt wel met de dag toe te nemen, kind,’ zei ze. ‘Misschien moet je uit je functie worden ontheven en moet er een geschikte vervanger als kapitein van die groep worden aangesteld.’ Gawein klemde zijn kiezen op elkaar.
‘Denk je dat ze je niet opzij zouden schuiven als een zuster hun dat vroeg?’ vroeg Covarla met een flauwe glimlach. ‘Het is dan misschien een zielig leger, maar ze kennen hun plaats. Jammer dat datzelfde niet gezegd kan worden over hun bevelvoerder. Ga terug naar je mannen, Gawein Trakand.’ Met die woorden deed ze de deur voor zijn neus dicht.
Gawein stond op het punt de kamer binnen te dringen. Maar dat zou ongeveer twee ademteugen voldoening schenken, want zolang zou het de Aes Sedai kosten om hem te knevelen met de Kracht. Hoe zou dat voor het moreel van de Jongelingen zijn? Als hun bevelvoerder, de moedige Gawein Trakand, het gebouw uit werd gesmeten met een prop van Lucht in zijn mond? Hij onderdrukte zijn ergernis en ging de trap weer af. Hij liep de keuken in en leunde tegen de achterste muur, starend naar de trap naar boven. Nu hij Berden had afgelost, vond hij dat hij zelf op wacht moest blijven staan of een boodschapper moest sturen om een ander te halen. Hij wilde eerst even wat tijd om na te denken; als het gesprek daarboven lang duurde, zou hij wel een vervanger aanstellen.
Aes Sedai. Verstandige mannen bleven zo mogelijk bij hen uit de buurt, en gehoorzaamden hun meteen als wegblijven onmogelijk was. Gawein had moeite met allebei; zijn bloedlijn voorkwam dat hij kon wegblijven, zijn trots maakte het hem moeilijk hun te gehoorzamen. Hij had Elaida tijdens de opstand niet gesteund omdat hij haar mocht; ze was altijd kil geweest in de jaren dat ze als raadsvrouwe van zijn moeder was opgetreden. Nee, hij steunde haar omdat hij niet ingenomen was met hoe Siuan zijn zus en Egwene had behandeld. Maar zou Elaida de meisjes beter hebben behandeld? Of wie dan ook? Gawein had zijn besluit genomen in een ogenblik van hartstocht. Het was geen weloverwogen daad van trouw geweest, zoals zijn mannen aannamen. Dus waar lag zijn trouw dan?
Even later kondigden voetstappen op de trap en gedempte stemmen op de overloop boven aan dat de Aes Sedai klaar waren met hun geheime onderhoud.
Covarla kwam de trap af, gehuld in rood en geel, en ze zei iets tegen de zusters achter haar. ‘... ongelooflijk dat de opstandelingen hun eigen Amyrlin hebben aangesteld.’
Narenwin – mager en met een vierkant gezicht – kwam achter haar aan en knikte. Toen, en dat was een schok, liep Katerine Alruddin achter hen aan de trap af.
Gawein rechtte onthutst zijn rug. Katerine had het kamp weken geleden verlaten, op de dag na Narenwins aankomst. De Rode zuster met het ravenzwarte haar had geen deel uitgemaakt van de oorspronkelijke groep die naar Dorlan was gestuurd, en ze had dat als uitvlucht gebruikt om terug te keren naar de Witte Toren. Wanneer was ze teruggekomen in Dorlan? Hoe was ze teruggekomen? Zijn mannen zouden het aan Gawein hebben gemeld als ze haar hadden gezien. Hij betwijfelde of de schildwachten haar aankomst gewoonweg hadden gemist.
Ze keek naar Gawein terwijl de drie Aes Sedai door de keuken liepen en glimlachte verlegen. Ze had zijn schok opgemerkt. ‘Ja,’ zei Katerine tegen Covarla. ‘Stel je voor: een Amyrlin zonder feitelijke Zetel! Het is een groep dwaze meisjes dat een voorstelling voor kinderen opvoert, met poppen gekleed als hun meerderen. Natuurlijk hebben ze een wilder gekozen voor die taak, en dan nog wel een eenvoudige Aanvaarde. Ze wisten best hoe meelijwekkend dat was.’
‘Maar ze zit nu in ieder geval gevangen,’ merkte Narenwin op, wachtend bij de deur toen Covarla erdoor liep.
Katerine lachte scherp. ‘Ja, ze zit gevangen en is de halve dag aan het janken van pijn. Ik zou nu liever niet in de schoenen van dat meisje van Alveren willen staan. Al heeft ze het natuurlijk allemaal verdiend omdat ze zich de stola van de Amyrlin om de schouders heeft laten leggen.’ Wat? dacht Gawein geschrokken.
De drie liepen de keuken uit en hun stemmen vervaagden. Gawein merkte het amper. Hij wankelde achteruit en leunde tegen de muur voor ondersteuning. Dat kon niet! Het klonk alsof... Egwene... Hij moest het verkeerd hebben verstaan! Maar Aes Sedai konden niet liegen. Hij had geruchten gehoord dat de opstandelingen hun eigen Zaal en Amyrlin hadden... maar Egwene? Dat was belachelijk! Ze was maar een Aanvaarde!