Ze was geen Aes Sedai – het Licht zij dank – maar op de een of andere manier had ze hem gebonden. Het was onvoorstelbaar; ze wist waar hij was, voelde aan of hij van streek was. Meestal kon ze voorkomen dat zijn gevoelens die van haar overstemden, behalve tijdens ogenblikken van hartstocht. Maar welke vrouw zou tijdens die ogenblikken niet overstelpt willen worden? Het was dankzij de binding een bijzonder... stimulerende ervaring, waarbij ze zowel haar eigen harstocht voelde als de razende storm van Rhands verlangen naar haar. Ze bloosde bij die gedachte en opende Overpeinzingen weer om zichzelf af te leiden. Rhand had slaap nodig, en ze zou hem met rust laten. Bovendien moest ze studeren, hoewel ze daarbij werd geconfronteerd met gevolgtrekkingen die haar niet bevielen. Deze boeken waren van Herid Fel geweest, de vriendelijke oude wetenschapper die zich had aangesloten bij Rhands school in Cairhien. Min glimlachte toen ze terugdacht aan Fels verstrooide manier van praten en zijn verwarde – maar toch geniale – ontdekkingen. Herid Fel was nu dood, vermoord, verscheurd door Schaduwgebroed. Hij had iets in deze boeken gevonden, iets wat hij aan Rhand had willen vertellen. Iets over de Laatste Slag en de zegels op de kerker van de Duistere. Fel was gedood net voordat hij die kennis kon doorspelen. Misschien was het toeval; misschien hadden de boeken niets met zijn dood te maken. Maar misschien ook wel. Min was vastbesloten de antwoorden te vinden. Voor Rhand, en voor Herid zelf. Ze legde Overpeinzingen neer en pakte Gedachten te midden van ruïnes op, een boek van duizend jaar oud. Ze had er een stukje papier als bladwijzer in gestopt, hetzelfde nu versleten briefje dat Herid kort voordat hij werd vermoord aan Rhand had gestuurd. Min draaide het om en las het opnieuw.
Geloof en orde geven kracht. ]e moet puinruimen voor je kunt bouwen.
Ik leg het uit als ik je de volgende keer zie. Neem het meisje niet mee. Te mooi.
Ze nam aan – na het lezen van zijn boeken – dat ze zijn gedachtegang wel kon volgen. Rhand had meer willen weten over het verzegelen van de kerker van de Duistere. Kon Fel hebben ontdekt wat zij vermoedde dat hij had ontdekt? Ze schudde haar hoofd. Waarom probeerde zij een wetenschappelijk raadsel op te lossen? Aan de andere kant: wie moest het anders doen? Iemand van de Bruine Ajah zou er mogelijk geschikter voor zijn, maar waren zij te vertrouwen? Zelfs degenen die een eed aan hem hadden afgelegd, konden besluiten dat het voor Rhand beter was om geheimen voor hem te bewaren. Rhand zelf had het veel te druk, en hij was de laatste tijd hoe dan ook te ongeduldig voor boeken. Dan bleef Min over. Ze begon enigszins een beeld te krijgen van wat hij zou moeten doen, maar er was nog meer – heel veel meer – dat onbekend bleef. Ze had het gevoel dat ze in de buurt kwam, maar het baarde haar zorgen om dat wat ze ontdekt had aan Rhand te onthullen. Hoe zou hij reageren? Ze zuchtte en keek vluchtig in het boek. Ze had nooit gedacht dat juist zij zo dwaas zou doen om een man. Maar toch was het zo. Ze volgde hem overal waar hij ging en stelde zijn behoeften boven die van zichzelf. Dat betekende nog niet dat ze zijn huisdier was, ongeacht wat sommige mensen in het kamp zeiden. Ze volgde Rhand omdat ze van hem hield, en ze voelde – letterlijk – dat hij ook van haar hield. Ondanks de hardheid die stukje bij beetje in hem doordrong, ondanks de woede en zorgen in zijn leven, hield hij van haar. En dus deed zij wat ze kon om hem te helpen.
Als ze kon helpen deze ene puzzel op te lossen, de puzzel van het verzegelen van de kerker van de Duistere, dan kon ze niet alleen iets bereiken voor Rhand, maar voor de hele wereld. Wat maakte het uit als de soldaten in het kamp haar waarde niet kenden? Het was waarschijnlijk zelfs beter als iedereen aannam dat ze niet veel voorstelde. Elke moordenaar die het op Rhand had voorzien, zou denken dat hij Min kon negeren. En dan zou hij snel de messen die in Mins mouwen verborgen zaten ontdekken. Ze was er niet zo goed mee als Thom Merrilin, maar meer dan goed genoeg om te doden. Rhand draaide in zijn slaap, maar daarna werd hij weer rustig. Ze hield van hem. Ze had daar niet voor gekozen, maar haar hart – of het Patroon, of de Schepper, of wat het ook was dat dit soort dingen bestuurde – had het besluit voor haar genomen. En nu zou ze niets aan haar gevoelens veranderen zelfs als ze het kon. Zelfs niet als het gevaar betekende, zelfs niet als het betekende dat ze de blikken van de mannen in het kamp moest verdragen, en zelfs niet als het betekende... dat ze hem met anderen moest delen. Rhand bewoog zich opnieuw. Deze keer kermde hij en opende zijn ogen, waarna hij rechtop ging zitten. Hij bracht zijn hand naar zijn hoofd en zag er om een of andere reden nog vermoeider uit dan toen hij was gaan slapen. Hij droeg alleen zijn onderkleding, en zijn borst was ontbloot. Hij bleef een tijdje zo zitten, toen stond hij op en liep naar het raam met de luiken ervoor.
Min deed haar boek dicht. ‘Wat denk jij te gaan doen, schaapherder? Je hebt pas een paar uur geslapen!’
Hij opende de luiken en het raam, dat uitkeek op de donkere nacht. De vlam van haar lamp flakkerde in een verdwaalde tochtvlaag. ‘Rhand?’ vroeg Min.
Ze hoorde zijn stem amper toen hij antwoordde. ‘Hij zit weer in mijn hoofd. Hij was weg tijdens de droom, maar nu is hij terug.’ Min weerhield zich ervan in haar stoel weg te kruipen. Licht, ze vond het vreselijk om te horen over Rhands waanzin. Ze had gehoopt dat toen hij saidin genas, hij bevrijd zou worden van de waanzin van de smet. ‘Hij?’ vroeg ze, waarbij ze haar stem in bedwang hield. ‘Je bedoelt... Lews Therin?’
Hij draaide zich om, waarbij de bewolkte nachthemel zijn gezicht omkranste en de ongelijkmatige gloed van de lamp zijn gelaatstrekken grotendeels in schaduwen gehuld liet.
‘Rhand,’ zei ze, terwijl ze haar boek neerlegde en bij hem voor het raam ging staan, ‘je moet met iemand praten. Je kunt niet alles binnenhouden.’
‘Ik moet sterk zijn.’
Ze trok aan zijn arm, draaide hem naar zich toe. ‘Mij buitensluiten betekent dat je sterk bent?’
‘Dat doe ik...’
‘Ja, dat doe je wel. Er zijn daarbinnen dingen gaande, achter die Aielse ogen van je. Rhand, denk je dat ik niet meer van je zal houden vanwege de dingen die je hoort?’
‘Het zou je bang maken.’
‘O,’ zei ze, en ze sloeg haar armen over elkaar, ‘dus ik ben een kwetsbaar bloempje?’
Hij deed zijn mond open en zocht naar woorden, net zoals vroeger, toen hij niets meer dan een schaapherder op avontuur was. ‘Min, ik weet dat je sterk bent. Je weet best dat ik dat weet.’
‘Vertrouw er dan op dat ik sterk genoeg ben om te verdragen wat binnen in je zit,’ zei ze. ‘We kunnen niet gewoonweg doen alsof er niets is gebeurd.’ Ze dwong zichzelf door te gaan. ‘De smet heeft zijn sporen op je achtergelaten. Dat weet ik. Maar als je er niet met mij over kunt praten, met wie dan wel?’
Hij streek met zijn hand door zijn haar en wendde zich af, waarna hij begon te ijsberen. ‘Bloedvuur, Min! Als mijn vijanden mijn zwakheden ontdekken, dan zullen ze daar gebruik van maken. Ik voel me blind. Ik ren in het donker over een onbekend pad. Ik weet niet of er gaten in de weg zitten, of dat het hele verdomde ding eindigt bij een ravijn!’
Toen hij langskwam legde ze haar hand op zijn arm en hield hem staande. ‘Vertel.’
‘Je zult denken dat ik gek ben.’
Ze snoof. ‘Ik vind je al een warhoofdige dwaas. Kan het nog veel erger worden?’
Hij keek haar aan, en iets van de spanning trok uit zijn gezicht weg. Hij ging op de rand van het bed zitten en zuchtte zachtjes. Maar het was vooruitgang.
‘Semirhage had gelijk,’ zei Rhand. ‘Ik hoor... dingen. Een stem. De stem van Lews Therin, de Draak. Hij praat tegen me en reageert op de wereld om me heen. Soms probeert hij saidin van me weg te grijpen. En... en soms lukt hem dat. Hij is wild, Min. Krankzinnig. Maar de dingen die hij met de Ene Kracht kan, zijn ongelooflijk.’ Hij staarde voor zich uit. Min huiverde. Licht! Liet hij de stem in zijn hoofd de Ene Kracht hanteren? Wat betekende dat? Dat hij het waanzinnige deel van zijn geest de macht liet overnemen? Hij schudde zijn hoofd. ‘Semirhage beweert dat het gewoon waanzin is, trucs van mijn geest, maar Lews Therin weet dingen die ik niet weet. Dingen over de geschiedenis, over de Ene Kracht. Jij had een visioen van me waarin je twee mensen zag samengaan tot één. Dat betekent dat Lews Therin en ik los van elkaar staan! Twee mensen, Min. Hij is echt.’