Выбрать главу

‘Wat ontzettend... redelijk van je,’ zei Ferane, met een frons op haar leeftijdloze voorhoofd.

‘Dank je,’ zei Egwene. Waren ze bezorgd dat ze haar grenzen had overschreden? Boos omdat ze de Aes Sedai manipuleerde? Kil vastbesloten om haar weer te laten straffen?

Ferane boog zich naar voren. ‘Laten we even zeggen dat wij willen werken aan het herstel van de Toren. Welk pad zou je dan aanbevelen?’

Egwene voelde een vlaag van opwinding. Ze had de afgelopen dagen niets dan tegenslagen gehad. Die domme Groenen! En ze zouden zich zelf ook behoorlijk dom voelen als Egwene eenmaal als Amyrlin was aanvaard.

‘Suana, van de Gele Ajah, zal jullie drie binnenkort uitnodigen voor de maaltijd,’ zei Egwene. Althans, Suana zou die uitnodiging verstrekken zodra Egwene haar daartoe had opgezet. ‘Neem het aanbod aan en gebruik de maaltijd op een openbare plek, misschien in een van de Torentuinen. Laat je in eikaars gezelschap zien. Daarna zal ik proberen een Bruine zuster jullie te laten uitnodigen. Laat andere zusters zien dat jullie omgaan met de overige Ajahs.’

‘Dat is eenvoudig genoeg,’ zei Miyasi. ‘Er is heel weinig inspanning voor nodig, maar de kans op gewin is uitstekend.’

‘We zullen zien,’ zei Ferane. ‘Je mag vertrekken, Egwene.’ Het beviel haar niet om zo te worden weggestuurd, maar er was niets aan te doen. Toch had de vrouw Egwene eerbied betoond door haar naam te gebruiken. Egwene stond op en knikte toen – heel zorgvuldig – naar Ferane. Hoewel Tesan en Miyasi niet sterk reageerden, werden beide paren ogen iets groter. Inmiddels wist iedereen in de Toren dat Egwene nooit een kniks maakte. En schokkend genoeg boog Ferane haar hoofd ook een klein stukje in antwoord op haar gebaar.

‘Mocht je besluiten de Witte te kiezen, Egwene Alveren,’ zei de vrouw, ‘weet dan dat je hier welkom zult zijn. Je logica is opmerkelijk voor zo’n jonge vrouw.’

Egwene verborg een glimlach. Nog maar vier dagen geleden had Bennae Nalsad Egwene zo goed als een plaats aangeboden bij de Bruine, en Egwene stond er nog altijd versteld van hoe vurig Suana haar de Gele had aangeraden. Ze zou bijna van gedachten veranderen, maar dat kwam voornamelijk door haar huidige frustratie met de Groene Ajah. ‘Dank je,’ zei ze. ‘Maar jullie moeten niet vergeten dat de Amyrlin alle Ajahs moet vertegenwoordigen. Ik vond het echter een aangenaam gesprek. Ik hoop dat ik nog eens bij jullie langs mag komen.’

Daarmee trok Egwene zich terug, en ze stond zichzelf een brede glimlach toe terwijl ze naar Feranes potige, krombenige zwaardhand knikte die bij de deur naar het balkon op wacht stond. Haar glimlach hield aan totdat ze het Witte gedeelte van de Toren verliet en Katerine in de gang zag wachten. De Rode zuster was niet een van de twee die eerder die dag aan Egwene waren toegewezen, en in de Toren ging het gerucht dat Elaida steeds vaker op Katerine vertrouwde nu haar Hoedster voor een raadselachtige opdracht was vertrokken. Katerines scherpe gelaat droeg ook een glimlach. Dat was geen goed teken. ‘Hier,’ zei de vrouw, die haar een houten beker met een heldere vloeistof erin aanbood. Het was tijd voor Egwenes middagdosis dolkwortel.

Egwene grimaste, maar ze nam de beker aan en dronk hem leeg. Ze veegde haar mond af met haar zakdoek en liep toen verder door de gang.

‘En waar ga jij naartoe?’ vroeg Katerine.

De zelfingenomenheid van haar toon maakte dat Egwene weifelde. Ze draaide zich fronsend om. ‘Mijn volgende les...’

‘Je krijgt geen lessen meer,’ zei Katerine. ‘Althans, niet van het soort dat je tot nu toe hebt gehad. Iedereen is het erover eens dat je vaardigheid met wevingen indrukwekkend is, voor een Novice.’ Egwene fronste haar voorhoofd. Wilden ze haar weer verheffen tot Aanvaarde? Ze betwijfelde of Elaida haar meer vrijheid zou toestaan, en Egwene was maar zelden in haar vertrekken, dus de extra ruimte deed er niet toe.

‘Nee,’ zei Katerine, die wat speelde met de franje van haar stola. ‘Wat jij moet leren, zo is besloten, is nederigheid. De Amyrlin heeft gehoord over je dwaze weigering om een kniks te maken voor zusters. In haar ogen is dat het laatste symbool van je opstandige aard, en dus krijg je een nieuw soort onderwijs.’

Egwene voelde even angst. ‘Wat voor onderwijs?’ vroeg ze, waarbij ze haar stem gelijkmatig wist te houden.

‘Klusjes,’ antwoordde Katerine.

‘Ik doe al klusjes, net als de Novices.’

‘Je begrijpt me verkeerd,’ zei Katerine. ‘Van nu af aan doe je alleen nog maar klusjes. Je moet je onmiddellijk in de keukens melden; daar ga je elke middag werken. En ’s avonds schrob je vloeren, ’s Morgens meld je je bij de terreinmeester en ga je in de tuinen werken. Dat wordt je leven, diezelfde drie activiteiten, elke dag – vijf uur bij elk ervan – tot je je dwaze trots laat varen en leert een kniks te maken voor je meerderen.’

Het was het einde van Egwenes vrijheid, hoe weinig ze daarvan al had. Katerines ogen straalden van genoegen.

‘Ah, dus je begrijpt het,’ zei Katerine. ‘Geen bezoekjes meer aan zusters in hun vertrekken. Je zult hun tijd niet meer kunnen verspillen met het oefenen van wevingen die je toch al kent. Geen luiheid meer; nu ga je werken. Wat denk je daarvan?’

Het was niet het werk waar Egwene mee zat; ze vond het niet erg om iedere dag taken te verrichten. Het was het gebrek aan contact met andere zusters dat haar de das zou omdoen. Hoe moest ze nu de Witte Toren herstellen? Licht! Dit was een ramp. Ze knarsetandde en dwong haar gevoelens naar de achtergrond. Toen keek ze Katerine in de ogen en zei: ‘Goed. Laten we gaan.’ Katerine knipperde met haar ogen. Kennelijk had ze woede verwacht, of in ieder geval verzet. Maar dit was daar niet de gelegenheid voor. Egwene liep naar de keukens en liet de kwartieren van de Witte zusters achter zich. Ze mocht hun niet laten weten hoe effectief deze straf was.

Ze onderdrukte haar paniek terwijl ze door de brede gangen in het binnenste van de Toren liep, waar lampen in beugels hingen, lang en kronkelend als de koppen van serpenten die vlammetjes opwierpen naar de stenen zoldering. Ze kon dit wel aan. Ze zou ermee om leren gaan. Ze zouden haar niet breken.

Misschien moest ze een paar dagen werken en dan doen alsof ze tot inkeer was gekomen. Moest ze die kniksen maken, zoals Elaida eiste? Het was eigenlijk maar iets kleins. Eén kniks, en ze kon verder met belangrijkere dingen.

Nee, dacht ze. Nee, dat zou er niet het einde van zijn. Ik zou verliezen zodra ik die eerste kniks maakte. Inbinden zou aan Elaida bewijzen dat Egwene gebroken kon worden. Kniksen maken zou een afdaling naar de vernietiging inzetten. Kort daarna besloot Elaida misschien wel dat Egwene beleefdheidsvormen in acht moest gaan nemen tegenover de Aes Sedai. De valse Amyrlin zou Egwene weer aan het werk zetten, in de wetenschap dat het de vorige keer was gelukt. Zou Egwene daarin dan ook buigen? Hoe lang zou het duren voordat alle geloofwaardigheid die ze had opgebouwd zou zijn vergeten, vertrapt op de tegels in de gangen van de Toren? Ze mocht niet buigen. De afranselingen hadden haar gedrag niet veranderd; klusjes doen mocht haar ook niet veranderen.

Drie uur lang in de keukens werken deed haar stemming weinig goed. Laras, de forse Meesteres der Keukens, had Egwene de taak gegeven om een van de ovenachtige haarden te schrobben. Het was vuil, vettig werk, dat haar weinig tijd gaf om na te denken. Niet dat er veel uitwegen uit haar situatie waren.

Egwene ging op haar hurken zitten en veegde met haar arm over haar voorhoofd. Ze zag dat er roet op haar arm terechtkwam. Ze zuchtte door de vochtige doek om haar neus en mond, die zorgde ervoor dat ze niet te veel as zou inademen. Haar adem voelde warm en bedompt tegen haar gezicht, en haar huid was plakkerig van het zweet. De druppels die van haar gezicht vielen waren donker van het roet; door de doek heen rook ze de matte, korstige geur van as die steeds opnieuw was verbrand.