De haard was een groot, vierkant bouwsel van rode bakstenen. Hij was aan beide kanten open en meer dan groot genoeg om in te kruipen, en dat was nu net wat Egwene moest doen. Er bouwden zich donkere korsten op aan de binnenzijde van de schoorsteen, en die moesten eraf worden geschrobd, omdat anders de schoorsteen verstopt raakte of de korsten afbraken en in het eten vielen. Egwene hoorde dat Katerine en Lirene zaten te kletsen en te lachen in de eetkamer buiten. De Roden staken af en toe een hoofd naar binnen om haar gangen na te gaan, maar haar werkelijke opzichter was Laras, die pannen schrobde aan de andere kant van de ruimte. Egwene had zich voor haar taak omgekleed in een werkgewaad. Hoewel dat ooit wit was geweest, was het herhaaldelijk gebruikt door Novices die de haarden moesten schoonmaken, en het roet was diep in de vezels gedrongen. Er zaten grijze vlekken in het weefsel, als schaduwen.
Ze wreef over haar onderrug, ging weer op handen en knieën zitten en kroop verder de haard in. Met een houten schrapertje werkte ze klonters as los uit de naden tussen de bakstenen, veegde ze bij elkaar en gooide ze in koperen emmers, waarvan de randen wit en grijs waren van de as. Haar eerste taak was geweest om alle losse roet te verwijderen en in de emmers te doen. Haar handen waren zo zwart van het werken dat ze bang was dat ze die zelfs met woest schrobben niet meer schoon zou krijgen. Haar knieën deden pijn en leken een vreemd tegenwicht te vormen met haar achterste, dat nog prikte van haar dagelijkse ochtendslaag.
Ze ging door, krabbend met haar schraper over een zwartgeblakerd deel van de bakstenen, bij het licht van de lantaarn die ze in een hoek van de haard had gezet. Ze wilde dolgraag de Ene Kracht gebruiken, maar de Rode zusters buiten zouden het voelen als ze geleidde, en ze had ontdekt dat haar middagdosis dolkwortel ongewoon sterk was geweest, waardoor ze amper meer dan een spoortje kon geleiden. In feite was het zo sterk geweest dat ze er slaperig van was geworden, wat het werk nog zwaarder maakte.
Zou dit dan haar leven zijn? Opgesloten in een haard, schrobbend over bakstenen die niemand zag, weggesloten van de wereld? Ze kon niets tegen Elaida ondernemen als iedereen haar vergat. Ze hoestte zachtjes, en het geluid weerkaatste tegen de binnenwanden van de haard.
Ze had een plan nodig. Haar enige mogelijkheid leek te zijn om de zusters te gebruiken die probeerden de Zwarte Ajah te ontmaskeren. Maar hoe moest ze bij hen komen? Zonder onderwijs van de zusters kon ze niet aan haar Rode oppassers ontkomen door de kwartieren van andere Ajahs te betreden. Zou ze misschien kunnen wegglippen terwijl ze aan het werk was? Als haar afwezigheid werd ontdekt, was ze waarschijnlijk nog slechter af.
Maar ze kon haar leven niet laten overheersen door dit werk! De Laatste Slag kwam eraan, de Herrezen Draak liep vrij rond, en de Amyrlin Zetel zat op handen en knieën en schrobde de haard! Ze knarste met haar tanden en schrobde woest. Het roet was zo lang ingebakken dat het een glanzende zwarte laag op het steen had gevormd. Ze zou het er nooit allemaal af krijgen. Ze moest er alleen voor zorgen dat de stenen zo schoon waren dat er niets zou afbreken. Weerspiegeld in de glanzende laag zag ze een schaduw langs de opening aan de andere kant van de haard komen. Egwene reikte onmiddellijk naar de Bron, maar natuurlijk vond ze niets. Niet nu de dolkwortel haar geest vertroebelde. Maar er was beslist iemand bij de haard, ineengehurkt, geruisloos bewegend...
Egwene pakte de schraper stevig vast en stak langzaam de andere hand omlaag om de borstel te pakken waarmee ze as had opgeveegd. Toen draaide ze zich razendsnel om.
Laras, die in de haard tuurde, verstijfde. De Meesteres der Keukens droeg een groot wit schort, dat ook enkele roetvlekken bevatte. Haar mollige ronde gezicht had een flink aantal winters gezien; haar haren begonnen te grijzen en er zaten lijntjes rond haar ogen. Zoals ze nu voorovergebogen stond, vormden haar hangwangen een tweede, derde en vierde kin, en ze hield de zijkant van de haard met dikke vingers vast.
Egwene ontspande zich. Waarom was ze er zo zeker van geweest dat iemand haar besloop? Het was alleen maar Laras die bij haar kwam kijken. Maar waarom had die vrouw haar zo steels benaderd? Laras keek opzij en kneep haar ogen samen. Toen legde ze haar vinger op haar lippen. Egwene merkte dat ze haar lichaam weer spande. Wat was er aan de hand?
Laras ging achteruit en wenkte Egwene mee. De Meesteres der Keukens was lichtvoetig, en ze liep veel geruislozer dan Egwene voor mogelijk had gehouden. Kokshulpen en afwassers waren lawaaiig aan het werk in andere delen van de keuken, maar er was niemand in zicht. Egwene kroop uit de haard, stak de schraper achter haar riem en veegde haar handen af aan haar gewaad. Ze trok de doek voor haar gezicht weg en ademde zoete, roetloze lucht in. Na een diepe ademteug kreeg ze een strenge blik toegeworpen van Laras, die nogmaals haar vinger tegen haar lippen legde.
Egwene knikte en liep achter Laras aan door de keukens. Even later stonden zij en Egwene in een voorraadkast, waar een zware geur van gedroogd graan en rijpende kaas hing. De tegels gingen hier over in duurzamere bakstenen. Laras duwde een paar zakken opzij en opende toen een deel van de vloer. Het was een houten luik, met een laagje baksteen erop zodat het deel leek uit te maken van de vloer. Daaronder bleek een kleine kamer met rotswanden te liggen, groot genoeg voor één persoon, hoewel een lange man er wat weinig ruimte zou hebben.
‘Wacht hier tot vanavond,’ zei Laras met gedempte stem. ‘Ik kan je nu niet naar buiten smokkelen, nu het in de Toren zo onrustig is als in een kippenhok waar een vos omheen sluipt. Maar vanavond laat gaat het afval naar buiten, en ik zal je verbergen tussen de meisjes die het wegbrengen. Een havenarbeider zal je naar een bootje brengen en je de rivier over zetten. Ik heb een paar vrienden bij de wacht; die zullen een oogje toeknijpen. Als je aan de overkant bent, moet je zelf weten wat je doet. Ik zou maar niet terugkeren naar die dwazen die je tot hun speelpop hebben gemaakt. Zoek een plek om je te verschuilen totdat dit allemaal overwaait, kom dan terug en kijk of degene die de leiding heeft je binnen wil laten. Dat zal waarschijnlijk niet Elaida zijn, zoals de dingen nu gaan...’ Egwene knipperde verbaasd met haar ogen. ‘Nou,’ zei de forse vrouw, ‘naar binnen met je.’
‘Ik...’
‘We hebben geen tijd om te kletsen!’ zei Laras, alsof zij niet degene was die steeds aan het woord was geweest. Ze was duidelijk zenuwachtig, want ze keek steeds om en tikte met haar voet op de vloer. Maar ze had dit soort dingen kennelijk al eerder gedaan. Waarom was een eenvoudige kok in de Witte Toren zo vaardig in geheimzinnig werk, zo handig met een plan om Egwene de versterkte en belegerde stad uit te krijgen? En waarom had ze eigenlijk zo’n schuilplaats in de keuken? Licht! Hoe had ze die gemaakt? ‘Maak je geen zorgen over mij,’ zei Laras, die Egwene aankeek. ‘Ik red me wel. Ik zal alle keukenhulpen weghouden bij de plek waar jij aan het werk was. Die Aes Sedai kijken maar eens in het halfuur een keer bij je, en aangezien ze net nog zijn geweest, zal het wel even duren voor ze weer komen kijken. Als ze dat doen, hou ik me dom en zal iedereen ervan uitgaan dat je de keukens uit bent geslopen. Het duurt niet lang voor we je de stad uit hebben, en niemand zal het weten.’
‘Ja,’ zei Egwene, die eindelijk haar tong vond, ‘maar waarom?’ Ze had aangenomen dat, nadat ze Min en Siuan had geholpen, Laras niet zou staan te springen om nog een vluchteling bij te staan. Laras keek haar aan, en in haar ogen was een vastberadenheid te zien die even hard was als die van een willekeurige Aes Sedai. Egwene had die vrouw beslist onderschat! Wie was ze werkelijk? ‘Ik wil part noch deel hebben aan het breken van de geest van een meisje,’ zei Laras streng. ‘Die afranselingen zijn schandelijk! Domme Aes Sedai. Ik dien al jaren trouw, echt waar, maar nu hebben ze tegen me gezegd dat ik je flink moest afbeulen, voor onbepaalde tijd. Nou, ik zie het heus wel als een meisje niet langer wordt onderwezen, maar wordt onderworpen. En dat pik ik niet, niet in mijn keukens. Het Licht verzenge Elaida omdat ze denkt dat ze zoiets kan doen! Ze mag je terechtstellen of een Novice van je maken, dat maakt me niet uit, maar dat breken is onaanvaardbaar!’ De vrouw zette haar handen in haar zij, waardoor er een wolk meel van haar schort opsteeg. Vreemd genoeg merkte Egwene dat ze het aanbod overwoog. Ze had Siuans aanbod haar te redden afgeslagen, maar als ze nu vluchtte, zou ze terugkeren in het kamp van de opstandelingen nadat ze zichzelf had gered. Dat was veel beter dan gered wórden. Ze kon bij dit alles wegkomen, bij de afranselingen, bij het geestdodende werk. En dan? Moest ze dan van buitenaf toekijken hoe de Toren instortte?