Выбрать главу

‘Je bent een dom kind,’ zei Elaida, die overduidelijk probeerde te doen alsof Egwene geen dreiging was. Ze had beter naar de ogen van de anderen kunnen kijken. Als ze dat had gedaan, had ze de waarheid gezien. ‘Nou, je laat me geen andere keus. Je zult voor me knielen, kind, en om vergiffenis smeken. Nu meteen. Anders veroordeel ik je tot eenzame opsluiting. Is dat wat je wilt? Denk maar niet dat daarmee de afranselingen ophouden. Je krijgt je dagelijkse straf dan ook nog, alleen word je daarna weer je cel in gesmeten. En nu knielen en smeken.’

De Gezetenen keken elkaar aan. Nu kon ze niet meer terug. Egwene wenste dat het niet zover gekomen was, maar het was nu eenmaal zo. Elaida eiste een gevecht.

Het werd tijd dat ze dat kreeg. ‘En als ik niet voor je buig?’ vroeg Egwene, die de vrouw recht in de ogen keek. ‘Wat dan?’

‘Je zult knielen, hoe dan ook,’ gromde Elaida, terwijl ze de Bron omhelsde.

‘Wil je de Kracht op me gebruiken?’ vroeg Egwene rustig. ‘Heb je dat redmiddel nodig? Heb je geen gezag zonder te geleiden?’ Elaida aarzelde. ‘Ik heb het recht om iemand te straffen die geen eerbied toont.’

‘En dus dwing je me te gehoorzamen,’ zei Egwene. ‘Is dat wat je bij iedereen in de Toren gaat doen, Elaida? Een Ajah verzet zich tegen je en wordt opgeheven. Iemand ontstemt je, en je wilt haar het recht ontnemen om Aes Sedai te zijn. Je wilt dat alle zusters voor je buigen.’

‘Onzin!’

‘O ja?’ vroeg Egwene. ‘En heb je ze verteld over je plannen voor een nieuwe gelofte? Dat elke zuster op de Eedstaf moet zweren de Amyrlin te gehoorzamen en te steunen?’

‘Ik...’

‘Ontken het maar,’ zei Egwene. ‘Ontken maar dat je dat hebt gezegd. Staan de Geloften je dat toe?’

Elaida verstijfde. Als ze een Zwarte zuster was, kon ze het ontkennen, Eedstaf of niet. Maar hoe dan ook, Meidani kon staven wat Egwene had gezegd.

‘Het was maar praat,’ zei Elaida. ‘Gewoon speculatie, hardop uitgesproken gedachten.’

‘Er zit vaak waarheid in speculatie,’ zei Egwene. ‘Je hebt de Herrezen Draak in een kist opgesloten; je dreigde net om bij mij hetzelfde te doen, in het bijzijn van al deze getuigen. De mensen noemen hém een tiran, maar jij bent degene die onze wetten vernietigt en regeert middels angst.’

Elaida’s ogen werden groot en haar woede was zichtbaar. Ze leek... geschokt. Alsof ze niet begreep hoe het straffen van een opstandige Novice was omgeslagen in een twistgesprek met een gelijke. Egwene zag dat de vrouw een draadje Lucht begon te weven. Dat moest worden voorkomen. Een mondprop van Lucht zou een einde maken aan de uitwisseling.

‘Ga je gang,’ zei Egwene kalm. ‘Gebruik de Kracht maar om me het zwijgen op te leggen. Zou je als Amyrlin niet in staat moeten zijn een tegenstandster met woorden te overtuigen in plaats van naar geweld te grijpen?’

Vanuit haar ooghoeken zag Egwene dat de tengere Yukiri, van de Grijze Ajah, daarbij knikte.

Elaida’s ogen fonkelden woedend toen ze het draadje Lucht losliet. ‘Ik hoef de uitspraken van een eenvoudige Novice niet te weerleggen,’ snauwde ze. ‘De Amyrlin hoeft geen verantwoording af te leggen aan een meisje zoals jij.’

‘De Amyrlin begrijpt de ingewikkeldste leerstellingen en debatten,’ zei Egwene, citerend uit haar geheugen. ‘Maar uiteindelijk is ze de dienaar van allen, zelfs de laagste arbeider.’ Dat was gezegd door Balladare Arandaille, de eerste Amyrlin die was verheven uit de Bruine Ajah. Ze had die woorden voor haar dood gebruikt in haar laatste geschriften; die waren een verklaring geweest voor haar bewind en voor wat ze had gedaan tijdens de Kavartheense oorlogen. Arandaille had het gevoel gehad dat zodra een crisis voorbij was, een Amyrlin de morele plicht had om haar handelen te verklaren aan het gewone volk.

Shevan, die naast Elaida zat, knikte goedkeurend. Het was een wat vergeten citaat; Egwene was dankbaar voor Siuans onderwijs in de wijsheid van de vroegere Amyrlins. Veel van wat ze had gezegd was uit de geheime geschiedenissen gekomen, maar er waren ook wat dingen bij van vrouwen als Balladare.

‘Wat klets je nu weer voor onzin?’ snauwde Elaida.

‘Wat was je van plan te doen met Rhand Altor als je hem eenmaal gevangen had genomen?’ vroeg Egwene, die de opmerking negeerde.

‘Ik ben niet...’

‘Je geeft mij geen antwoord,’ zei Egwene, knikkend naar de verzameling vrouwen, ‘maar hun. Heb jij je handelen verklaard, Elaida? Wat waren je bedoelingen? Of ben je van plan die vraag te ontwijken, net als de andere die ik heb gesteld?’

Elaida’s gezicht begon rood te worden, maar ze bedaarde met enige inspanning. ‘Ik zou voor zijn veiligheid hebben gewaakt en hem zorgvuldig hebben afgeschermd hier in de Toren, tot het tijd was voor de Laatste Slag. Dan had hij niet het leed en de chaos kunnen aanrichten dat door hem in zoveel naties is ontstaan. Het was het risico waard dat hij boos zou worden.’

‘Zoals de ploeg de aarde breekt, zo zal hij de levens van mensen breken, en alles wat was zal worden verteerd in het vuur van zijn ogen,’ citeerde Egwene. ‘De strijdtrompetten zullen schallen bij zijn voetstappen, de raven zullen zich voeden bij zijn stem, en hij zal een kroon van zwaarden dragen.’ Elaida fronste ontdaan haar voorhoofd.

‘De Karaethon Reeks, Elaida,’ zei Egwene. ‘Toen je Rhand voor zijn “veiligheid” opgesloten hield, had hij toen Illian al ingenomen? Had hij de kroon al gedragen die hij de Zwaardenkroon zou gaan noemen?’

‘Nou, nee.’

‘En hoe dacht je dat hij de Voorspellingen zou moeten vervullen terwijl hij opgesloten zat in de Witte Toren?’ vroeg Egwene. ‘Hoe moest hij aanstichten tot oorlog, zoals hij volgens de Voorspellingen moet doen? Hoe moest hij de naties breken en aan zich binden? Hoe kon hij “zijn volk doden met het zwaard van de vrede” of “de negen manen binden om hem te dienen” als hij opgesloten zat? Zeggen de Voorspellingen dat hij “bevrijd” zal worden? Spreken ze niet over de “chaos van zijn voorbijgaan”? Hoe kan er nu iets gebeuren als hij in ketenen wordt gehouden?’

‘Ik...’

‘Je logica is onthutsend, Elaida,’ zei Egwene kil. Ferane glimlachte sluw; ze dacht waarschijnlijk weer dat Egwene uitstekend bij de Witte Ajah zou passen.

‘Bah,’ zei Elaida. ‘Je stelt zinloze vragen. De Voorspellingen moesten in vervulling gaan, want het kon niet anders.’

‘Dus je wilt zeggen dat je poging om hem te binden voorbestemd was om te falen.’

‘Nee, dat zeg ik niet,’ antwoordde Elaida, die weer kleurde. ‘Maar we zouden ons hier helemaal niet mee bezig moeten houden. Het is niet jouw beslissing. Nee, we zouden het moeten hebben over je opstandelingen, en over wat die met de Witte Toren hebben gedaan!’ Een goede wijziging van onderwerp, een poging om Egwene in de verdediging te dwingen. Elaida was niet geheel onkundig. Alleen maar hooghartig.

‘Ik zie dat ze proberen de kloof tussen ons te dichten,’ zei Egwene. ‘We kunnen niet veranderen wat er is gebeurd. We kunnen niet veranderen wat je Siuan hebt aangedaan, zelfs als degenen die bij me horen een soort Heling vinden voor haar gesuste toestand. We kunnen alleen maar doorgaan en ons best doen om de littekens te laten vervagen. Waar ben jij mee bezig, Elaida? Onderhandelingen weigeren, proberen de Gezetenen te koeioneren zodat ze zich terugtrekken? Andere Ajahs beledigen?’

Doesine, van de Gele Ajah, mompelde zachtjes maar instemmend. Dat trok Elaida’s blik, en ze zweeg even, alsof ze besefte dat ze de leiding over de gedachtewisseling had verloren. ‘Genoeg.’

‘Lafaard,’ zei Egwene. Elaida’s ogen werden groot. ‘Hoe durf je!’

‘Ik durf de waarheid te zeggen, Elaida,’ zei Egwene zacht. ‘Je bent een lafaard en een tiran. Ik zou je ook Duistervriend kunnen noemen, maar ik vermoed dat de Duistere zich misschien zou schamen om met jou in verband te worden gebracht.’