Ze zuchtte, pakte haar wasgoed op en keek – uit gewoonte – na of alles er nog was. Terwijl ze dat deed, werd ze vanaf een van de zijpaden benaderd door een gestalte in het wit. ‘Siuan Sedai?’ Siuan keek fronsend op. De Novice die voor haar stond was een van de merkwaardigste van het kamp. Sharina was bijna zeventig en had het verweerde, gerimpelde gelaat van een grootmoeder. Ze droeg haar haren altijd in een zilverkleurige knot, en hoewel ze met rechte rug liep, lag er een bepaald opvallend gewicht op haar. Ze had zoveel gezien, zoveel gedaan, zoveel jaren beleefd. En anders dan een Aes Sedai had Sharina al die jaren echt geleefd. Werken, kinderen opvoeden, zelfs kinderen begraven.
Ze was sterk in de Kracht. Opmerkelijk sterk; ze zou op een dag beslist de stola dragen, en zodra ze dat deed, zou ze ver boven Siuan staan. Voorlopig maakte Sharina echter een diepe kniks. Ze toonde zich bijna volmaakt eerbiedig. Van alle Novices stond zij bekend als degene die het minst klaagde, de minste problemen veroorzaakte en het ijverigst studeerde. Als Novice begreep zij dingen die de meeste Aes Sedai nooit hadden geleerd, of waren vergeten zodra ze de stola kregen. Ze kon nederig zijn als het moest, wist hoe ze straf moest ondergaan, wist wanneer ze moest leren in plaats van te doen alsof ze iets al wist. Hadden we er nog maar een stuk of vijftig van haar slag, dacht Siuan, en een stuk of vijftig minder Elaida’s en Romanda’s.
‘Ja, kind?’ vroeg Siuan. ‘Wat is er?’
‘Ik zag je die was oppakken, Siuan Sedai,’ zei Sharina. ‘En ik dacht dat ik die misschien voor je zou moeten dragen.’ Siuan aarzelde. ‘Ik zou niet willen dat je je vermoeit.’ Sharina trok een wenkbrauw op in een uitdrukking die een Novice helemaal niet paste. ‘Deze oude armen hebben nog vorig jaar twee keer zo zware ladingen heen en weer gedragen van de rivier, Siuan Sedai, en dat terwijl er de hele weg drie kleinkinderen aan hingen. Ik denk dat ik me wel red.’ Er was iets in haar ogen te zien, een aanwijzing dat haar aanbod niet alles was wat het leek. Die vrouw was vaardig in meer dan alleen Helende wevingen, schijnbaar. Nieuwsgierig liet Siuan de oudere vrouw de mand overnemen. Ze liepen over het pad naar de tenten van de Novices. ‘Vreemd eigenlijk,’ zei Sharina, ‘dat er zoveel onrust kan worden veroorzaakt door zo’n schijnbaar eenvoudige onthulling, vind je ook niet, Siuan Sedai?’
‘Elaida’s ontdekking van het Reizen is een belangrijke onthulling.’
‘Maar toch bij lange na niet zo belangrijk als de onthullingen die volgens zeggen tijdens de vergadering van een paar maanden geleden zijn gekomen, toen die man die kan geleiden op bezoek kwam.
Vreemd dat hierom zo’n toestand ontstaat.’
Siuan schudde haar hoofd. ‘De denkwijze van een menigte is op het eerste gezicht vaak vreemd, Sharina. Iedereen heeft het nog over dat bezoek van de Asha’man, en ze dorsten naar meer. Dus reageren ze opgewonden op een kans om iets nieuws te horen. Zo kunnen de grote onthullingen heel steels komen, maar worden de kleinere met veel onrust ontvangen.’
‘Die beschouwing zou heel nuttig zijn, denk ik.’ Sharina knikte naar een groep Novices die langsliep. ‘Als je onrust zou willen zaaien, in ieder geval.’
‘Wat bedoel je?’ vroeg Siuan terwijl ze haar ogen samenkneep. ‘Ashmanaille heeft zich eerst gemeld bij Lelaine Sedai,’ zei Sharina zacht. ‘Ik heb gehoord dat Lelaine degene was die het nieuws liet uitlekken. Ze sprak er hardop over binnen gehoorsafstand van een familie van Novices terwijl ze de Zaal opriep voor een bijeenkomst. Ze heeft ook een paar keer verzoeken afgewezen om de vergadering te laten Verzegelen tot de Vlam.’
‘Ah,’ zei Siuan. ‘Daarom dus!’
‘Ik geef alleen maar geruchten door, natuurlijk,’ verklaarde Sharina, die in de schaduw van een kromme zwarthoutboom bleef staan. ‘Waarschijnlijk is het maar onzin. Een Aes Sedai van Lelaines status weet toch immers best dat als ze per ongeluk iets zegt waar Novices het kunnen horen, dat al snel bij alle bereidwillige oren aankomt.’
‘En in de Toren zijn alle oren bereidwillig.’
‘Inderdaad, Siuan Sedai,’ beaamde Sharina glimlachend. Lelaine had een chaotische bespreking gewild; ze wilde Novices die meeluisterden, en ze wilde dat elke zuster in het kamp zich in het gesprek mengde. Waarom? En waarom deelde Sharina haar bijzonder on-Noviceachtige mening met haar?
Het antwoord lag voor de hand. Hoe bedreigder de vrouwen in het kamp zich voelden – hoe meer gevaar ze zagen van Elaida – hoe gemakkelijker het voor een ferme hand zou zijn om de zeggenschap op te eisen. Hoewel de zusters nu verontwaardigd waren over het verlies van enkel een goed bewaard geheim, zouden ze weldra het gevaar beseffen dat Siuan al had voorzien. Weldra zou er angst ontstaan. Ongerustheid. Bezorgdheid.
De belegering zou nooit werken nu de Aes Sedai daarbinnen konden Reizen wanneer en waarheen ze maar wilden. Brins leger bij de bruggen had geen zin meer. Behalve als Siuan het mis had, zou Lelaine ervoor zorgen dat alle anderen de implicaties ook begrepen. ‘Ze wil dat we bang zijn,’ zei Siuan. ‘Ze wil een crisis.’ Het was slim.
Siuan had dit moeten zien aankomen. Het feit dat ze dat niet had gedaan – en het feit dat ze geen lucht had gekregen van Lelaines plannen – was ook een belangrijke aanwijzing. Die vrouw vertrouwde Siuan mogelijk niet zozeer als het scheen. Viskuit! Ze keek Sharina aan. De grijsharige vrouw stond geduldig te wachten terwijl Siuan overpeinsde wat ze had onthuld. ‘Waarom heb je me dit verteld?’ vroeg Siuan. ‘Voor zover jij weet, ben ik Lelaines pluimstrijker.’
Sharina trok haar wenkbrauwen op. ‘Alsjeblieft, Siuan Sedai. Deze ogen zijn niet blind, en ze zien een vrouw die heel hard werkt om de vijanden van de Amyrlin bezig te houden.’
‘Best,’ zei Siuan. ‘Maar toch geef je je bloot voor heel weinig beloning.’
‘Weinig beloning?’ vroeg Sharina. ‘Neem me niet kwalijk, Siuan Sedai, maar wat denk je dat mijn lot zal zijn als de Amyrlin niet terugkeert? Het maakt niet uit wat ze nu beweert, we weten allemaal wat Lelaine Sedai werkelijk denkt.’
Siuan weifelde. Hoewel Lelaine nu de rol speelde van Egwenes vrome voorstander, was ze nog niet zo lang geleden even ontstemd geweest als alle anderen over de te oude Novices. Weinigen waren ermee ingenomen als gebruiken veranderden.
Nu de nieuwe Novices waren ingeschreven in het Noviceboek, zou het heel moeilijk worden om ze de Toren uit te zetten. Maar dat betekende nog niet dat de Aes Sedai oudere vrouwen zouden blijven toelaten. Verder bestond er een grote kans dat Lelaine – of wie er ook de Amyrlin Zetel in handen kreeg – iets zou bedenken om de opleiding van de vrouwen die tegen de gebruiken in waren aangenomen te vertragen of verstoren. Daar zou Sharina zeker bij horen. ‘Ik zal de Amyrlin op de hoogte brengen van je handelen hier,’ zei Siuan. ‘Je zult worden beloond.’
‘Mijn beloning zal de terugkeer van Egwene Sedai zijn, Siuan Sedai. Ik bid dat dat snel gebeurt. Ze heeft ons lot aan dat van haar verbonden zodra ze ons binnenhaalde. Na wat ik heb gezien, en wat ik heb gevoeld, ben ik niet van plan met mijn opleiding te stoppen.’ De vrouw tilde de mand omhoog. ‘Ik neem aan dat je deze schoon terug wilt ontvangen?’
‘Ja, dank je.’
‘Ik ben een Novice, Siuan Sedai. Het is mijn plicht en mijn genoegen.’ De oude vrouw maakte een eerbiedige buiging en liep verder over het pad, met een tred die jonger was dan haar jaren. Siuan keek haar na en hield toen een andere Novice staande. Nog een boodschap naar Brin. Gewoon voor de zekerheid. Schiet op, meisje, zei Siuan in gedachten tegen Egwene, kijkend naar de spits van de Witte Toren. Sharina is niet de enige wier lot verbonden is aan het jouwe. Je hebt ons allemaal verstrikt in dat net van je.
19
Openingszetten
Chaos. De hele wereld was een chaos.
Tuon stond op het balkon bij haar gehoorzaal in het paleis van Ebo Dar, met haar handen op haar rug. Op het paleisterrein – met wit geschilderde plaveistenen, zoals zoveel oppervlakken in de stad – oefende een groep Altaraanse wapenlieden in goud en zwart opstellingen onder de waakzame ogen van enkele van haar eigen officiers. Daarachter verrees de stad in witte koepels met kleurige banden en hoge witte spitsen.