‘Als je zo blijft gniffelen, heb je straks een bloedneus,’ zei ze stekelig. ‘Dit zijn jullie regels, niet de mijne. Jullie houden je eraan. Ik probeer ze alleen maar te doorzien.’
‘Mijn heerlijke wetenschapster. Hm. Je noemt de zaken wel bij hun naam. We hebben nooit geprobeerd… Zou je Regel Elf met me willen overtreden, lieve kapitein?’
‘Laat eens zien, welke… O, ja! Zeker wel. Nu? En als we dan toch bezig zijn, laten we dan ook Dertien maar meenemen. Mijn hormonen spelen op. Ik herinner me dat de co-ouder van mijn broer me over dat effect heeft verteld, maar ik geloofde haar toen niet echt. Ze zegt dat je het na de geboorte weer compenseert.’
‘Dertien? Ik had nooit kunnen denken…’
‘Dat komt doordat jij, als Barrayaraan, te veel tijd besteedt aan het volgen van Regel Twee.’
Toen werd de antropologie voor een tijdje vergeten. Maar ze merkte dat ze hem de slappe lach kon bezorgen, later, door op een goed gekozen moment te mompelen: ‘Regel Negen, meneer.’
Het weer veranderde. Er had die ochtend een vleugje winter in de lucht gehangen, een vrieskou die een deel van de planten in de achtertuin van graaf Pjotr had doen verwelken. Cordelia keek vol verwachting uit naar haar eerste echte winter. Vorkosigan beloofde haar sneeuw, bevroren water, iets dat ze maar op twee verkenningstochten had gezien. Voordat het lente is, zal ik een zoon hebben gebaard. Huh. Maar in de middag had de herfstzon uitbundig geschenen en was het warmer geworden. Het platte dak van Huize Vorkosigan boven de voorste vleugel stond die warmte nu weer af rond Cordelia’s enkels terwijl ze er voorzichtig overheen liep, hoewel de lucht haar wangen al deed tintelen van de kou; de stralen van de zon vielen schuin over de horizon van de stad.
‘Goedenavond, jongens,’ zei Cordelia terwijl ze naar de twee bewakers knikte die op deze post op het dak de wacht hielden. Ze knikten terug en de oudste raakte zijn voorhoofd aan in een aarzelend half saluut. ‘Mevrouw.’
Cordelia kwam hier regelmatig kijken naar de zonsondergang. Het uitzicht over de stad was schitterend vanaf dit vier verdiepingen hoge uitkijkpunt. Ze kon een glimp zien van de rivier die de stad in tweeën deelde, achter bomen en gebouwen. Hoewel een groot gat een paar blokken verderop langs haar zichtlijn haar deed vermoeden dat de rivieroevers binnenkort aan het oog onttrokken zouden worden door een nieuw bouwwerk. Het hoogste torentje van Kasteel Vorhartung, waar ze al die plechtigheden in de grafelijke Raadszaal had bijgewoond, stak omhoog vanaf een steile rotswand die uitkeek over het water. Achter Kasteel Vorhartung lagen de oudste delen van de hoofdstad. Ze had dat stuk nog niet gezien, doordat de kronkelige straatjes ter breedte van een paard daar niet geschikt waren voor grondmobielen, maar ze was wel over de vreemde, lage, donkere vlekken in het hart van de stad gevlogen. De nieuwere wijken, die zich glinsterend uitstrekten naar de horizon, voldeden meer aan de galactische normen en lagen rond de moderne transportstelsels gerangschikt. Het leek hier in geen enkel opzicht op Kolonie Bèta. Vorbarr Sultana lag helemaal uitgespreid over het aardoppervlak of klom hemelwaarts, vreemd tweedimensionaal en onbeschut. De steden van Kolonie Bèta doken de diepte in, via schachten en tunnels, vele lagen diep en complex, gezellig en veilig. Kolonie Bèta had eigenlijk geen bouwkunst, alleen binnenhuisarchitectuur. Het was verbazingwekkend wat mensen allemaal konden verzinnen om huizen die een buitenkant hadden een verschillend aanzien te geven.
De bewakers bewogen nerveus en zuchtten toen ze tegen de gemetselde reling geleund ging staan en in de verte keek. Ze vonden het eigenlijk niet prettig als ze dichter dan drie meter bij de rand kwam, hoewel de ruimte maar zes meter breed was. Maar ze zou nu waarschijnlijk al snel kunnen zien hoe Vorkosigans grondmobiel de straat indraaide. Zonsondergangen waren prachtig, maar haar blik was nu naar beneden gericht.
Ze snoof de complexe geuren op van begroeiing, waterdamp en uitstoot van de industrie. Barrayar stond een verbazende hoeveelheid afvallozing in de lucht toe, alsof… Nou ja, de lucht was hier natuurlijk ook gratis. Niemand deed metingen, er waren geen tarieven voor het bewerken en filtreren van de lucht… Beseften deze mensen eigenlijk wel hoe rijk ze waren? Alle lucht die ze maar in konden ademen, ze hoefden er alleen maar de deur voor uit te stappen, en het werd net zo vanzelfsprekend gevonden als bevroren water dat uit de lucht kwam vallen. Ze ademde een keer extra in, alsof ze het op een of andere manier hebzuchtig zou kunnen opslaan, en glimlachte… Een krakende, scherpe dreun in de verte verbrijzelde haar gedachten en deed haar adem stokken. De twee bewakers schrokken op. Je hebt een klap gehoord, nou en? Dat hoeft niet per se iets met Aral te maken te hebben. En, ijzig, het klonk als een sonische granaat. En niet zo’n kleintje ook. Goeie god. Er rees een zuil van rook en stof op uit een ravijn dat een paar blokken verderop in de straat was geslagen, ze kon de bron ervan niet zien… Ze rekte zich uit…
‘Mevrouw.’ De jongste bewaker greep haar bovenarm. ‘Gaat u alstublieft naar binnen.’ Zijn gezicht stond strak en zijn ogen waren groot. De oudere man had zijn hand over zijn oor geslagen en nam informatie in zich op uit zijn comlink… Zij had zo’n toestel niet. ‘Wat zeggen ze?’ vroeg ze.
‘Mevrouw, gaat u alstublieft naar beneden!’ Hij duwde haar naar het luik naar de zolder, vanwaar een trap naar beneden leidde, naar de derde verdieping. ‘Het was vast niets bijzonders,’ zei hij geruststellend terwijl hij haar verder duwde.
‘Het was een sonische granaat klasse vier, waarschijnlijk afgeschoten met een luchtbuis,’ zo verhielp ze zijn stuitende onwetendheid. ‘Tenzij de werper zelfrnoordneigingen had. Heb je er nog nooit zo een af horen gaan?’
Droesjnakovi schoot te voorschijn uit het luik, met een fijn geknepen broodje met boter in haar ene hand en haar bedwelmer in de andere. ‘Mevrouw?’ De bewaker keek opgelucht, schoof Cordelia naar haar toe en liep terug naar de oudere man. Cordelia, die vanbinnen schreeuwde, grijnsde met opeengeklemde kaken en liet zich bewaken terwijl ze gehoorzaam door het luik klom. ‘Wat is er gebeurd?’ siste ze tegen Droesjnakovi. ‘Dat weet ik nog niet. Het rode alarm ging af in de eetzaal in de kelder, en iedereen is naar zijn post gerend,’ zei Droe hijgend. Ze moest zichzelf wel zo ongeveer naar boven hebben geteleporteerd, die zes trappen op.
‘Grr.’ Cordelia vloog de trappen af, verlangend naar een valbuis. Het companeel in de bibliotheek zou zeker bemand zijn… Iemand moest toch een comlink hebben… Ze wervelde de wenteltrap af en stormde over de zwarte en witte tegels.
De commandant van de huisbewaking was inderdaad op zijn post en deelde bevelen uit. De eerste livreibediende van graaf Pjotr stond naast hem zenuwachtig te doen. ‘Ze komen rechtstreeks hierheen,’ zei de man van de KeiVei over zijn schouder. ‘Haal jij die dokter.’ De man in het bruine uniform rende naar buiten.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Cordelia. Haar hart bonkte nu, en dat kwam niet alleen van de spurt naar beneden.
Hij keek naar haar op, wilde iets kalmerends en nietszeggends zeggen en bedacht zich halverwege zijn ademtocht. ‘Iemand heeft een schot gelost op de grondmobiel van de regent. Hij heeft gemist. Ze komen meteen hierheen.’
‘Hoe ruim heeft hij gemist?’
‘Ik weet het niet, mevrouw.’
Dat wist hij waarschijnlijk inderdaad niet. Maar als de grondmobiel nog werkte… Hulpeloos gebaarde ze dat hij weer aan zijn werk moest gaan, en ze draaide zich om en liep terug naar de hal, waar nu een paar mannen van graaf Pjotr stonden die haar niet te dicht bij de deur wilden laten komen. Ze hing over de trapleuning op de derde tree van onderen en beet op haar lip.
‘Denkt u dat luitenant Kodelka bij hem was?’ vroeg Droesjnakovi timide.
‘Waarschijnlijk wel. Dat is hij meestal,’ antwoordde Cordelia afwezig, met haar blik op de deur gevestigd, wachtend, wachtend… Ze hoorde de mobiel aankomen. Een van de mannen van graaf Pjotr deed de huisdeur open. Mannen van de beveiliging zwermden rond de zilveren vorm van het voertuig onder de galerij… God, waar kwamen ze allemaal vandaan? De glanzende lak van de auto was gekrast en beroet, maar niet diep gedeukt; de overkapping van het achterdeel was niet gebarsten, hoewel de voorkant wel beschadigd was. De achterportieren zwaaiden omhoog, en Cordelia rekte zich uit om een glimp op te vangen van Vorkosigan, maar het gezicht werd haar tot gekmakens toe belemmerd door de groene ruggen van de KeiVei-mannen. Ze weken uiteen. Door de opening zag ze luitenant Kodelka zitten. Hij knipperde duizelig met zijn ogen en het bloed droop langs zijn kin; toen werd hij door een bewaker overeind geholpen. Eindelijk verscheen Vorkosigan; hij weigerde zich te laten opjagen en wuifde alle hulp weg. Zelfs de bezorgdste bewakers durfden hem niet aan te raken zonder uitnodiging daartoe. Vorkosigan beende met een grimmig en bleek gezicht naar binnen. Kodelka volgde, ondersteund door zijn stok en een korporaal van de KeiVei, met een meer verwilderde blik in de ogen. Het bloed was afkomstig uit zijn neus. De man van Pjotr gooide de voordeur van Huize Vorkosigan dicht en sloot daarmee driekwart van de chaos buiten.