‘Ik heb de generaal nog nooit ontmoet.’ Dokter Henri leek geïntimideerd bij het vooruitzicht en frunnikte aan de kraag van zijn dagelijks tenue. Als onderzoeker bij het Keizerlijke Militaire Hospitaal had Henri vaak genoeg met hooggeplaatsten te maken om niet onder de indruk te zijn; het moest komen door al die Barrayaraanse geschiedenis die aan Pjotr kleefde.
Pjotr had zijn huidige rang verworven toen hij tweeëntwintig jaar oud was, door tegen de Cetagandanen te vechten in de felle guerrillaoorlog die destijds woedde in het Dendarii-gebergte, dat nu net blauw zichtbaar werd aan de zuidelijke horizon. Een hoge rang was alles wat de toenmalige keizer Dorca Vorbarra hem op dat ogenblik kon geven; van tastbaarder middelen als versterking, voorraden en betaling was geen sprake in dat uur van wanhoop. Twintig jaar later had Pjotr de loop van de Barrayaraanse geschiedenis opnieuw veranderd door ervoor te zorgen dat Ezar Vorbarra aan de macht kwam in de burgeroorlog die keizer Joeri de Dwaze ten val had gebracht. Niet bepaald een doorsneelid van de militaire staf, generaal Pjotr Vorkosigan, welke maatstaven je ook aanhield.
‘Hij is gemakkelijk in de omgang,’ verzekerde Cordelia dokter Henri. ‘Zeg gewoon iets bewonderends over de paarden en stel een paar sturende vragen over de oorlogen, dan kun je je ontspannen en de rest van de tijd luisteren.’
Henri trok zijn wenkbrauwen op en hij zocht op haar gezicht naar een spoor van ironie. Henri was een scherpzinnige man. Cordelia glimlachte vrolijk.
Bothari keek zwijgend naar haar in de spiegel boven zijn controlepaneel, zag Cordelia. Alweer. De sergeant leek vandaag gespannen. De houding van zijn handen en de strakgetrokken spieren in zijn nek verraadden hem. In Bothari’s doffe gele ogen viel nooit iets te lezen; ze lagen diep, te dicht bij elkaar en niet precies even hoog boven zijn scherp afgetekende jukbeenderen en lange smalle kaak. Ongerustheid over het bezoek van de dokter? Begrijpelijk.
Het land onder hen was glooiend, maar werd al snel kreukelig met de ruige heuvels van het merengebied. Daarachter rezen de bergen op, en Cordelia dacht dat ze in de verte een glimp opving van vroege sneeuw op de hoogste pieken. Bothari liet de vlieger over drie opeenvolgende heuvelruggen wippen en daarna weer overhellen om een smal dal in te vliegen. Nog een paar minuten, een duik over een volgende rug, en daar was het lange meer. Een enorme wirwar van uitgebrande vestingwerken vormde een zwarte kroon op een landtong, en daaronder lag een dorpje. Bothari zette de vlieger keurig aan de grond in een cirkel die op het asfalt van de breedste straat van het dorp was geverfd.
Dokter Henri pakte zijn dokterstas. ‘Het onderzoek zal maar een paar minuten duren,’ zei hij geruststellend tegen Cordelia, ‘dan kunnen we verder gaan.’
Dat moetje mij niet vertellen, maar Bothari. Cordelia had het gevoel dat dokter Henri een beetje nerveus werd van Bothari. Hij praatte steeds tegen haar in plaats van tegen de sergeant, alsof zij een soort tolk was die het allemaal zou vertalen in woorden die Bothari zou begrijpen. Bothari was reusachtig, dat was waar, maar door langs hem heen te praten zou hij niet op magische wijze verdwijnen. Bothari nam hen mee naar een klein huisje in een nauwe zijstraat die naar beneden naar het glinsterende water liep. Nadat hij had geklopt, deed een gezette vrouw met grijzend haar de deur open en ze glimlachte. ‘Goedemorgen, sergeant. Kom binnen, alles is klaar. Mevrouw.’ Ze maakte een onhandige reverence voor Cordelia. Cordelia beantwoordde haar groet met een knikje en keek vol interesse om zich heen. ‘Goedemorgen, vrouw Hysopi. Wat ziet uw huis er vandaag keurig uit.’ Het was nauwgezet geschrobd en opgeruimd; als weduwe van een militair wist vrouw Hysopi alles over inspecties. Cordelia nam aan dat de sfeer in het huis van de ingehuurde pleegmoeder gewoonlijk iets ongedwongener was.
‘Uw kleine meid is heel lief geweest vanochtend,’ vertelde vrouw Hysopi de sergeant. ‘Ze heeft haar hele flesje leeggedronken en is net in bad geweest. Deze kant op, dokter. Ik hoop dat alles goed met haar is…’
Ze ging voorop de smalle trap op. Eén slaapkamer was duidelijk van haarzelf; de andere, met een groot raam dat over de daken heen uitzicht bood op het meer, was kortgeleden veranderd in een kinderkamer. Een donkerharige baby met grote bruine ogen lag geluidjes tegen zichzelf te maken in een wieg. ‘Grote meid,’ zei vrouw Hysopi met een glimlach terwijl ze haar oppakte. ‘Zeg je pappie eens gedag, Elena? Snoepje van me.’
Bothari kwam niet verder naar binnen dan tot op de drempel en keek bedachtzaam naar het kind. ‘Haar hoofd is een stuk gegroeid,’ merkte hij na een tijdje op.
‘Dat gebeurt meestal, als ze tussen de drie en vier maanden oud zijn,’ zei vrouw Hysopi instemmend.
Dokter Henri legde zijn instrumenten op het lakentje in de wieg en vrouw Hysopi bracht de baby weer terug en begon haar uit te kleden. De twee begonnen een technisch gesprek over flesvoeding en ontlasting, en Bothari liep rond door het kamertje en keek om zich heen zonder iets aan te raken. Hij zag er vreselijk groot en misplaatst uit tussen de kleurrijke en kleine babyspulletjes, donker en gevaarlijk in zijn bruin-met-zilveren uniform. Zijn hoofd streek langs het schuin aflopende plafond en hij trok zich voorzichtig terug naar de deur. Cordelia hing nieuwsgierig over de schouders van Henri en Hysopi, en keek hoe het kleine meisje lag te kronkelen en pogingen deed zich om te rollen. Baby’s. Binnenkort zou ze er zeil ook een hebben. Als in een reactie op deze gedachte bewoog hij in haar buik. Pjotr Miles was gelukkig nog niet sterk genoeg om zich los te worstelen uit een papieren zak, maar als hij zich in dit tempo bleef ontwikkelen, zouden de laatste paar maanden slapeloos worden. Ze wilde dat ze de oudercursus had gevolgd toen ze nog op Kolonie Bèta was, ook al wilde ze toen nog geen vergunning aanvragen. Maar Barrayaraanse ouders leken het zonder voorbereiding af te kunnen. Vrouw Hysopi had het in de praktijk geleerd en ze had nu drie volwassen kinderen. ‘Verbazingwekkend,’ zei dokter Henri terwijl hij hoofdschuddend zijn bevindingen opschreef. ‘Een volkomen normale ontwikkeling, voor zover ik kan zien. Niets waaruit je ook maar kunt opmaken dat ze uit een kunstmatige baarmoeder komt.’
‘Ik ben ook uit een kunstmatige baarmoeder gekomen,’ merkte Cordelia geamuseerd op. Henri bekeek haar onwillekeurig even van top tot teen, alsof hij plotseling verwachtte dat ze voelsprieten op haar hoofd zou hebben. ‘De Bètaanse praktijk wijst uit dat het er niet zoveel toe doet hoe je hier bent gekomen, maar wel wat er met je gebeurt nadat je bent gearriveerd.’
‘Is dat zo?’ Hij fronste peinzend zijn wenkbrauwen. ‘En u hebt geen genetische afwijkingen?’
‘Dat staat zwart op wit,’ beaamde Cordelia.
‘We hebben deze technologie écht nodig.’ Hij zuchtte en begon zijn spullen weer in te pakken. ‘Ze is in orde, u kunt haar weer aankleden,’ zei hij tegen vrouw Hysopi.
Eindelijk boog de enorme gestalte van Bothari zich over de wieg en keek hij aandachtig naar beneden terwijl hij diepe rimpels tussen zijn ogen trok. Hij raakte de baby maar één keer aan, met een vinger tegen haar wang, en toen wreef hij die vinger en zijn duim tegen elkaar alsof hij de werking van zijn gevoelszenuwen controleerde. Vrouw Hysopi nam hem zijdelings op, maar zei niets.
Terwijl Bothari achterbleef om voor deze maand af te rekenen met vrouw Hysopi, wandelden Cordelia en dokter Henri naar het meer, met Droesjnakovi achter hen aan.
‘Toen die zeventien Escobaraanse baarmoederreplicatoren vanuit het oorlogsgebied aankwamen in het KeiMil,’ zei Henri, ‘was ik eerlijk gezegd ontzet. Waarom zou je die ongewenste foetussen redden, en tegen zulke kosten? Waarom waren ze mij op m’n dak gestuurd? Sinds die tijd ben ik bekeerd, mevrouw. Ik heb zelfs een toepassing bedacht, als bijproduct van de technologie, voor patiënten met brandwonden. Daar werk ik nu aan; de goedkeuring voor het project is pas een week geleden gegeven.’ Zijn ogen schitterden geestdriftig terwijl hij zijn theorie uiteenzette, die, voor zover Cordelia de principes begreep, klopte.