Even later werd ze een douche op de benedenverdieping ingeduwd, samen met Vorkosigan. Hij beefde en kon nauwelijks op zijn benen staan, maar probeerde haar toch te helpen. ‘Was het van je huid af, en blijf wassen. Niet ophouden. Met koud water.’
‘Doe jij dat dan ook. Wat was dat voor troep?’ Ze hoestte weer, in de waterstraal, en ze hielpen elkaar met de zeep.
‘Was je mond ook uit… Soltoxine. Het is vijftien, zestien jaar geleden dat ik die stank voor het laatst heb geroken, maar je vergeet het nooit. Het is een gifgas. Militair. Zou zwaar bewaakt moeten worden. Hoe iemand er in godsnaam aan heeft weten te komen… Verdomde Veiligheidsdienst! Morgen lopen ze vast allemaal door elkaar te rennen als kippen zonder kop, maar dan is het te laat.’ Zijn gezicht was groenig wit onder de stoppels van de nacht.
‘Ik voel me nu niet zo akelig meer,’ zei Cordelia. ‘De misselijkheid wordt minder. Betekent dat dat we niet zoveel hebben binnengekregen?’
‘Nee. Het werkt alleen langzaam. Er is maar heel weinig van nodig om je de das om te doen. Het tast vooral zacht weefsel aan; je longen zullen over een uur gelei zijn, als het tegengif niet snel hier is.’ De groeiende angst die in haar buik, hart en hoofd bonsde, verstikte haar stem. ‘Gaat het door de barrière van de placenta?’ Hij zweeg te lang voordat hij zei: ‘Dat weet ik niet precies. Moeten we de dokter vragen. Ik heb alleen de effecten op jonge mannen gezien.’ Hij kreeg opnieuw een krampachtige hoestbui, die maar niet ophield.
Een van de dienstmeisjes van graaf Pjotr kwam slordig gekleed en geschrokken aanrennen om Cordelia en de verschrikte jonge bewaker die hen had geassisteerd te helpen. Er kwam een andere bewaker binnen om verslag uit te brengen; hij moest zijn stem verheffen om boven het stromende water uit te komen. ‘We hebben de residentie bereikt, meneer. Er zijn een paar mensen onderweg.’ Cordelia’s eigen keel, bronchiën en longen begonnen een vies smakend slijm te produceren, en ze hoestte en spoog. ‘Heeft iemand Droe gezien?’
‘Ik geloof dat ze achter de plegers van de aanslag aan is gegaan, mevrouw.’
‘Dat is haar taak niet. Als er een alarm afgaat, moet ze meteen naar Cordelia rennen,’ gromde Vorkosigan. Het praten maakte hem weer aan het hoesten.
‘Ze was beneden, meneer, toen de aanslag werd gepleegd, met luitenant Kodelka. Ze zijn allebei de achterdeur uitgerend.’
‘Verdomme,’ mompelde Vorkosigan, ‘dat is zijn taak ook niet.’ Zijn moeite werd bestraft met een nieuwe hoestbui. ‘Hebben ze iemand te pakken gekregen?’
‘Ik geloof het wel, meneer. Er was wat tumult achter in de tuin, bij de muur.’
Ze bleven nog een paar minuten onder de douche staan, totdat de bewaker terugkwam. ‘De dokter van de residentie is er, meneer.’ Het dienstmeisje hielp Cordelia in een ochtendjas en Vorkosigan sloeg een handdoek om en gromde naar de bewaker: ‘Ga wat kleren voor me halen, jongen.’ Zijn stem klonk als knarsend grind. Een man van middelbare leeftijd met haar dat rechtop stond, gekleed in een broek, een pyjamajasje en sloffen, was apparatuur aan het uitpakken in de logeerkamer toen ze de douche uit kwamen. Hij pakte een drukvat uit zijn tas en bevestigde er een ademhalingsmasker aan, terwijl hij een blik op Cordelia’s ronde buik wierp en daarna op Vorkosigan.
‘Meneer. Bent u zeker van de aard van het gif?’
‘Helaas wel. Het was soltoxine.’ De dokter boog zijn hoofd. ‘Het spijt me, mevrouw.’
‘Kan het kwaad voor mijn…’ Ze verslikte zich in het slijm.
‘Hou nou maar je mond en geef het haar,’ snauwde Vorkosigan. De dokter bracht het masker aan over haar neus en mond. ‘Diep ademhalen. Adem in… en uit. Blijf uitademen. Adem nu weer in. Vasthouden…’
Het tegengif had een plantaardige smaak, koeler maar bijna net zo misselijkmakend als het gif zelf. Ze kokhalsde, maar er zat niets meer in haar maag dat ze nog uit kon braken. Ze keek over het masker naar Vorkosigan, die naar haar keek, en probeerde geruststellend te glimlachen. Blijkbaar kwam de reactie bij hem nu pas los; hij leek grauwer en zieker te worden bij elke teug die ze inademde. Ze wist zeker dat hij meer had binnengekregen dan zij en duwde het masker weg om te vragen: ‘Ben jij zo langzamerhand niet aan de beurt?’ De dokter duwde het terug en zei: ‘Nog één keer inademen, mevrouw, voor de zekerheid.’ Ze ademde diep in en de dokter bracht het masker aan bij Vorkosigan. Hij leek geen instructies nodig te hebben. ‘Hoeveel tijd is er verstreken sinds de aanslag?’ vroeg de dokter bezorgd.
‘Ik weet het niet precies. Heeft iemand op de tijd gelet? Jij, eh…’ Ze was de naam van de jonge bewaker vergeten.
‘Vijftien tot twintig minuten, geloof ik, mevrouw.’
De dokter ontspande zich enigszins. ‘Dan zou het in orde moeten zijn.
U zult allebei een paar dagen naar het ziekenhuis moeten. Ik zal voor vervoer zorgen. Zijn er nog anderen aan het gif blootgesteld?’ vroeg hij aan de bewaker.
‘Dokter, wacht even.’ Hij had het drukvat en het masker weer ingepakt en was op weg naar de deur. ‘Wat heeft die… soltoxine voor gevolgen voor mijn baby?’
Hij keek haar niet aan. ‘Dat weet niemand. Niemand heeft blootstelling eraan ooit overleefd zonder onmiddellijk een behandeling met tegengif te krijgen.’
Cordelia voelde haar hart bonzen. ‘Maar als je die behandeling’ hebt gehad…’ Zijn medelijdende blik beviel haar niet en ze wendde zich tot Vorkosigan. ‘Is het dan…’ Maar ze slikte haar woorden in toen ze de uitdrukking op zijn gezicht zag, een loodgrijze kleur die van binnenuit werd verlicht door verdriet en een groeiende woede, het gezicht van een vreemde met de ogen van een minnaar, die eindelijk in de hare keken. ‘Vertel het haar,’ fluisterde hij tegen de dokter. ‘Ik kan het niet.’
‘Is het nodig om…’
‘Nu. Dan is het maar achter de rug.’ Zijn stem was schor en sloeg over. ‘Het probleem is het tegengif, mevrouw,’ zei de dokter schoorvoetend. Het is zeer teratogeen. Maakt een eind aan de botontwikkeling bij de groeiende foetus. Uw botten zijn volgroeid, dus u zult er geen last van hebben, afgezien van een vergrote kans op artritisachtige aandoeningen, die behandeld kunnen worden… als en wanneer ze zich voordoen…’ Zijn stem stierf weg terwijl zij haar ogen sloot om hem buiten te sluiten.
‘Ik moet die bewaker in de hal gaan verzorgen,’ vervolgde hij. ‘Ga, ga maar,’ antwoordde Vorkosigan, waarmee hij de man verloste. Hij wurmde zich de deur uit langs de bewaker die Vorkosigans kleren bracht.
Ze deed haar ogen open en Vorkosigan en zij staarden elkaar aan. ‘De uitdrukking op je gezicht…’ fluisterde hij. ‘Er is geen… Huil. Schreeuw! Doe iets!’ Zijn stem werd harder en heser. ‘Haat me dan tenminste!’
‘Ik voel nog niets,’ fluisterde ze terug. ‘Morgen misschien.’ Elke ademhaling brandde in haar keel.
Met een gemompelde vloek trok hij de kleren aan, een dagelijks uniform. ‘Ik kan in elk geval iéts doen.’
Het was het gezicht van de vreemde, dat bezit van het zijne nam. Er echoden woorden met een holle klank door haar geheugen: als de Dood een uniform droeg, zou hij er precies zo uitzien. ‘Waar ga je heen?’
‘Kijken wat Kodelka heeft gevangen.’ Ze liep achter hem aan de deur uit. ‘Jij blijft hier,’ gebood hij.
‘Nee.’
Hij keek dreigend achterom, en ze wuifde zijn lelijke blik met een even woest gebaar weg, alsof ze een aanval met een zwaard afsloeg. ‘Ik ga met je mee.’
‘Kom mee, dan.’ Hij draaide zich schokkerig om en liep in de richting van de trap naar de begane grond, zijn rug kaarsrecht van woede. ‘Je gaat niet iemand voor mijn ogen vermoorden,’ mompelde ze lel, alleen voor zijn oren.
‘O nee?’ fluisterde hij terug. ‘O néé?’ Zijn voetstappen klonken hard, zijn blote voeten sloegen tegen de stenen trap.